Filosofie VWO 6 (alle stof GLVM + subdomeinen) door Diede M.
Indeling document: naam denker, daar achter nummers van de bijbehorende eindtermen.
Kolom er onder = kernbegrippen/processen die bij de denker horen. Kolom daar onder =
uitgewerkte informatie m.b.t. de eindtermen. Denkers zijn gesorteerd op basis van de
hoeveelheid eindtermen die er achter hun naam staan, van meeste naar minste.
Marx 22, 23, 28, 29, 43, (60)
Privébezit van productiemiddelen, rol van kapitaal, proletariaat - bourgeoisie,
dehumanisering, vervreemding, ecologische uitputting, financiële verstikking,
“race to the bottom”, verelendung, winstmaximalisatie, vals bewustzijn,
productieverhoudingen die leiden tot onvermijdelijke sociale revolutie,
bovenbouw & onderbouw, klassenstrijd, animal laborans.
De vrije markt leidt niet zoals Smith verwachtte, tot een overvloed voor
iedereen -> deze is slechts beschikbaar voor een kleine elite: de bourgeoisie.
Deze groep mensen worden buitengewoon rijk door het privébezit van
productiemiddelen, de winst die ze maken met het verkopen van producten
houden ze zelf, in plaats van het te verdelen over de mensen die de
producten hebben gemaakt: het proletariaat/de grote arbeidersklasse. De
ontwikkeling van de productieverhoudingen zal volgens Marx onvermijdelijk
moeten leiden tot een sociale revolutie, waarbij het kapitalisme omver wordt
geworpen.
Concurrentie tussen bedrijven zorgt voor een ‘race to the bottom’ waarbij de
lonen van de arbeiders steeds meer omlaaggaan ten bate van de
winstmaximalisatie (het kapitaal heeft als doel zichzelf te vergroten). Hier
treedt verelendung op: niet alleen de lonen gaan omlaag: ook de sociale
omstandigheden van de arbeiders verslechteren.
Door arbeidsdeling is het fabriekswerk eentonig geworden: er treedt
vervreemding en dehumanisering op onder de arbeiders. Het werk wat ze
doen verliest een intrinsieke betekenis. Hierdoor beschouwt de arbeider
werk slechts als een middel om geld te verdienen en niet als een doel op
zich. Wat hieruit volgt is dat men zich op intellectueel niveau niet meer
ontwikkelt, wat slecht is voor de persoonlijke ontwikkeling.
Kapitaal is een doel op zichzelf geworden: het wordt niet slechts als
ruilmiddel beschouwd. Dit betekent dat de arbeider louter wordt behandeld
als een middel om nóg meer winst te maken.
Binnen het kapitalisme staat bescherming van het privébezit centraal: onder
kapitalisme zal de positie van de arbeiders nooit dusdanig verbeteren.
Arbeiders kunnen niks anders dan in opstand komen.
De sociaaleconomische positie van iemand is bepalend voor hun
maatschappelijke bewustzijn + de invloed van de bovenbouw. Bovenbouw =
filosofie, wetenschap, religie (= “opium van het volk”), kunst, media
(ideologieën). Dit zijn allemaal uitdrukkingen van de bestaande
, eigendomsverhoudingen. Dit alles bij elkaar zorgt voor een vals bewustzijn
onder de bevolking, met name onder de arbeidersklasse.
è Voorbeeld: religie wordt gebruikt om het volk in toom te houden: ‘het
leven op aarde is slechts tijdelijk, als je onze wetten nastreeft kom je in
de hemel terecht en is alles er mooi en fijn.’ Zo zal je eerder je bestaan
op aarde accepteren, hoe ellendig dit ook is (bijv.: je werkt onder
erbarmelijke omstandigheden in een fabriek en krijgt net genoeg geld
om je gezin te onderhouden. Je doet in principe niks om je
omstandigheden te verbeteren omdat je je vasthoudt aan het idee dat je
wordt voorgespiegeld: ‘het leven is maar tijdelijk, hierna zal het beter
zijn.’)
Animal Laborans: de mens is een werkend dier.
Marx was van mening dat arbeidskracht nooit verloren kon gaan en als de
mens eenmaal bevrijd zou zijn van de noodzaak om te produceren (na een
sociale revolutie), zou hij zich gaan richten op ‘hogere zaken’ (zich
bezighouden met kunst en cultuur: het lezen van literatuur, kunst of muziek
maken, hobby’s ontwikkelen, etc.).
Hegel 34, 35, 36, 37, 38
Burgerlijke maatschappij (algemeenheid & bijzonderheid), systeem der
behoeften, zedelijkheid, anerkennung, verdubbeling van zelfbewustzijn,
theoretische & praktische vorming door arbeidsproces, an sich & für sich,
systeem der behoeften.
Er is altijd een spanning tussen het individu en de gemeenschap (de andere
individuen) die begint met tegenstellingen. Deze tegenstellingen kunnen
alleen in de burgerlijke maatschappij worden opgeheven, want daar heerst
het systeem der behoeften. Als je de tegenstellingen opheft, krijg je er
zedelijkheid voor terug. Zedelijkheid is de ordening van de collectieve sfeer.
Systeem van behoeften = de vermenigvuldiging van behoeften: behoeften
delen zich op en worden abstracter -> individuen erkennen elkaar als
behoeftig en spelen daarop in (je gaat je in elkaars behoeften voorzien).
è Niet iedereen heeft tijd en zin om voor zichzelf bakker te worden: dus
besluit er iemand bakker te worden om geld te verdienen voor zichzelf,
en anderen in de behoefte aan brood te voldoen.
Je behoeften veranderen: van an sich -> für sich
è An zich zijn je natuurlijke behoeftes en daar word je van bevrijd.
Burgerlijke maatschappij: gemeenschap en de politieke ordening -> mensen
voelen zich ergens onderdeel van.
è Twee grondprincipes van de burgerlijke maatschappij:
- Algemeenheid = verbondenheid met andere individuen (de
gemeenschap)
- Bijzonderheid = het individu zelf