Hoofdstuk 1
Gezondheidsvoorlichting is veel meer dan alleen brochures of bijsluiters. Er zijn vele andere
voorbeelden te noemen. Denk aan theatervoorstellingen, maar ook apps of bezoekjes aan
bepaalde drukke plekken zoals een koffiehuis.
De WHO definieert gezondheidsvoorlichting als ‘de combinatie van leerervaringen ontwikkeld
om mensen en gemeenschappen te helpen hun gezondheid te bevorderen’.
Planmatige gezondheidsvoorlichting is een van de belangrijke instrumenten voor
gezondheidsbevordering.
Hoofdstuk 1.2 Gezondheidsbevordering: Doelen, doelgroepen, middelen en begrippen
Doelen van gezondheidsbevordering: er zijn drie aanknopingspunten waar bevordering van
gezond gedrag belangrijk is: primaire preventie, secundaire preventie of vroege opsporing.
Primaire preventie: Primaire preventie richt zich op het voorkomen van een
gezondheidsprobleem of categorie van aandoeningen. Primaire preventie richt zich op het
wegnemen van oorzaken of risicofactoren voor aandoeningen.
Voorbeelden primaire preventie: Voorkomen van hart- en vaatziekten door een stoppen-met-
rokencamapgne, voorkomen voedselvergiftiging voor voorlichting over hygiene in de keuken.
Secundaire preventie: Dit is een vroege opsporing. Hier proberen we bij mensen in een
voorstadium of vroeg stadium van een aandoening te identificeren. Een vroege behandeling kan
dan nodig zijn om erger te voorkomen.
Voorbeelden secundaire preventie: Screening op borstkanker door bevolkingsonderzoek,
baby’s op het consultatiebureau, testen van werknemers op hart- en vaatziekten.
Tertiaire preventie: Richt zich op mensen met een ziekte of handicap. Deze vorm van preventie
begint dus NA de diagnose. Doel hiervan is zo goed mogelijk kunnen leven met de ziekte of
handicap en het beheersen van de ziekte om verdere uitbreiding te voorkomen.
Voorbeelden tertiaire preventie: zelfpreventie zoals training voor bloedsuikercontrole,
therapietrouw (blijven komen naar behandeling zoals deze is bedoeld) en dieetvoorlichting
Doelgroepen en preventie
Er wordt bij gezondheidsbevordering onderscheid gemaakt tussen hoge risicobenadering en
populatiebenadering.
,Hoge risicobenadering: Wordt eerst een risicogroep geïdentificeerd, op basis van bijvoorbeeld
erfelijke eigenschappen. Maar denk hierbij ook aan bijvoorbeeld valpreventie voor ouderen of
sociaal economisch status wordt hierbij meegenomen. Een ander voorbeeld is hiv/AIDS
preventie bij drugsgebruikers.
Populatiebenadering: Hierbij wordt de hele bevolking of een grote doelgroep daaruit benaderd.
Een voorbeeld is Soa Aids of het voedingscentrum.
Bij een hoge risico benadering is het risico dat deze groep risico loopt heel groot, maar de groep
vrij klein. Bij populatie benadering is het juist andersom. Het risico is relatief laag, maar de
prevalentie van mensen die een beperkt risico loopt juist hoog.
Tegenwoordig wordt er vaak onderscheid gemaakt tussen universele, selectieve geïndiceerde
en zorggerelateerde preventie.
Universele preventie: Richt zich op de totale bevolking of grote groepen daarbinnen. Het doel is
om van alle mensen de gezondheid te verbeteren en de kans op ziekte te verminderen.
Universele preventie is dus primaire preventie en heeft een populatiebenadering.
Selectieve preventie: Is gericht op bevolkingsgroepen met een verhoogd risico en heeft als doel
de gezondheid van specifieke risicogroepen te verbeteren. Dit is een hoge
risicobenadering en is secundaire preventie.
Geïndiceerde preventie: Richt zich op individuen die nog geen gediagnosticeerde ziekte
hebben, maar wel beginnende klachten of symptomen. Het doel is om ontstaan van ziekte of
schade te voorkomen. Dit is een hoge risicobenadering en is secundaire preventie.
Zorggerelateerde preventie: Richt op individuen met een ziekte en heeft als doel om ziektelast
te reduceren en comorbiditeit te voorkomen. Het is vergelijkbaar met tertiaire preventie.
Middelen om gezondheidsbevordering te bereiken
Gedrag kan op verschillende manieren worden beïnvloed. Bij interventies wordt vaak aan
voorlichting gedacht, maar het kan op veel verschillende manieren.
Voorlichting: Een van die manieren is natuurlijk wel voorlichting, hierbij proberen we mensen te
motiveren tot, trainen in, helpen bij gezond gedrag.
Voorbeelden voorlichting: SOA uitleg op scholen, voorlichting over gezonde keuzes in de
supermarkt, informatiebrieven om mee te doen aan borstkanker onderzoek
Voorzieningen: Met voorzieningen proberen we gezond gedrag gemakkelijker te maken door
simpelweg objecten of middelen te bieden.
