ontwikkelingspsychologie
HOOFDSTUK 1,2 EN 6 T/M 16
Hobé, Anneloes
,Samenvatting Ontwikkelingspsychologie Hoofdstuk 1,2 en 5 t/m 16
Hoofdstuk 1 kennismaken met ontwikkelingspsychologie
Psychologie wil het menselijk gedrag beschrijven en verklaren. Ontwikkeling zien we ook wel
als groei verandering of rijping. Verandering en vooruitgang zijn essentieel voor
ontwikkeling. Ontwikkeling wordt opgevat als een reeks progressieve veranderingen die tot
een hoger niveau van differentiatie en functioneren kan leiden.
- Tot aan kinder- en jeugdjaren
Ontwikkelingsprocessen beschrijven en verklaren gedragsaspecten en
- Rijpingsinvloeden: (crèchekinderen) vaak wel stimulerend, maar vraag om aandacht.
- Omgevingsinvloeden: (kindertehuis) ontbreken van affiniteit en stimulans
Afbakening van jaren:
Babyperiode (0-12 maanden)
o Zolang het nog niet loopt, ontstaan eerste gehechtheidsrelatie.
Peuterperiode (1-4 jaar)
o Taalontwikkeling, beweging, niet samen kunnen spelen, egocentrisme (vanuit
eigen denken en handelen)
Kleuterperiode (4-6 jaar)
o Rijke fantasie, minder egocentrisch, van spelen naar leren
Schoolperiode (6-12 jaar)
o Cognitieve ontwikkeling via nevenactiviteiten in aanraking met
leeftijdsgenoten.
Adolescentie (vanaf 12 jaar) – jeugdjaren
o Begin van de puberteit (ook wel jongvolwassen) relatie met leeftijdsgenoten
is erg belangrijk.
Historie:
Locke en Rousseau verdiepten zich in de kinderziel= behaviorisme= strikte opvoeding,
discipline. Rousseau ging over het gevoel, het kind als actief wezen.
Darwin (1809-1882) deed onderzoek, voor zijn evolutietheorie. Eind 19 e eeuw baby
biografieën. Eerste poging tot het schrijven van ontwikkelingspsychologie.
Wetenschappelijk onderbouwen door middel van experimenten aantonen dat je theorie
klopt. Experimenten doen is het aantonen van verband tussen 2 factoren (bijvoorbeeld ik
ben lang dus ik ben zwaarder) = correlatie.
Alles is meetbaar, psychologie echt niet zo goed, om een eigenschap te meten moeten we
het operationaliseren= zorgen dat het meetbaar wordt. Meting moet betrouwbaar en valide
zijn (altijd hetzelfde antwoord) er zijn een aantal methodes om metingen te verrichten:
1. Observatie; een psycholoog moet zich aan privacyregels houden. Videocamera’s zijn
een geliefd middel, nabootsen van een laboratorium
2. Interview en vragenlijst;
a. Open interview= vragen n.a.v. antwoorden
b. Gestructureerd= vast vorm/reeks vragen
Vragenlijst is het meest efficiënt, maar wel pas te verrichten vanaf een jaar of 8. Anders vaak
door ouders ingevuld (niet objectief).
, Nadelen van ondervragingstechniek
- Taalvaardigheid (het geven van sociaal wenselijk antwoord)
- Formulering (kan suggestief zijn)
Methoden om ontwikkeling te meten:
Dwarsdoorsnede onderzoek: 1 specifiek meetmoment van kinderen van verschillende
leeftijden met elkaar vergelijken.
Nadeel: generatie verschil -> cohort effect specifiek tijdgebonden. Cohort= groep
mensen uit hetzelfde geboortejaar. Kan niks zeggen over de individuele ontwikkeling
Longitudinaal onderzoek: 2 meetmomenten met dezelfde groep kinderen (over een langere
periode), van cohorteffecten is nu geen last.
Nadeel: kostbaar, tijdrovend, verlies van proefpersonen (waardoor het niet
representatief meer is) en ontwikkelingen gaan snel, soms n een periode niet interessant
meer.
Hoofdstuk 2 Ontwikkelingspsychologie theorieën
Is gedrag aangeboren of aangeleerd?
Nature= rijping * instinct * talent * groei
Nurture= lering * opvoeding * vaardigheid * kennis * ervaring
Sigmund Freud (1856-1939) psychoseksuele ontwikkelingstheorie
Es zijn je driften die bevredigd moeten worden, met name op
seksueel gebied
Ich is je ego, driftimpulsen beperken voor gedrag dat
geaccepteerd wordt.
Uber Ich (superego), ons geweten, schuld en schaamtegevoel
zijn hier uitingen van.
Ich is de bemiddelaar.
Ontwikkelingsfasen seksuele energie als basis voor een fase, waarbij elke fase voor een
erogene zone staat.
1. Orale fase (0-1 jaar), Het is, de mond via zuigen en eten en sabbelen. Moeder als
eerste liefdesobject. Fixatie, bijvoorbeeld te kort borstvoeding geven/ te lang.
2. Anale fase (1-3 jaar), de anus als erogene zone, controle over sluitspier, waarbij Ich
zich gaat bemoeien (zindelijkheid). Zelf nog controle willen houden. Fixatie, waarbij
thema schoon/ vies belangrijk is, bijvoorbeeld dwangmatig handen wassen of
smetvrees
3. Fallische fase (3-6 jaar), genitale gebied, peuters en kleuters worden sterk
aangetrokken Door ouder van ander geslacht. Jongens zien vader als rivaal
castratieangst. Kan worden opgelost wanneer jongen zich gaat identificeren met
vader. Oedipuscomplex. Meisjes elektracomplex, het gemis van een penis, jaloers
op vader. Gevolg: morele waarden van ouder worden eigen gemaakt, de Uber-Ich
komt hier tot ontwikkeling.
4. Latentiefase (6-12 jaar) latent= onzichtbaar aanwezig/ sluimerend. Vooral
ontwikkeling op sociaal en cognitief gebied.
5. Genitale fase (na 12 jaar), de genitale zonnen, door verandering van het lichaam
uiting geven aan seksuele verlangens, voorbereiding op volwassenheid.
Freud gaf grote impuls aan het denken over verlangens en hun fase.