Samenvatting Drama
Hoofdstuk 1
Doel van drama: het verwerven van inzicht in de functie en betekenis van het eigen
dramatisch product en dat van anderen.
Voor drama geldt dat je het vak beter begrijpt als je er mee bezig bent. Drama is een vak
waarbij op ervaringsniveau een aantal sociale en persoonlijkheidsvormende vaardigheden
worden ontwikkeld. Deze vaardigheden zijn er op gericht het opgroeiende kind te laten
functioneren in een sociale omgeving <- reden voor basisonderwijs.
Drama heeft verschillende eigenschappen (als ieder ander kunstvak):
- Dramatische verbeelding. Verbeelding ten dienste van een dramatisch product. Het
gaat hier nog om innerlijke beelden. Verbeelden hangt sterk samen met fantasie en
creativiteit. Binnen de dramales is het van belang dat de verbeelding gebeurt,
geïnspireerd en gevoed door anderen en door de lesstof. Vindt overal plaats.
- Dramatische vormgeving. De wijze waarop het spel wordt gepresenteerd. Bij
reguliere dramalessen worden vormgevingsmiddelen (kostuums, rekwisieten) naar
eigen inzicht toepast. Bij drama als didactisch hulpmiddel is het wel gebruikelijk.
Vormgeven: de wijze waarop een begrip of personage wordt uitgebeeld, dus de
werkvorm en de manier waarop er gespeeld wordt. mise en scene.
- Dramatisch inzicht. Door het dramatisch inzicht te vergroten, krijgt het kind meer
aanknopingspunten om zijn eigen functioneren binnen de dramales in te schatten,
zijn kijk op de werkelijkheid te vernieuwen en zich daardoor verder te ontwikkelen en
verhoogt het spelplezier
- Discussies oproepen. Door middel van richtinggevende vragen discussie oproepen
en binnen die discussie aan meningsvorming doen, om zo tot nieuwe inzichten te
komen.
Drama in het basisonderwijs
1, drama als cultuurgoed
Door aan drama te doen en naar toneelvoorstellingen te gaan ontwikkelt het kind inzicht in
de kunstvorm theater, maar ook zijn eigen smaak met betrekking tot toneelspel en theater.
2. drama als didactisch hulpmiddel voor leerinhouden van andere vakken
Drama wordt in het basisonderwijs ingezet om meer begrip te ontwikkelen voor de meest
uiteenlopende ontwikkelgebieden, zoals taal en rekenen. verwerving van leerstof
3. drama als pedagogisch middel
Het aanleren van een breed scala aan vaardigheden, waaronder de sociaal-emotionele
ontwikkeling. Wanneer je pedagogische doelstellingen formuleert bij een dramales, hebben
die als doel de juiste randvoorwaarden te creëren om vakspecifiek verder te kunnen komen.
Als je werkpunten observeert die de randvoorwaarden voor een effectieve dramales in de
weg staan, formuleer je pedagogische doelen. Zet je drama in met als doel het bevorderen
van de sociale ontwikkeling -> sociale vaardigheidstraining en geen drama.
procesgerichte didactiek model (pd-model).
In het midden staat drie productcomponenten, ze ondersteunen en versterken elkaar:
- materie = de speler, het lichaam met als zijn uitdrukkingsmogelijkheden (mimiek, gebaar,
houding, stem) waarmee de basis spelelementen tot uitdrukking gebracht. Materia is ook het
materiaal wat je inzet, zoals rekwisieten, lampen en decor.
- vorm betreft de basisbegrippen die van belang zijn voor de vorm waarmee de betekenis
van het spel wordt overgebracht. Dit zijn zaken als speelstijlen en speltechnieken. Bepaalde
mimiek of gebaar of dramatische lijn = vormkeuze.
,- betekenis, persoonlijke verbinding die de speler met zijn spelinhoud heeft.
Hier om staan zaken die het proces betreffen:
- werkwijze: de spelvormen en de daarbij behorende specifieke aandachtspunten voor de lln
- beschouwing: je beschouwt andermans werkt kijkt of met meer afstand eigen groepswerk
nabespreekt. Ook reflecteren.
- onderzoek: je onderzoekt een spelvorm, wat de betekenis ervan is voor jou. Onderzoek is
een creatief proces van beschouwen en werkwijzen, het is hoe we leren bij drama.
Tijdens de repetitiefase onderzoek je de toepassing van de spelvormen en de
aandachtspunten die door de leerkracht daarbij zijn opgegeven. Bij het beschouwen
onderzoek je of wat de spelers hebben beoogd ook daadwerkelijk tot uitdrukking is
gekomen. Onderzoek is fundament onder leren bij drama, in het onderzoek vergroot je
tevens de kans creatief te zijn.