,Voorbeelden voorzieningen: waterzuivering, riolering, fitnessprogramma’s op de werkvloer,
consultatiebureaus voor jonge kinderen.
Regelgeving, controle en sancties: Hiermee wordt geprobeerd gezond gedrag af te dwingen.
Voorbeelden regelgeving, controle en sancties: Voedsel- en warenautoriteit,
arbeidsomstandighedenwet of autogordels verplichten.
Gedrag en omgeving
Bij een probleem zijn veel mensen betrokken. Bij rijden onder invloed bij jongeren bijvoorbeeld,
hierbij is niet alleen de jongere betrokken, maar ook de verschaffer van de alcohol, de politie, de
ouders, de verantwoordelijke voor alternatief vervoer en de politiek. Een interventie gericht op
dit probleem moet -bij voorkeur- gericht zijn op alle betrokkenen.
De doelgroepen zijn op vijf niveaus te onderscheiden:
1. Individueel niveau: De personen die risico lopen, risicogedrag vertonen of patiënten.
2. Interpersoonlijk of groepsniveau: zoals ouders, vrienden, leerkrachten, hulpverleners
3. Organisatieniveau: directeuren van scholen, managers in bedrijven
4. Lokaal niveau: opinieleiders in wijken, redacteuren van lokale kranten
5. Samenlevingsniveau: zoals landelijke politici, ambtenaren of besturen van
vakbondsorganisaties
Het gaat natuurlijk om de eerste doelgroep. Maar alle niveaus hebben effect. Iedereen die in
zekere mate controle heeft over de omgevingscondities is medeverantwoordelijk voor het
ongezonde gedrag van de risicogroep.
Voorbeeld: Kinderen die ongezond eten, zijn de risicogroep (niveau 1, individueel), maar ouders
bepalen wat er op tafel staat (niveau 2, interpersoonlijk), daarom kan de voorlichting op de
ouders gericht worden. Veel mensen eten in de bedrijfskantine, dus het is ook verstandig om
voorlichting te geven aan directeuren of managers (organisatieniveau, 3). Ook worden mensen
beinvloed door wat er in hun omgeving beschikbaar is, bijvoorbeeld de lokale folder (lokaal
niveau 4). Tot slot zitten er in veel producten zout. Daarom zou voorlichting aan producenten
van voedsel ook een goed idee zijn. Dat is landelijk en dus op samenlevingsniveau (niveau 4)
De gezondheidsbevorderaar
GVO: Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding
GB’er: Gezondheidsbevorderaar
, 1.2 Het Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering
Wanneer gezondheidsvoorlichting planmatig en in stappen wordt uitgevoerd, is de kans van
slagen groter. Er zijn daarom verschillende protocollen of planningsmodellen ontwikkelt die de
GB’er kunnen helpen bij het ontwikkelen van interventies.
Dit model is een soort puzzel en dwingt je te kijken naar oorzaken en oplossingen. Hier alvast
de stappen in het kort (komt later meer over).
Stap 1: Analyse van gezondheidsproblemen
Stap 2: Analyse van gedrag
Stap 3: Analyse van determinanten van gedrag
Stap 4: Interventie ontwikkeling
Stap 5: Interventie-implementatie (uitvoering zoals bedoeld) en disseminatie (planmatige
verspreiding of invoering)
Stap 6: Evaluatie
1.3 Valkuilen voor gezondheidsvoorlichting
Het gebruik van Het Model voor Planmatige Gezondheidsvoorlichting en Gedragsverandering
kan heel effectief zijn. Toch gaat het vaak nog eens fout. Dit zijn een aantal veelvoorkomende
valkuilen.
Een niet bestaand probleem: Soms wordt er een interventie ontwikkelt, en blijkt het probleem bij
nader inzien lang niet zo groot of zelfs niet bestaand te zijn.
Het verkeerde gedrag: Soms wordt er verkeerd onderzoek gedaan en wordt er op basis van
verkeerd gedrag een interventie ontwikkelt. In Australië bijvoorbeeld, daar werd aangeraden
een gasfornuis te gebruiken tegen risico op brandwonden. Echter bleek het elektrische
kookplaat stukken beter te werken tegen brandwonden.
De verkeerde gedragsdeterminanten: Sommige determinanten zijn totaal niet relevant voor de
doelgroep waarop je de interventie ontwikkelt. Een interventie voor veiligheid van kinderzitjes
heeft bijvoorbeeld totaal geen zin wanneer dit allang bekend is bij de doelgroep, of zij dit niet
gebruiken.
De verkeerde interventie: De interventie is ontwikkelt is blijkt niet te werken in de praktijk of niet
passend bij de doelgroep. Denk aan schone spuiten voor drugsgebruikers om hiv te voorkomen,
wanneer de drugsgebruikers nauwelijks aan deze schone spuiten kunnen komen, heeft de
interventie dus geen enkele zin. De interventie had gericht moeten zijn op beleidsmakers die dit
kunnen verkrijgen.
De verkeerde implementatie: Dit gebeurt wanneer er bijvoorbeeld alleen mensen van een
bepaalde functie betrokken zijn bij het maken van een interventie. In de praktijk blijkt de