Aardrijkskunde Samenvatting Centraal Examen
Domein A1: Vaardigheden
Köppensysteem
Köppen-systeem= aanduiding van type klimaat dmv 2 letters.
Eerste letter: A tm E
A: tropisch klimaat, klimaat met temperaturen die gemiddeld altijd boven de 18 graden liggen
en waar veel neerslag valt
B: droog klimaat met weinig neerslag, vaak kunnen hier geen bomen of planten groeien
C: zeeklimaat, klimaat dat word beïnvloed door zee en zachte winters kent
D: landklimaat, klimaat met extreme temperaturen in de zomer en in de winter, zoals Rusland
E: koud klimaat, wordt ook wel eens polaire klimaat genoemd
Tweede letter: achter A C of D
f: het regent daar het hele jaar door regelmatig
s: sommertrocken, dus droge zomers
w: wintertrocken, droge winters
Tweede letter: achter B
W: woestijn, vaak droog en in jaar valt er tussen de 0 en 200 mm neerslag
S: steppeklimaat, valt tussen 200 en 400 mm neerslag
Tweede letter: achter E
T: toendra, gemiddelde temperatuur in warmste maand tussen 0 en 10 graden ligt
F: permafrost, constant aan het vriezen, ijs blijft liggen
H: hooggebergte, hetzelfde als permafrost maar dan op grote hoogte, bij witte bergtoppen die
je in de Alpen kan spotten
Aardrijkskunde Samenvatting
Aardrijkskunde bestudeert verschijnselen in hun ruimtelijke context.
Wat gebeurt waar en waarom juist daar?
Fysische geografie= natuur centraal
Sociale geografie= mens centraal
~Dimensies
Er zijn verschillende dimensies van waaruit je een verschijnsel kan bestuderen:
1. Fysische dimensie (natuur)
2. Sociaal-culturele dimensie (cultuur, vaak taal en godsdienst)
3. Politieke dimensie (macht, grenzen)
4. Economische dimensie (geld)
~Schaalniveaus
Er zijn verschillenden schaalniveaus waarop je een verschijnsel kan bestuderen
1. Lokaal plaats
2. Regionaal groter gebied, maar kleiner dan een land
3. Nationaal 1 land
4. Continentaal meerdere landen
5. Mondiaal wereld
6. Fluviaal stroomgebied rivier
,Domein B: Wereld
§1.1 De wereld indelen
~Globalisering en global village
Wereld is in korte tijd sterk veranderd -> tijd en afstand zijn nauwelijks belemmering -> mogelijk door
moderne informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Voor de mensen is de wereld een global village
Global village= gebied dat steeds meer met andere gebieden overal ter wereld te maken heeft via allerlei
sociale netwerken
Daarnaast zijn er tussen landen wereldwijd veel economische relaties, zoals handel geldstromen. Maar
landen onderhouden ook politieke en culturele banden met elkaar -> al die sociale, economische, politieke
en culturele relaties namen afgelopen eeuwen toe
Globalisering= het doorgaande proces van politieke, sociale en culturele samenhang tussen bedrijven,
gebieden of landen over de hele wereld, waardoor landgrenzen vervagen. Heet ook wel mondialisering
~De wereld indelen
Globaliseringsindex geeft aan hoe sterk gebieden vervlochten zijn met andere
delen van de wereld. Verschillen hebben te maken met historische
ontwikkelingen en met (vroegere) culturele, politieke, economische en
demografische kenmerken van gebieden
Nederland heeft enorm veel banden met de rest van de wereld
~Cultuurgebieden
Cultuurgebieden= regio met gemeenschappelijke cultuurkenmerken
Bevolking ontwikkelt eigen identiteit. Toch zijn er soms grote verschillen
Als taalverschillen te groot zijn wordt communicatie via een derde taal mogelijk -> lingua franca
Lingua franca= een derde taal die nodig is wanneer verschillende culturele grepen niet direct in hun eigen
taal met elkaar kunnen communiceren
Identiteit= unieke combinatie van culturele kenmerken
~Politiek mozaïek
Manier om wereld in te delen op grond van politieke kenmerken -> kijken naar spreiding van macht
Demografisch gehalte= mate waarin de politieke, economische en sociale macht verdeeld is over de
bevolking van een land
Met democratie-inde meet je demografisch gehalte -> waarde ligt tussen 0 en 10.
Mensenrechten= de rechten waarop ieder mensen aanspraak kan maken, ongeacht herkomst, nationaliteit,
overtuiging, geslacht, wettelijke status of andere kenmerken
~Rijke en arme regio’s
Welvaart tussen en binnen cultuurgebieden verschilt sterk -> bbp(brp)/inw kun je gebruiken om te meten
Bruto binnenlands product per inwoner (bbp/inw)= de totale geldwaarde van alle in een land
geproduceerde goederen en diensten (per jaar) per hoofd van de bevolking
Bruto regionaal product per inwoner (brp/inw)= de totale geldwaarde van alle in een regio geproduceerde
goederen en diensten 9per jaar) per hoofd van de bevolking
Koopkracht= hoeveelheid goederen en diensten die een bevolking kan kopen voor een bepaalde
hoeveelheid geld
Betrouwbaarheid van cijfers over bbp (brp) hangt samen met volgende vragen:
- Wat heeft men meegerekend? (denk aan zelfvoorziening, informele sector)
- Is gelet op de koopkracht? (denk aan prijzen goederen/diensten)
- Is erbinnen een land sprake van grote of kleine regionale en/of sociale ongelijkheid?
