Eindtermen Het Goede Leven en de Vrije Markt
HOOFDSTUK 1 DE VRIJE MARKT EN HET GOEDE LEVEN IN MEERVOUD: DE VIJF DIMENSIES
Eindterm 4
De kandidaten kunnen de vraag naar het goede leven relateren aan de vraag wat het betekent dat de mens
‘zich tot zichzelf-in-de-wereld verhoudt’. Hierover kunnen zij een beargumenteerd standpunt innemen aan de
hand van:
- Socrates’ opvatting dat het niet onderzochte leven niet de moeite van het leven waard is;
- Het verschil tussen mensen en dieren volgens Cassirer;
- Nietzsches opvatting van de mens als ‘niet-vastgesteld dier’.
De mens reflecteert zichzelf tot de wereld, de natuur, de geschiedenis etc. Door te reflecteren kun je bepalen
of je je leven goed of slecht vind.
➢ Socrates zegt als je niet kritisch kan kijken naar je eigen leven kun je geen nieuwe perspectieven
ontwikkelen. Zonder deze zelfreflectie kun je ook niet weten wat een goed of slecht leven is. Mensen
onderscheiden zich van dieren door rationeel te denken, als je deze ratio niet gebruikt leef je geen
menswaardig leven.
➢ Cassirer vind het kenmerkend aan mensen dat ze het reflecteren uiten in ‘symbolen’, dus dmv taal,
wetenschap, kunst, religie, kunst, filosofie. Hij noemt mensen een Animal Symbolicum, een
symboliserend dier.
➢ Dieren volgen hun instinct en hebben een pad die ze volgen. Mensen hebben zelfreflectie waardoor we
in tegenstelling tot dieren keuzes kunnen maken. Volgens Nietzsche is reflecteren een last waarmee
mensen als ‘ziekte’ mee opgezadeld zijn. De mens is dus een ‘niet-vastgesteld dier’. Mensen willen die
last verlichten en volgen dus een vast pad dat door anderen is gemaakt. Zoals naar school gaan,
studeren en dan een baan vinden. Nietzsche is hiertegen en vind dat het de plicht is van de mens om
hun eigen pad te vinden en niet je leven moet laten leiden door anderen. Dan ben je pas vrij.
Eindterm 5
De kandidaten kunnen de kritiek van Nussbaum weergeven op de opvatting dat het bruto nationaal product
(BNP) als criterium voor het goede leven kan worden gehanteerd. Daarbij kunnen ze de capabilities approach
uitleggen, toepassen en beoordelen.
Nussbaum had kritiek op het gebruik van het bnp als criterium voor het goede leven. Het laat niet zien hoe het
nationale inkomen werd verdeeld over de bevolking, zegt niets over de kwaliteit van het milieu en niets over
mensenrechten etc. Alleen maar over de economische status van een land.
De Capabilities Approach gaat ervan uit dat voor een volwaardig mens zijn iemand beschikking moet hebben
tot bepaalde mogelijkheden en deze zo ver als ze dat zelf willen te kunnen ontwikkelen om voor henzelf een
goed leven te kunnen leiden. Een samenleving is goed georganiseerd als deze bij alle capabilities ervoor zorgt
dat ten minste een bepaald minimum voor elke burger haalbaar is.
