Anatomie, fysiologie en pathologie
Blok 5: Psychiatrie
1. Informatie verzamelen, psychiatrisch onderzoek
De student verzamelt informatie over het algemeen psychisch functioneren van een
zorgvrager
Psychiatrisch functioneren in 3 hoofdgroepen:
Cognitieve functies: Het denken; deze functies hebben te maken met kennis, herkenning
van dingen en het vermogen om dingen te onderscheiden
Affectieve functies: Het voelen, bevatten alle kort- of langdurende emoties,
gemoedstoestanden en gevoelens. Tot deze groep behoren ook de somatische klachten en
verschijnselen die in verband staan met of uitingsvormen kunnen zijn van psychische
problemen of stoornissen.
Bijv bij paniekstoornis zweten of trillen, of bij depressie verminderde eetlust.
Conatieve functies: Het willen en doen; psychomotoriek, motivatie en gedrag.
De student heeft kennis van het psychiatrisch onderzoek volgens Hengeveld
De student kan verschillende domeinen waarop je kan observeren noemen
In een psychiatrisch onderzoek worden op samenhangende systematische en consequente
wijze de oorzaken, symptomen, het beloop en de gevolgen van een mogelijke psychiatrische
stoornis bij een patiënt geëvalueerd. Dit onderzoek moet leiden tot een gericht
behandelvoorstel voor een stoornis.
(Concrete voorbeelden: SKIT-lijsten, depressie vragenlijsten, anamnese, hetero-anamnese,
intelligentie testen.)
Hoofdgroepen en subgroepen waar men op kan observeren:
1.Eerste indrukken
- Uiterlijk
- Contact en houding
- Klachtenpresentatie
- Gevoelens en reacties bij de onderzoeker
2.Cognitieve functies
- Bewustzijn, aandacht en oriëntatie
- Geheugen
- Intellectuele functies
- Voorstelling, waarneming en zelfwaarneming
- Denken
3.Affectieve functies
- Stemming en affect (stemming= hoe je je voelt, affect=korte emoties die je laat zien dus
hoe jij je stemming uit)
- Somatische klachten en verschijnselen
,4.Conatieve functies
- Psychomotoriek: uitspreken, mimiek, klanken. Klopt gezichtsuitdrukking en manier van
spreken met het gevoel wat iemand heeft.
- Motivatie en gedrag
5. Persoonlijkheid
- Coping en veerkracht
Psychopathologie: Aandoening van psyche
Diagnostiek:
- Iedereen ervaart iets anders. Er zijn bijv geen bloedtesten die je kan doen.
- Diagnoses afhankelijk van oa eigen visie, en verandering van visie op psychiatrie (bijv
homoseksualiteit)
1. Speciële anamnese hoofdklacht --> anamnese hoe je de ziekte ervaart.
2. Gesprek (anamnese, gericht vragen naar subjectieve ervaringen, denkbeelden en
gevoelens)
3. Hetero-anamnese
4. Biografische anamnese
5. Structuurdiagnose: hoe een psychiatrische ziekte tot stand is gekomen en waarom die
blijft bestaan
4 stappen:
1. Informatieverzameling
2. Classificatie
3. Beschrijvende diagnostiek (PES)
4. Structuurdiagnose
2. Het biopsychosociaal model en ontwikkelingspsychologie
Is in staat het ontstaan van afwijkend gedrag te verklaren vanuit het bio psychosociaal model
Het bio psychosociaal model gaat ervan uit dat het ontstaan, voortbestaan en herstel van
een klacht uitkomsten zijn van een samenspel van biologische, psychologische en sociale
factoren:
1. Biologische factoren (kraeplin):
Geslacht, fysieke ziektes, handicap, aanleg, effecten van medicatie, hormonen,
neurotransmitters, hersenaandoeningen.
2. Psychologische factoren:
Leren/geheugen, overtuigingen, persoonlijkheid, gedragspatronen, emoties, coping skills en
meegemaakt trauma.
Drie verschillende stromingen:
1. Psychodynamisch perspectief
Onbewuste conflicten en motivaties als oorzaken van afwijkend gedrag. (Freud
Psychoanalyse)
(Bijv onbewuste gevoelens, interactie met anderen, hoe kernovertuigingen tot stand komen)
2. Leertheoretische benadering
Al het afwijkende gedrag is aangeleerd. Positieve en negatieve bekrachtiging. Modeling,
, leren door rolmodellen. Operante en klassieke
conditionering.
3. Cognitieve benadering
Afwijkend gedrag komt door verstoord denken.
3. Sociale factoren:
Sociale groep, familie achtergrond, culturele
traditities, sociale/economische status,
opleidingsniveau, rol van maatschappelijke ziekten
als armoede, racisme en langdurige werkeloosheid.
Heeft kennis van het stress-kwetsbaarheidsmodel en kan het ontstaan en voortduren van
afhankelijk gedrag verklaren
Model geeft aan welke factoren een rol spelen bij het uitbreken van een psychische stoornis.
Het model gaat ervan uit dat een individu enerzijds een kwetsbaarheid in zich draagt en dat
anderzijds omgevingsfactoren (stress) een rol speelt. De kwetsbaarheid is de aanleg voor
de stoornis.
(steun, stress, kracht en kwetsbaarheid)
- Factoren die draaglast vergroten (stress
en kwetsbaarheid)
Bijv ziekte, onzekerheid, perfectionisme,
school, omgevingsfactoren
- Factoren die draagkracht vergroten (steun
en kracht)
Bijv positieve gedachten, zelfvertrouwen,
relativeringsvermogen, duidelijke identiteit
Kent het verschil tussen classificeren en
diagnosticeren
Classificeren is het onderbrengen van een individuele patiënt bij een groep op basis van een
aantal gedeelde kenmerken (bijv bipolair of borderline)
Diagnosticeren is het zoveel mogelijk doorgronden van de aard en het ontstaan van een
psychische stoornis waar een individuele patiënt aan lijdt, waarbij men zoveel mogelijk
kenmerken van iemands totale persoon in heden en verleden betrekt. Men probeert als het
ware inzicht te krijgen in de aard en de ontwikkeling van iemands biopsychosociale profiel.