Samenvatting Psychologie: Gedrag & Veiligheid
Inleiding in de psychologie hoofdstuk 1.5, Albas
Volgens Watson moet de psychologie de introspectieve methode, alleen beschrijven en verklaren,
niet meer toepassen. Het bewust zijn is een black box waar we geen toegang tot hebben. Het gedrag
is wel goed te bestuderen.
Psychologen moeten zich, volgens Watson, richten op directe observaties van het menselijke gedrag
die door anderen herhaald en geverifieerd kunnen worden. Dit heeft geleid tot:
- Gedragsbenadering: Het doel is om te komen tot een beschrijving, verklaring en voorspelling
van het menselijke gedrag.
- Behaviorisme: vooral geïnteresseerd in de manier waarop mensen leren van ervaringen.
De wet van effect: Thorndike zette een experiment op waarbij kippen steeds minder toevallige
handelingen die niets opleverden in het gedrag lieten zien, en dat toevallige handelingen die wel wat
opleverde (voedsel) steeds meer vertoond werd. Later bleek ook dat bij mensen dit effect tot leren
leidt.
Freud kwam tot de conclusie dat patiënten met psychische stoornissen, de stoornissen het gevolg
waren van traumatische ervaringen in de kindertijd die uit hun bewustzijn hadden verdrongen. Het
oproepen en verwerken van die ervaringen was noodzakelijk om de patiënten te genezen. Het
probleem was daarbij dat die ervaringen niet meer toegankelijk waren en de patiënten daardoor er
niks over konden vertellen.
De vrije associatie: Is een methode dat de patiënt aanmoedigt om zijn gedachten en gevoelens vrij te
uiten en alles op te noemen wat hem op dat moment voor de geest kwam. Ook werkte Freud met
droominterpretatie.
Daarbij kwam er een conflict naar boven, tussen het bewuste deel van de geest, dat de ervaringen
onder ogen wil zien, en het onbewuste deel van de geest die pijn van deze ervaringen wilt vermijden.
Op grond van zijn ervaringen heeft Freud de psychoanalytische theorie over de menselijke geest
opgesteld. Hierdoor was er sprake van terugkeer van de aandacht voor mentale processen in
psychologie.
Kritiek op psychoanalytische theorie:
- Gebruik van introspectie, methode is erg subjectief, uitleg van dromen en betekenis van
gedachten is niet eenduidig. De ene psychoanalyticus zal andere betekenissen en duidingen
geven over een droom dan de andere psychoanalyticus.
- Er is gebleken dat lang niet alle psychische stoornissen het gevolg zijn van traumatische
ervaringen in de vroege kindertijd.
De verklaringen die voor het agressieve gedrag wordt gegeven, zijn ruw weg te verdelen in drie
categorieën:
- Een biologische verklaring
- Een omgevings(sociale)verklaring
- Een biosociale verklaring
,Biologische verklaring van gedrag:
- Hormoonproductie:
Verstoringen in de hormoonproductie kunnen eveneens tot gedragsafwijkingen leiden. Zo is
geconstateerd dat agressie samenhangt met een verhoogd testosteronniveau.
Neurotransmitters: Meer dan 50 verschillende soorten, die allemaal een specifieke rol spelen in de
informatieoverdracht. Om die overdracht op de juiste manier te laten verlopen zijn er weer andere
stoffen die deze neurotransmitters activeren of juist afremmen.
- Centrale zenuwstelsel (storingen, afwijkingen, beschadigingen):
De hersenen en het ruggenmerg. Storingen kunnen optreden door beschadigingen of afwijkingen in
de hersenen. Zo is gebleken dat beschadigingen in de frontale hersenen agressief gedrag kunnen
oproepen. Depressieve mensen hebben afwijkingen in de frontale hersenen. Door een ongeval, een
bloeding of ouderdom kan een verminderd functioneren in de hersenen ontstaan.
- Erfelijke invloed:
Van de ene op de andere generatie worden eigenschappen overgedragen. Agressieve kinderen
hebben vaak agressieve ouders bijvoorbeeld.
Omgevings(sociale)verklaringen:
Wordt er gewezen op zaken als de gezinssituatie en de opvoeding, de buurt waarin de kinderen zijn
opgegroeid en de invloed van vrienden waarmee zij veel optrekken. Als de aandacht op deze zaken is
gericht, probeert de psycholoog te achterhalen of het gedrag te maken heeft met
omgevingsfactoren. Kinderen die te maken hebben gehad met een gewelddadige opvoeding, maken
later zelf ook meer gebruik van geweld om hun zin te krijgen.
Jongens tussen de 14 en 20 laten zich makkelijk beïnvloeden door hun sociale omgeving, zoals de
vriendengroep. Als in zo’n groep vandalisme en geweld ‘normaal’ is, zal het gedrag door nieuwe
groepsleden snel opgenomen worden. Wie immers niet meedoet, valt buiten de boot.