★ Leven: in staat zijn om te leven zonder dat een vroege dood dit voortijdig afbreekt
★ Lichamelijke gezondheid: incl reproductieve gezondheid, goede voeding en onderdak
★ Lichamelijke integriteit: Geen geweld ondergaan, vrijheid van beweging, seksuele keuzevrijheid
★ Zintuiglijke waarneming: reflecteren, nadenken, religieus uitdrukken
★ Emoties: emoties uit kunnen drukken zonder dat het emotionele leven door angst of traumatische
ervaringen wordt geblokkeerd
★ Plannen maken: Zelf in staat zijn een besef van het goede te ontwikkelen en het eigen leven op die
manier voor jezelf in te richten, vrijheid van geweten
★ Relaties met anderen kunnen en mogen hebben: voor hun zorg dragen, compassie, rechtvaardigheid
en vriendschap. geen discriminatie
★ Andere soorten: In contact zijn met de natuur en dieren
★ Spel: plezier hebben in het leven. Lachen, spelen, recreëren
★ Zeggenschap over de eigen omgeving: vrijheid van meningsuiting en politieke participatie, recht op
bezit
,Eindtermen Het Goede Leven en de Vrije Markt
Er is ook kritiek op de Capabilities Approach:
➢ De lijst is duidelijk beïnvloed door een westers vrijheidsideaal en gaat tegen verschillende culturele en
religieuze waarden in
➢ Er komt niet in terug dat mensen rekening moeten houden met hun omgeving en er dus verplichtende
factoren zijn vanuit de natuur en relaties
➢ De instituties die de capabilities mogelijk moeten maken, komen niet echt aan bod
HOOFDSTUK 2 PLATO EN ARISTOTELES OVER HET GOEDE LEVEN
Eindterm 6
De kandidaten kunnen Plato's argumentatie voor de 'ideale staat' reconstrueren en evalueren. Hierbij kunnen
zij:
- De kritiek van Plato op de democratie weergeven;
- Uitleggen wat bij Plato het verband is tussen de hiërarchische orde in de samenleving en de drie delen
van de menselijke ziel;
- Beargumenteren dat Plato's 'ideale staat' zowel als een utopie als een dystopie kan worden
beschouwd en daarbij de kritiek van Popper betrekken.
➢ Volgens Plato is de democratie de slechte staatsvorm, omdat iedereen politieke inspraak heeft. Het
grootste deel van de bevolking is dom en zijn niet instaat om deze macht te hebben. Ze maken de
beslissingen op basis van hun eigen belang. De burgers raken hun Aretè (morele deugd) kwijt, het
besef van een waardig en deugdzaam leven.
➢ Plato bedacht een nieuwe inrichting van de samenleving. De stad functioneert op dezelfde manier als
een mens. Hij verdeelde de menselijke ziel in drie stukken:
1. Ratio: plannen maken, besturen → koning-filosofen
2. Emoties en doorzettingsvermogen: plannen uitvoeren → wachters
3. Vegetatieve deel: snelle voldoening → arbeiders
Iedereen wordt in de categorie ingedeeld waarin hij het beste past.
➢ Je kan Plato’s ideale staat zien als een Utopie. Alles is geregeld en iedereen doet waar die goed in is.
Het is gericht op het welzijn en stabiliteit van iedereen om te voorkomen dat er ooit weer iets misgaat.
Je kan dit ook zien als een Dystopie Er is geen keuzevrijheid en de lagere klassen worden altijd
onderdrukt.
Volgens Karl Popper was Plato’s ideale staat de eerste vorm van fascisme. Hij zegt dat alle totalitaire
samenlevingen in praktijk mislukken. Zelfreflectie en kritische discussie wordt onmogelijk gemaakt,
omdat er maar één waarheid absoluut is. De waarheid van de staat. Hij pleitte ervoor dat mensen zich
bewust moeten zijn van de mogelijke onjuistheid van hun eigen ideeën en dus tolerant moeten zijn
tegenover mensen die iets anders denken dan zij.
Eindterm 7
De kandidaten kunnen Aristoteles’ argumentatie dat er verschillende goede staatsvormen zijn, reconstrueren
en evalueren. Daarbij kunnen zij:
- uitleggen welke rol de rede (logos), de deugd (aretè) en het handelen (energeia) als werkelijkheid van
de ziel daarin spelen;
- beargumenteren dat deugdzaamheid en geluk (opgevat als eudaimonia van het praktische leven)
uitsluitend bereikt kunnen worden binnen de polis (stadstaat)
- met voorbeelden uitleggen dat staatsvormen volgens Aristoteles kunnen ontaarden.