Als buitenste ring staat het reflectieproces dat drie gebieden beslaat. Reflectie vindt tijdens
het het hele leren plaats. Reflecteren betreft jezelf, het gaat over je eigen keuzes in het
maakproces als speler en als maket.
De drie gebieden in het reflectieproces zijn:
1. reflectie tijdens, het beschouwen: wanneer je beschouwt kun je het verband leggen naar
je eigen spel en daarvan leren.
2. reflectie tijdens onderzoek: onderzoek is een doorlopend proces tijdens de dramales. Dit
betekent bijvoorbeeld dat je tijdens het repeteren naar jezelf kijk en je bijstuurt op basis van
aandachtspunten.
3. reflectie over de werkwijze: een werkwijze c.q. spelvorm vraagt vaak specifieke kwaliteiten
van je, hoe/waar sta je ten opzichte van de kwaliteiten.
Het pd-model is overzichtelijk en er wordt onderscheid gemaakt tussen product en proces.
MVB-model (uit kennisbasis, van binnen naar buiten)
1. creativiteit staat centraal, om het belang ervan te benaderen drukken, als kloppend hart
voor het leerproces bij drama.
2. materie, vorm en betekenis.
3. vijf componenten:
● presenteren betreft de wijze waarop de speler op de spelvloer de boodschap
overbrengt op het publiek. Docent geeft aandachtspunten.
● spelen, draait het op doen-alsof-spel, spelvaardigheden in de brede zin van het
woord en in al zijn verscheidenheid.
● beschouwen, gaat om het kunnen nadenken over spel van anderen.
● ontwerpen & vormgeven houdt in: iets (ideeën, begrippen, gedachten) kunnen
omzetten in scènes.
● regisseren is vormgeven voor buitenstaanders (publiek) en voor elkaar. Registreren
vanuit het productiegericht drama/theater: met vormgevingsmiddelen als licht,
muziek, kostuum met spelers een theaterproduct kan maken. Registreren bij drama
houdt de pendel in tussen de speltechniek en het spel dat tijdens de repetitiefase
plaatsvindt.
4. kernbegrippen die in de middelste ring staan uitgewerkt:
● productie: dit zegt dat er opbrengst is, werk dat kan worden gepresenteerd. Het
verwijst dus niet naar een theaterproductie.
● reflectie: Er wordt op eigen spel gereflecteerd, kinderen ontwikkelen hierdoor een
gevoel voor eigen vaardigheden en kwaliteiten, Het stuurt het eigen leren aan.
● receptie: open staan, ontvankelijk zijn voor speluitingen. Deze zogenoemde
‘gevoeligheid’ is de start om tot leren te kunnen komen.
Het procesgerichte karakter van drama
Een kind ontwikkelt zich bij drama op de meest ideale manier als het pedagogisch klimaat
veilig is. Je leerproduct bij dit vak is geen opdracht op papier maar is de speler zelf. Dat
vraagt de leerkracht om procesgericht te moeten kunnen denken.
,drie fases:
1. de aftastfase, waarin kinderen wennen aan het vak. Als je zware criteria hanteert, dan
verhoogt dat de speldrempel (spelangst).
2. kennismaken met spelcriteria, zoals verstaanbaarheid, spelrichting of fysieke spelhouding.
belangrijk is dat je in de nabespreking van werk evenwicht houdt in werkpunten en positieve
punten.
3. inzetten op perfect spel. Deze fase gaat in als jij en de kinderen beter willen worden in het
spel, en van daaruit op een natuurlijke wijze bezig gaan met de spelcriteria en het
ontvangen en geven van feedback. De kinderen hebben het eigen gemaakt en je hoeft zelf
niet meer te sturen.
Het gaat bij drama om de kunstvorm theater actief en receptief te leren doorgronden is
drama procesgericht. Toneelproduct is productgericht drama.
Drama is een kunstvak en traint op een natuurlijke manier sociale vaardigheden
(samenwerken, aanwijzingen geven).
Vygotsky’s opvatting dat je van elkaar leert wanneer je met elkaar leert, gaat 100% op bij het
vak drama. De sociaal constructivistische leerstijl kan als volgt worden omschreven: Iedere
speltechniek heeft een aantal aandachtspunten c.q. criteria waaraan het moet voldoen.
Deze worden door jou uitgezet en op 2 manieren door de leerlingen onderzocht:
- praktisch: door te oefenen krijgt het kind op ervaringsniveau begrip van de werkvorm en
zijn positief ten opzichte van de werkvorm.
- cognitief: door te beschouwen ontstaat inzicht in het belang van kennis en
vaardigheidsopbjecten. Jij geeft er met de kinderen taal aan en oordeelt met de kinderen
over het effect dat het op jullie als kijker heeft, wat de beste strategie zou kunnen zijn om dat
effect verder te verbeteren, enzo.
