De voorgeschreven stof tijdens de master Socialezekerheidsrecht in het jaar op de Radboud Universiteit heb ik samengevat!
De volgende hoofdstukken van het handboek 'Hoofdzaken socialezekerheidsrecht' zijn samengevat:
- H1
- § 3,1 en 3,2
- H4
- H5
- H6
- H11
- § 12.2.3 en 12.3 t/m...
De sociale zekerheid begon zich in Europa te ontwikkelen vanaf de tweede helft van de 19 e
eeuw.
Het Van Dale-woordenboek omschrijft sociale zekerheid als ‘een toestand waarbij voor allen
de bezorgdheid voor gebrek wordt uitgesloten’.
Sociale zekerheid heeft met bestaanszekerheid te maken. De doelstellingen van de sociale
zekerheid kunnen op verschillende manieren worden geduid, variërend van het creëren van
gelijke ontwikkelingskansen voor de mensen, het realiseren van een evenwichtige
inkomensverdeling en het ondersteunen van de arbeidsmarkt en de economie tot het
bevorderen van sociale cohesie, het realiseren van gerechtigdheid, en het geluk van de
samenleving als geheel.
Er wordt ook gewezen op het belang van bepaalde waarden die aan de sociale zekerheid ten
grondslag liggen, bijvoorbeeld de waarde solidariteit. Het gaat erom dat de sterken een
bijdrage leveren aan de bescherming van de zwakkeren. Als leden van een groep onderling
risico’s delen, wordt dat wel aangeduid met de term horizontale solidariteit; de eenzijdige
steun van rijken ten opzichte van armen is een vorm van verticale solidariteit. Sociale
zekerheid is een vorm van gezamenlijk streven; als iemand zijn rijkdom uitsluitend aanwendt
zoor zijn eigen behoeften en niet voor die van anderen, heeft het niets te maken met sociale
zekerheid.
De sociale zekerheid bedient zich van verschillende methoden van inkomensbescherming. Bij
sociale verzekeringen is de verzekering verplicht gesteld en worden de geldbedragen
uitgekeerd in de vorm van uitkeringen. Denk aan werkloosheidsuitkeringen of
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Naast sociale verzekeringen zijn er sociale
voorzieningen. De uitkering wordt verstrekt als men op enig moment aan de wettelijke
voorwaarden voldoet. Als bijvoorbeeld iemands inkomen daalt beneden het sociaal
minimum kan hij een voorziening aanvragen in de vorm van sociale bijstand.
Het stelsel van sociale zekerheid kent een waaier van uitkeringsvormen (prestaties). Ze
komen voor onder verschillende benamingen: pensioenen, toeslagen, aanvullingen,
bijdragen, verstrekkingen, enz.
1
,De meeste uitkeringen zijn in geld, sommige zijn in natura. Voorbeelden daarvan zijn de hulp
die door een huisarts wordt verleend en een operatie in het ziekenhuis. Veel uitkeringen
compenseren inkomensverlies. Andere zijn erop gericht belemmeringen weg te nemen die
de burger ondervindt om (weer) zelfstandig in het bestaan te voorzien, zoals voorzieningen
voor gehandicapten.
Sociale verzekeringen worden uit premies gefinancierd, sociale voorzieningen uit de
algemene middelen. Mengvormen zijn er ook.
1.2 Een werkdefinitie van sociale zekerheid
Het begrip sociale zekerheid verwijst naar regelingen die bescherming bieden bij sociale
risico’s en bij behoeftigheid, en die uitkeringsgerechtigden steun geven bij het vinden van
werk. Traditioneel wordt inkomensbescherming als het primaire doel beschouwd van de
sociale zekerheid. In dit verband wordt ook wel gesproken over de waarborgfunctie.
De waarborgfunctie heeft een dubbele betekenis: minimumbescherming en bescherming
tegen inkomensderving. De AOW is een voorbeeld van het eerste type regeling. De hoogte
van het AOW-pensioen is afgestemd op het sociaal minimum. De WW is een
inkomensdervingsregeling. De uitkering vormt een percentage van het loon dat de
werknemer verdiende voordat hij werkloos werd.
De sociale zekerheid heeft ook een activeringsfunctie. Het gaat erom uitkeringsgerechtigden
te re-integreren; weer terug te brengen naar de arbeidsmarkt. De activering staat niet op
zichzelf maar is gekoppeld aan de verplichting van uitkeringsgerechtigden om zich ter
beschikking te stellen van de arbeidsmarkt en zich in te spannen om snel weer aan het werk
te komen.
De inkomensbescherming dient verband te houden met sociale risico’s of behoeftigheid. De
sociale risico’s zijn gecodificeerd in Conventie nr. 102 van de IAO betreffende
minimumnormen inzake sociale zekerheid. In dit verdrag wordt onderscheid gemaakt tussen
uitkeringen in verband met:
medische zorg;
ziekte;
werkloosheid;
ouderdom;
arbeidsongevallen en beroepsziekten;
gezinslasten;
moederschap;
invaliditeit; en
overlijden.
De behoeftigheid. Kenmerkend voor de sociale bijstand is dat er uitkeringen worden
verstrekt ongeacht de oorzaak van de behoeftigheid. Voorts is kenmerkend dat er geen
voorwaarden zijn gesteld met betrekking tot voorafgaande verzekering of premiebetaling.
De sociale bijstand wordt gefinancierd uit de algemene middelen.
2
,1.3 Recht op sociale zekerheid en overheidsverantwoordelijkheid
Het begrip sociale zekerheid impliceert een bepaalde overheidsverantwoordelijkheid. De
overheid vertegenwoordigt in dit verband de gemeenschap die garant staat voor de
bestaanszekerheid van haar leden.