➢ Het doel van de staat is het geluk van de inwoners. Geluk is het doel van het leven van de mens door
goed te handelen. De mens is een Zoön Logon Echon: een met rede begiftigd dier. Dus geluk kan
alleen bereikt worden door mensen, omdat dieren geen reden bezitten.
,Eindtermen Het Goede Leven en de Vrije Markt
De rede (logos) zorgt ervoor dat mensen kunnen handelen. Volgens Aristoteles is geluk het in werking
zetten van de ziel. Het gebruik maken van je reden leidt tot handelen (energeia). De deugd (aretè) stelt
ons in staat om goed te kunnen handelen. Als leiders geen aretè hebben, kunnen ze niet goed
handelen en ontspoort een staatsvorm.
➢ Aristoteles definieert geluk als eudaimonia, het hebben van een goede ziel. Eudaimonia is het
verwerkelijken (energeia) van de ziel, vanuit onze deugden (aretè). Die we vanuit ons redelijk
nadenken (logos) in de praktijk hebben kunnen brengen.
Dit geluk is niet voor iedereen weggelegd. Voor een goed leven zijn er volgens Aristoteles een aantal
noodzakelijke voorwaarden: Je moet afkomstig zijn uit een gegoede familie en je moet genoeg externe
middelen bezitten. Anders heb je niet de mogelijkheid om je echt te richten op de aretè te bereiken.
Een polis om andere activiteiten voor je te regelen is dus noodzakelijk.
➢ Een staatsvorm ontaardt als de machthebbers de Aretè uit het oog verliezen en alleen nog maar
gericht zijn op het eigenbelang.
● De monarchie wordt een tirannie → Alleenheerser heerst niet meer uit het algemeen belang
● De aristocratie wordt een oligarchie → De beste regeren ontaardt in de rijke die zich niet meer
laten leiden door het algemeen belang, maar meer door eigenbelang en geld dan door wijsheid.
● De politeia wordt een democratie → De volksheerschappij is uit op eigenbelang of zelfs korte
termijn plezier
Eindterm 8
De kandidaten kunnen de opvatting van Aristoteles over een deugdzaam leven uitleggen en toepassen.
Daarbij kunnen zij met voorbeelden:
- een definitie geven van deugd en deze definitie uitleggen en toepassen;
- uitleggen dat het streven naar geluk (eudaimonia) samenvalt met het goede voor zichzelf en de
gemeenschap;
- het onderscheid tussen dianoëtische en ethische deugden uitleggen;
- uitleggen dat de verschillende deugden elkaar vooronderstellen.
Daarnaast kunnen zij uitleggen:
- dat ‘volkomen deugd’ niet is weggelegd voor de massa;
- wat ‘ware vriendschap met zichzelf’ betekent en een afweging maken in hoeverre dit voor mensen in
de samenleving van toen mogelijk was en nu is.
➢ De deugd is een intentionele houding van de ziel (waarin we ons handelen voor nemen) die in het
midden ligt voor onszelf tussen twee uitersten die we met onze ratio/redelijkheid hebben bepaald.
● Houding: hoe je jezelf tot je emoties verhoudt
● Intentioneel: je moet een goede daad met goede motivatie doen
● Het midden: niet te veel, geen tekort
● Voor onszelf: het is afhankelijk van de situatie en degene die handelt
● Redelijk: de rede is iets wat alleen van mensen is, het doel van mensen is dus met rede
verbonden
● Zoals een goed mens het zou doen: er zijn tot op zekere hoogte nog wel algemene regels, je
moet ze alleen toepassen op de situatie waar je je in bevindt en dat betekent dat je soms
algemene regels moet afwegen
➢ Een mens kan niet gelukkig zijn als de mensen om wie hij geeft dat niet zijn. Daarnaast zal het mogelijk
moeten zijn om zelf goed te worden in een samenleving die bestuurd wordt door goede mensen.