Socialisatie: De pogingen van de sociale omgeving om een persoon zover te krijgen dat hij de
geldende oordelen, opvattingen en gedragingen overneemt.
Plaatselijke cultuur: Heeft ook veel invloed op een groepsgedrag. De oordelen, opvattingen en
gedragingen die in groepen gelden, zijn niet op een willekeurige wijze tot stand gekomen. ‘Doe maar
gewoon, dan doe je al gek genoeg’.
Nature-nurture debat: De discussie over de vraag in welke mate biologische of omgevingsfactoren
van invloed zijn op het menselijke gedrag.
- Nature: De ontwikkeling van mensen is grotendeels afhankelijk van erfelijk/biologische
factoren.
- Nurture: De ontwikkeling van mensen worden grotendeels bepaald door de omgeving waarin
ze leven en de opvoeding die ze krijgen.
Nature kan je pas meten wanneer nurture al effect heeft gehad.
Biosociale verklaringen voor gedrag:
- Biologische oorzaken
- Biosociale oorzaken
- Omgevings(sociale) oorzaken
Oorzaken van gedrag
, Hierin wordt uitgegaan dat beide genoemde invloeden (biologische en omgevingsinvloeden) actief
door de persoon worden verwerkt. De uitkomst van die verwerking bepaalt uiteindelijk hoe iemand
de omringde wereld interpreteert en daarmee vervolgens omgaat.
Ons feilbare denken hoofdstuk 1, Kahneman
Intuïtief denken/ Systeem 1: eerste indruk. Gevoel dat vanzelf naar boven komt, zonder dat je je
hoeft te concentreren. Het was niet je plan om zo te denken. Werkt automatisch en snel, met weinig
of geen inspanning en geen gevoel van controle. Vergt enige aandacht voor de relevante stimulus.
Langzaam denken/ Systeem 2: Het proces is een mentale taak; weloverwogen, inspannend en
ordelijk. Niet alleen in de hersenen maar ook in het lichaam. De werking van systeem 2 wordt vaak
gekoppeld aan de subjectieve ervaring van handelingsvermogen, keuze en concentratie.
De sterk verschillende processen van systeem 2 hebben één ding gemeen: ze vereisen aandacht en
worden onderbroken als onze aandacht wordt verlegd.
Systeem 2 heeft het vermogen om de manier waarop Systeem 1 werkt te veranderen door de
normaal gesproken automatische functies van aandacht en geheugen te ‘programmeren’.
De beeldspraak van ‘aandacht besteden’ is treffend: u besteedt een bepaald deel van alle aandacht
die u in totaal aan activiteiten kunt schenken en als u dit ‘budget’ overschrijdt, raakt u in de
problemen. Kenmerkend voor aandacht vragende activiteiten is dat ze elkaar kunnen hinderen - wat
ook de reden is dat het moeilijk is om verscheidene van dergelijke activiteiten tegelijkertijd uit te
voeren.
Door je intensief op een taak te concentreren heb je geen oog meer voor andere zaken, zelfs niet
voor zaken die je anders direct zouden opvallen.
Twee belangrijke aspecten voor onze hersenen (gorilla onderzoek): We kunnen een blinde vlek
hebben voor opvallende zaken, maar zijn ons ook niet altijd bewust van onze eigen blinde vlekken.
Systeem 1 genereert voortdurend suggesties voor Systeem 2: indrukken, ingevingen, intenties en
gevoelens. Indien ze door Systeem 2 worden opgepikt, veranderen indrukken en ingevingen in
overtuigingen. Impulsen veranderen in vrijwillig ondernomen handelingen. Als alles soepeltjes
verloopt, wat meestal het geval is, pikt Systeem 2 de suggesties van Systeem 1 op met weinig of geen
aanpassingen. Als Systeem 1 in de problemen raakt, wordt Systeem 2 ingeschakeld.
Het meeste van wat u (uw Systeem 2) denkt en doet, vindt zijn oorsprong in Systeem 1, maar
Systeem 2 neemt de zaken over wanneer een en ander ingewikkeld wordt en heeft meestal het
laatste woord. De scheiding tussen de taken van beide systemen is uitermate efficiënt: te leveren
inspanningen worden geminimaliseerd en de prestaties geoptimaliseerd.
Systeem 1 kent wel vooringenomenheden, biases: Systemische fouten die worden gemaakt in
specifieke situaties. Ook kan Systeem 1 niet worden uitgeschakeld.
Een van de taken van Systeem 2 is om de impulsen van Systeem 1 te onderdrukken. Met andere
woorden, Systeem 2 is verantwoordelijk voor onze zelfbeheersing.
Gedachte-illusies zijn cognitieve illusies.