Regionale ongelijkheid= verschillen in het ontwikkelingspeil tussen gebieden, die als onrechtvaardig ervaren
worden
, Sociale ongelijkheid= sociale verschillen tussen bevolkingsgroepen, die als onrechtvaardig ervaren worden
Beroepsbevolking= alle personen tussen de 15 en 65 jaar die betaald werk hebben of zoeken
~Dicht- en dunbevolkte regio’s
Per jaar komen er ongeveer 75 miljoen mensen bij in de wereld (1,1% groei)
De bevolkingsspreiding is onregelmatig
In sommige gebieden is bevolkingsdichtheid hoog
Lage bevolkingsdichtheden komen vooor in extreem koude, droge of hooggelegen regio’s
Bevolkingsspreiding= verdeling van de woonplaatsen van inwoners over gebied
Bevolkingsdichtheid= het gemiddelde aantal inwoners per km 2 in een regio
Verstedelijkingsgraad= aandeel van de stedelijke bevolking in de totale bevolking. Heet ook
urbanisatiegraad
Verstedelijkingstempo= de snelheid per jaar waarmee het percentage stadsbewoners toeneemt
Je kunt wereld aan hand van 1 of meerdere kenmerken indelen of regionaliseren
§1.2 Scheidslijnen in Europa
~Eurazië, Europa en Azië?
Tussen Europa en Azië ontbreekt natuurlijke en culturele grens -> brede overgangszone -> meningen
grenslijn verschillen -> voor Koude Oorlog was grens tot IJzeren gordijn
Diffusie= verspreiding van verschijnsel van gebied tot gebied (ruimtelijke diffusie) of binnen
bevolkingsgroepen (sociale diffusie)
~Staatkundige verbrokkeling
Europa is relatief klein en aantal staten is groot
Aantal en grenzen ervan veranderde vaak komt door:
1. Geopolitieke factoren
2. Culturele factoren
3. economische factoren
1. Geopolitiek= machtsverhoudingen tussen landen of gebieden in de wereld
Vb: staatkundige veranderingen in Oost-Europa door kleinere geopolitieke invloed van voormalige Sovjet-
Unie
2. Culturele verschillen hebben invloed op staatkundige stabiliteit in Europa
Wanneer volken weerstand bieden tegen natievormig -> leiden tot regionalisme
Natievorming= het bevorderen van de samenhang in land
Regionalisme= streven naar mate van autonomie (vrijheid), dan wel afscheiding in deel van land door groep
mensen met eigen identiteit
Vb: in 2016 stemde meerderheid van Catalanen voor volledige politieke zelfstandigheid van Catalonië
3. Economische factoren zorgen voortdurend voor nieuwe scheidlijnen
Vb: Referendum Catalonië -> Catalanen veel rijker
~Eenwording en blokvorming
Meer economische en politieke macht en stabiliteit door blokvorming van bijv EU
, Blokvormig= organisatie van landen vooral op economisch en/of politiek gebied
Samenwerkingsverband= groep van landen of organisaties die regelmatig overleg met elkaar hebben
Tegenwoordig bedreigt onenigheid financiële crisis, vluchtelingen en Brexit tot eenwording
Economische blokvorming is krachtiger dan politieke blokvorming
~Krimp in Europa
Europa heeft kleine natuurlijk bevolkingsgroei -> bevindt zich meestal in laatste fase van demografische
transitie
Bevolkingsgroei= de absolute of procentuele toename van aantal bewoners van gebied
Demografische transitie= de overgang van niveau van hoge geboorte- en sterftecijfers naar laag niveau van
geboorte- en sterftecijfers
Demografische transitie begon in West-Europa in 18/19e eeuw.
In enkele Oost-Eruopese landen komt al klein sterfteoverschot voor
Fase 1 - de geboorte- en (schommelende) sterftecijfers zijn hoog
- de natuurlijke groei is traag
Fase 2 - het geboortecijfer blijft hoog
- het sterftecijfer begint te dalen
Fase 3 - ook het geboortecijfer gaat dalen
- de vruchtbaarheid en kindersterfte nemen af
Vruchtbaarheid= gemiddelde aantal kinderen dat vrouw krijgt
Kindersterfte= aantal kinderen dat voor hun 5e verjaardag is overleden (in % of %o)
Fase 4 - geboorte- en sterftecijfers zijn laag
- de bevolkingsgroei stagneert door lage vruchtbaarheid en
- het klein aandeel van jonge vrouwen (15 tot 45 jaar)
Fase 5 - vergrijzing zorgt voor een stijgend sterftecijfer en een laag
- geboortecijfer. Er ontstaat mogelijk een sterfteoverschot
~Demografische druk
Leeftijdsopbouw= samenstelling van bevolking op basis van leeftijd en geslacht
Leeftijdsopbouw in regio is belangrijk demografisch kenmerk
Opbouw wordt meestal afgebeeld in bevolkingsdiagram
Actieve bevolking= mensen tussen 20 en 65 jaar
Niet-actieve bevolking= mensen van 0 tot 20 jaar en mensen die ouder zijn dan 65 jaar
Demografische druk= verhouding tussen productieve leeftijdsgroep en de niet-productieve leeftijdsgroepen
niet actieve bevolking
Demografische druk = x 100%
actieve bevolking
0−19
Groene druk= x 100%
actieve bevolking
¿
Grijze druk= 65+ ¿
actieve bevolking x 100%