, Eindtermen Het Goede Leven en de Vrije Markt
➢ Er zijn twee deugden:
1. Dianoëtische deugden hebben te maken met de ratio. Dus het denkende deel vd ziel. Bv
vaardigheid, kennis, wijsheid etc. Hiermee kun je een situatie overzien en besluiten wat het
goede is om in die situatie te doen.
2. Ethische deugden hebben te maken met het handelen. Dus het strevende deel vd ziel dat kan
luisteren naar de logos. Bv moed, gematigdheid, vriendelijkheid, eerlijkheid etc. Met deze
eigenschappen breng je het goede in praktijk.
➢ Als je niet matig bent of niet in het midden zit tussen twee uitersten kun je bv niet volmaakt moedig zijn,
want dan ben je soms overmoedig of laf. Je kunt geen volmaakte deugd bezitten als je niet alle
deugden beheerst. Je hebt alle ethische deugden nodig om te komen bij de volkomen deugd,
rechtvaardigheid.
➢ Niet iedereen kan een volmaakte deugd of eudaimonia bereiken. Alleen de kleine elite heeft de tijd en
externe bezittingen (geld) om hun hele leven te kunnen studeren. De rest van de mensen moet zich
gehoorzamen aan hen.
➢ Ware vriendschap met zichzelf betekent dat je een balans hebt gevonden in jezelf en geen
tegengestelde verlangens hebt. Een goed persoon ondergraaft zijn eigen verlangens niet, maar vindt
een manier om het juiste midden in de praktijk te brengen. Aristoteles zegt dat de mensen die de
volmaakte deugd in de praktijk brengt een vriend is met zichzelf.
Eindterm 9
De kandidaten kunnen uitleggen en evalueren welke rol de deugd rechtvaardigheid bij Aristoteles speelt bij de
zelfverwerkelijking van de mens in de polis. Tevens kunnen zij uitleggen dat volgens Aristoteles het volgen van
wet een vrije handeling is en kunnen zij een standpunt innemen over de vraag of dit in onze tijd ook relevant
kan zijn.
Volgens Aristoteles is de mens een zooion politikon → een sociaal dier. Je kunt jezelf pas echt verwerkelijken
in de relatie tot de ander. Het is het algemeen belang van de stadstaat om je aan de wet te houden. Een
deugdzaam mens ziet in dat de wet precies datgene uitdrukt hoe hij of zij ook zou willen leven. Door de wetten
te volgen die door deugdzame mensen bedacht zijn, volg je die vanuit je eigen ratio en doe je dat uit eigen
vrijheid.
Dit kan relevant zijn als de wetten van onze tijd ook deugdzaam zijn. Maar we leven in een democratie,
waardoor de wetten niet zijn bedacht door een deugdzame elite. Dus de wetten zullen ook niet deugdzaam
zijn.
Eindterm 10
De kandidaten kunnen aan de hand van de vijf dimensies van het goede leven de opvattingen van Plato en
Aristoteles over het goede leven uitleggen, vergelijken, toepassen en beoordelen.
De vijf dimensies van het goede leven:
1. Relaties met de medemens: Volgens Aristoteles is de mens een zooion politikon. De samenleving is
noodzakelijk voor het goede leven. In het samenleven met anderen verwerkelijken wij onszelf. Volgens
Plato staat de individu in het teken van de goede samenleving.
2. Instituties. Volgens Aristoteles zijn de familie en de stadstaat de instituties waar je tot
zelfverwerkelijking komt. Hier komen dus de rechtvaardigheid en de mens als zooion politikon aanbod.
Instituties die niet bijdragen aan een goed leven, zoals de handel, zijn een stuk minder belangrijk en
kunnen dus weggelaten worden. Plato heeft een heel hiërarchisch systeem ontworpen met boeren,