Arbeid hoofdstuk 6
Twee type machtsmiddelen: positie gebonden en persoonsgebonden
Positie gebonden machtsmiddelen – Denk hierbij aan de macht die een leidinggevende over
een werknemer heeft. De bevoegdheden geven deze persoon positie gebonden
machtsmiddelen. Aan een positie kunnen de volgende machtsmiddelen verbonden zijn:
1. Economische middelen, de machthebber heeft de positie om iemand economische
opbrengsten te geven of te ontnemen. Denk aan een promotie of een bonus.
2. Informationele middelen, de leidinggevende kan waardevolle informatie geven of
onthouden. Informatie = kennis & macht. Selectief omgaan met deze informatie heet
manipuleren.
3. Legitimiteit, hiervan is sprake wanneer de invloed van een leidinggevende als
vanzelfsprekend wordt aanvaren, omdat hij in de ogen van zijn ondergeschikte nou
eenmaal het recht heeft om over bepaalde zaken te beslissen. De onderdanige geven
legitieme macht.
Persoonsgebonden machtsmiddelen – middelen die mensen kunnen ontlenen aan hun
persoonlijke kwaliteiten. Zoals:
1. Werk gerelateerde deskundigheid, kennis en vaardigheden die iemand kan inbrengen
2. Relationele deskundigheid, het vermogen van iemand om een goede sfeer te creëren.
3. Samenwerkingsdeskundigheid, het vermogen om overleg met anderen goed te laten
verlopen
4. Aantrekkelijkheid of charisma, het vermogen om anderen te beïnvloeden door
aantrekkingskracht/charisma. Wanneer je bijvoorbeeld als bartender een gratis
drankje geeft aan een knap persoon.
Hoe krijg je als leidinggevende iemand zo ver om iets voor je te doen? Hieronder 4 vormen
van machtsgebruik.
Coöperatief machtsgebruik – hier worden mensen overgehaald om iets te doen door
met hen te overleggen, door het ‘waarom’ en het nut uit te leggen. Hier kunnen
zowel informationele als economische machtsmiddelen worden ingezet.
Confronterend machtsgebruik – hier worden mensen geprest om iets te doen, met
dreigen met vervelende maatregelen
Formeel machtsgebruik – hier wordt erop gewezen dat iemand de organisatie recht
heeft gegeven om aan te geven wat er gedaan moet worden
Inspelen op gevoelens – hier kan iemand een beroep doen op vriendschap of
loyaliteit o.i.d.
Deze 4 vormen van machtsgebruik kunnen in 2 dimensies worden opgedeeld: zakelijk versus
onzakelijk en coöperatief versus competitief.
, Wanneer mensen hun macht aanwenden voor het eigenbelang is er sprake van politiek
gedrag.
Op veel manieren kunnen mensen hun politieke invloed vergroten:
Imago vergroten, zelfvertrouwen uitstralen
Manipuleren met informatie, ongunstige informatie niet doorgeven
Anderen het zwarte schaap maken
Aansluiting/verbinding zoeken
Netwerken
Compromissen sluiten
Regels selectief toepassen
Overige tactieken, ondermijn de expertise van anderen, gebruik dwang, speel
mensen tegen elkaar uit, roddelen, anderen het zware werk laten doen
Politiek gedrag komt vaak voor wanneer er een schaarste aan middelen is, denk bijvoorbeeld
aan een promotie, reorganisatie, prestatiebeoordelingen of het verdelen van een budget.
Distributieve onrechtvaardigheid – wanneer medewerkers het gevoel hebben dat
beloningen niet meer in verhouding staan tot de inspanning die zij moeten leveren en tot de
beloning die anderen krijgen.
Procedurele onrechtvaardigheid – wanneer medewerkers het gevoel hebben dat de
toepassing van regels en procedures en de manier waarop besluiten worden genomen
onrechtvaardig zijn.
Hieronder staat het onderscheid toegelicht tussen leidinggeven aan de gehele organisatie en
leidinggeven aan een organisatorische eenheid (bijvoorbeeld een afdeling, een team of
diensten)
Leidinggeven aan de gehele organisatie
Topmanagers hebben vaak de taak om bezig te zijn met de relatie tussen de organisatie en
haar omgeving. Enerzijds moeten zij kansen en bedreigingen in kaart brengen en anderzijds
moeten zij op de hoogte zijn van de sterktes en de zwaktes van de organisatie. Zij moeten
heldere missies kunnen opstellen, kunnen motiveren en inrichten.
Leidinggeven aan een organisatorische eenheid
Leidinggevende zijn hier verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken.
Werkzaamheden vaststellen, plannen, verdelen en toewijzen, de uitvoering van het werk
stimuleren en ondersteunen en het werk controleren. Dit zijn allemaal de taakgerichte
activiteiten van een leidinggevende. Het bereiken van een goede werksfeer bijvoorbeeld valt
onder relationele activiteiten, zoals interesse tonen en vriendelijk zijn.
Wat maakt iemand een goede leider? Er zijn verschillende invalshoeken bij het
beantwoorden van deze vraag. Persoonskenmerken, de stijl van leidinggeven en de eisen die
een situatie stelt aan het gedrag van de leider.