De werkvormspecifieke criteria zou je ‘kleine kennis en vaardigheidsobjecten’ kunnen
noemen (het vast kunnen houden van gezichtsuitdrukking en fysieke houding bij tableaus).
Er zijn ook ‘grote kennis en vaardigheidsobjechten’, inzichten en vaardigheden die
werkvormoverstijgend zijn (verstaanbaarheid, mimieken spelrichting).
Leer je alleen op praktisch niveau dan ben je bezig enkel ervaringen te faciliteren zonder die
verder te laten beklijven. Leer je alleen op cognitief niveau dan zou je college geven over
speltechniek, dit komt niet voor in het basisonderwijs.
Drama op de pabo reden:
- vak te leren geven om inzicht te krijgen in de kenmerken en de begeleidingsaspecten
ervan.
- persoonlijke professionaliteit te vergroten.
informatieoverdracht: drama levert een bijdrage om op persoonlijke wijze invulling te
geven aan het beroep van leerkracht. Je leert jezelf kennen als verteller, speler en
professioneel communicator.
persoonlijke professionaliteit: De beginnende leerkracht achterhaalt welke ervaringen,
opvattingen, normen en waarden zijn handelen sturen en kleuren.
, masker afzetten: je confronteert met jezelf, met je competenties en die waaraan je nog
moet werken.
non-verbaliteit stimuleren: non-verbale communicatie verraadt je ware gevoelens.
Non-verbale communicatie een boodschap afzwakken maar ook je boodschap wordt sterker
als je non-verbaliteit in overeenstemming is met je verbale communicatie. Door met
dramatisch spel bezig te zijn, dat zoek gezamenlijk te bekijken en ook achteraf te bespreken,
krijg je meer inzicht in het effect van non-verbaliteit.
evenwichtig communiceren: wil zeggen dat je leerlingen zo motiveert dat ze zich
uitgedaagd voelen en met inzet aan het werk gaan en het nut van inzien. Het zelfbeeld en
zelfbewustzijn en bewustzijn van je lichaam heeft daar invloed op. Zelfbewustzijn: het besef
een persoonlijk wezen te zijn. Met effectief communiceren wordt ook bedoeld dat je
randvoorwaarden creëert (rust en aandacht) en komt met een helder verhaal.
ervaringsniveau: Binnen de drama les krijg je de ruimte om inzicht in non-verbaliteit en de
positie die je zelf hier inneemt, op ervaringsniveau (door ondervinding) te onderzoeken,
zodat je er spelenderwijs achterkomt waar jouw sterke en minder sterke punten liggen.
Keith Johnstone:
- improvisatie technieken ontwikkeld om spontaniteit te vergroten
- mensen verteltechnieken te leren.
- Door te experimenteren ontdekte hij een non-verbale code die, in ieder geval binnen
improvisaties, haarfijn de motivaties van de spelers blootlegde. Van oogcontact tot aan de
stand van de voeten, alles op het menselijk lichaam kon zo geïnterpreteerd worden dat de
status van de ene persoon ten opzichte van de ander duidelijk werd.
- Keith maakte het mogelijk om de interactie binnen improvisaties te analyseren, maar ook
om non-verbaal gedrag in het dagelijks leven te interpreteren om de bewustwording de
eigen non-verbaliteit tegen het licht te houden en er zo wat van op te steken.
statussignalen: de status die je uitzendt. Lage- en hogestatussignalen.
evenwichtige mens:
geslaagde sociaal-emotionele ontwikkeling, fantasie, creativiteit en zelfvertrouwen.
Kernwoorden drama:
Fantasie/verbeeldingskracht:
- Het aangeboren mechanisme waarmee een kind datgene wat hij ervaart en leert op eigen
wijze verwerkt en tot uitdrukking brengt.
- Fantasie vereist vrijheid van denken, een denken dat losstaat van de kaders en invloeden
die gelden in de wereld van de volwassenen.
- De fantasie van een kind kent geen grenzen en zet de realiteit in perspectief. Drama
stimuleert de fantasie door het kind zelf de bepalende factor in het spel te laten zijn. Dit
gebeurt onder de juist randvoorwaarden. Fantasie stimuleer je door vraagtekens te zetten bij
de werkelijkheid, door uitdagende vragen te stellen en de opdrachten moeten uitdagend zijn.
Creativiteit:
Met een kleine c heeft met betrekking op het dagelijks leven.
Met een grote c heeft betrekking op de uniciteit van bijvoorbeeld kunstenaars en
uitvinders het betreft unieke wereldwijde vernieuwingen.