In ons land verwijst artikel 20 lid 2 van de Grondwet naar de sociale zekerheid. Verder kent
de Grondwet een apart recht op bijstand (art. 20 lid 3 Gw) en een recht op een
gezondheidszorg (art. 22 lid 1 Gw). Deze drie grondrechten worden overkoepeld door het
recht op bestaanszekerheid (art. 20 lid 1 Gw).
De overheid moet erop toezien dat er een stelsel tot stand komt dat ons beschermt tegen de
onzekerheden van het bestaan. Het recht op sociale zekerheid impliceert niet noodzakelijk
een directe verantwoordelijkheid door de overheid, maar wel een eindverantwoordelijkheid
voor de bestaanszekerheid van haar burgers.
1.4 Sociale zekerheid: publiek en privaat
1.4.1 Publieke sociale zekerheid
Socialezekerheidsregelingen geven aanspraak op bepaalde prestaties. Als deze aanspraak
rechtstreeks is gefundeerd op een publiekrechtelijke regeling, is er sprake van publieke
sociale zekerheid.
De oudste publieke tak van de sociale zekerheid is de sociale bijstand. De zorg hiervoor
kwam in 1854 in overheidshanden, zij het dat daaraan nogal een minimale invulling werd
gegeven. Een echt recht op sociale bijstand van overheidswege zoals we dat nu kennen,
werd pas ingevoerd in 1964 met de Algemene bijstandswet (Abw; thans de Participatiewet).
Nadien heeft dit recht een constitutionele verankering gekregen in artikel 20 lid 3 Gw.
De sociale verzekeringen hebben zich ook tot publieke regelingen ontwikkeld. De
achtergrond hiervan lag in de noodzaak om de deelname aan verzekeringen tegen bepaalde
risico’s verplicht te stellen. Burgers zijn niet vrij te beslissen of zij meedoen aan het stelsel
van sociale verzekeringen of daarbuiten willen blijven. Voldoet men aan de betreffende, in
de wet gestelde voorwaarden, dan behoort men van rechtswege tot het stelsel. Enerzijds
komt men dan in aanmerking voor de uitkeringen en andere prestaties. Anderzijds kan het
ook betekenen dat men moet bijdragen aan de financiering van het stelsel.
1.4.2 Private sociale zekerheid
Naast de publieke sociale zekerheid staat de private sociale zekerheid. Hiervan is sprake als
de aanspraak op de desbetreffende prestatie (een uitkering of voorziening) is gebaseerd op
een civielrechtelijke overeenkomst. Zo is er een markt voor allerlei private
‘pensioenproducten’. Banken en particuliere verzekeringsmaatschappen bieden deze
‘producten’ aan voor mensen die een betere dekking willen dan alleen die van de AOW.
3
, Waar historisch gezien sprake is van een ontwikkeling van private naar publieke sociale
zekerheid, zien we vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw een omgekeerde beweging.
Die beweging wordt aangeduid als privatisering van de publieke sociale zekerheid.
Het bekendste voorbeeld is de inkomensvoorziening bij ziekte. Eerst had deze voorziening
voornamelijk een publiekrechtelijk karakter: een zieke werknemer had recht op ziekengeld,
verschuldigd door de uitvoerder van de ZW. Sinds 1996 hebben de werknemers recht op
doorbetaling van loon (bezoldiging) door de werkgever. De verplichting voor de werkgever
vloeit voort uit de arbeidsovereenkomst met de werknemer.
1.4.3 Driepijlerstelsel
In de internationale literatuur is het gebruikelijker om de sociale zekerheid voor te stellen als
een driepijlerstelsel. Hiermee wordt gedoeld op drie afzonderlijke ‘lagen’. De eerste laag
wordt gevormd door het wettelijke socialezekerheidsstelsel. De prestaties hiervan worden
aangevuld door aanspraken die de werknemer heeft ten opzichte van de werkgever. Deze
aanspraken vinden hun grondslag in de (collectieve) arbeidsovereenkomst. Dit is de tweede
laag. De derde laag ten slotte is opgebouwd uit zuiver private voorzieningen die een burger
voor zichzelf kan treffen in de vorm van bijvoorbeeld lijfrentepolissen, spaarregelingen en
aandelenportefeuilles.
De verdeling tussen drie pijlers is relevant voor de rol van de overheid in het stelsel van
sociale bescherming. In de meest zuivere modelmatige benadering is deze rol beperkt tot
het in stand houden en uitvoeren van het wettelijk socialezekerheidsstelsel. De tweede pijler
is dan een zaak van de sociale partners, terwijl de burger bij de derde pijler volledig zijn
eigen boontjes moet doppen. Dit moet wel genuanceerd worden.
1.5 Omvang van de sociale zekerheid
Het belang van de sociale zekerheid is groot. De kosten van de sociale zekerheid belopen
jaarlijks ruim € 150 miljard.
Het grote belang van de sociale zekerheid blijkt verder uit de aantallen mensen die voor hun
inkomen afhankelijk zijn van de sociale zekerheid.
1.6 Ontwikkeling sociale zekerheid
De kerk, het middeleeuwse gildewezen, de grote burgerlijke liefdadigheidsinstellingen van
de 17e en 18e eeuw en de eerste verzekeringsmaatschappijen uit de 19 e eeuw hebben alle op
hun eigen manier een bijdrage geleverd aan het bieden van bestaanszekerheid voor de
mens.
1.6.1 Opbouw en uitbouw
De moderne sociale zekerheid wordt in verband gebracht met de opkomst van de sociale
wetgeving in de tweede helft van de 19 e eeuw. Het gaat om de Armenwet van 1854, die wet
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper esmee-franssen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,89. Je zit daarna nergens aan vast.