Samenvatting literatuur Sociale Zekerheidsrecht
Week 1
Hoofdzaken socialezekerheidsrecht hoofdstuk 1 – Inleiding
Doelstellingen van sociale zekerheid: het creëren van gelijke ontwikkelingskansen voor de mensen, het realiseren
van een evenwichtige inkomensverdeling, het ondersteunen van de arbeidsmarkt en de economie tot het
bevorderen van de sociale cohesie, het realiseren van gerechtigheid en het geluk van de samenleving als geheel.
Solidariteit het gaat erom dat de sterken een bijdrage leveren aan de bescherming van de zwakkeren.
Horizontale solidariteit: als leden van een groep onderling risico’s delen
Verticale solidariteit: de eenzijdige steun van rijken ten opzichte van armen
Verschillende methoden van inkomensbescherming:
Verzekeringsprincipe: mensen verzekeren zich tegen betaling van een premie tegen een onzekere
gebeurtenis. Als die gebeurtenis zich voordoet, is de verzekeraar een geldbedrag verschuldigd. Bij sociale
verzekeringen is de verzekering verplicht gesteld en worden de geldbedragen uitgekeerd in de vorm van
uitkeringen. Sociale verzekeringen worden uit premies gefinancierd.
Bij sociale voorzieningen speelt het verzekeringsprincipe geen rol. De uitkering wordt verstrekt als men op
enig moment aan de wettelijke voorwaarden voldoet. Worden uit algemene middelen gefinancierd.
Waarborgfunctie van sociale zekerheid: minimumbescherming (bijv. AOW) en bescherming tegen inkomensderving
(bijv. WW).
Activeringsfunctie van sociale zekerheid: het gaat erom uitkeringsgerechtigden te re-integreren, terug te brengen
naar de arbeidsmarkt. Deze activering is gekoppeld aan de verplichting van uitkeringsgerechtigden om zich ter
beschikking te stellen van de arbeidsmarkt en zich in te spannen om snel weer aan het werk te komen.
Kenmerkend voor de sociale bijstand is dat er uitkeringen worden verstrekt ongeacht de oorzaak van de
behoeftigheid. Men heeft recht op een uitkering als de eigen middelen onder het bestaansminimum liggen
(middelentoets). De uitkering ligt op het niveau van het sociaal minimum. Voorts is kenmerkend dat er geen
voorwaarden zijn gesteld met betrekking tot voorafgaande verzekering of premiebetaling. De sociale bijstand wordt
gefinancierd uit de algemene middelen. De Nederlandse bijstandsregeling is opgenomen in de Participatiewet.
In de traditionele leer onderscheiden sociale grondrechten zich van klassieke grondrechten doordat ze burgers niet
louter beschermen tegen overheidsbemoeienis, maar van de overheid een bepaalde inspanning verlangen. Het recht
op sociale zekerheid impliceert niet noodzakelijk een directe verantwoordelijkheid voor de overheid, maar wel een
eindverantwoordelijkheid voor de bestaanszekerheid van haar burgers.
Publieke sociale zekerheid: socialezekerheidsregelingen geven aanspraak op bepaalde prestaties. Als deze aanspraak
rechtstreeks is gefundeerd op een publiekrechtelijke regeling, is sprake van publieke sociale zekerheid.
Private sociale zekerheid: als de aanspraak op de desbetreffende premie (uitkering of voorziening) is gebaseerd op
een civielrechtelijke overeenkomst. Er hoeft niet altijd een winstkarakter te zijn, er kan ook sprake zijn van een
onderlinge regeling met een vrijwillig karakter.
Driepijlerstelsel:
1. De eerste laag wordt gevormd door het wettelijke socialezekerheidsstelsel.
2. De prestaties hiervan worden aangevuld door aanspraken die de werknemer heeft ten opzichte van de
werkgever (collectieve sociale zekerheid). Deze aanspraken vinden hun grondslag in de (collectieve)
arbeidsovereenkomst. Dit is de tweede laag.
3. De derde laag is opgebouwd uit zuiver private voorzieningen die een burger voor zichzelf kan treffen in de
vorm van bijv. lijfrentepolissen, spaarregelingen en aandelenportefeuilles.
Hoofdzaken socialezekerheidsrecht hoofdstuk 2 – Het socialezekerheidsstelsel
1
,Het stelsel van sociale zekerheid is het geheel van regelingen gericht op het bevorderen van bestaanszekerheid en
van de instanties die bij die regelingen als uitvoerder, toezichthouder of rechter betrokken zijn.
Sociale verzekeringen zijn oorspronkelijk tot stand gekomen om werknemers te beschermen tegen sociale risico’s,
zoals ziekte, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Sociale verzekeringen geven een wettelijk gegarandeerde
aanspraak op een uitkering als tegenprestatie voor de betaalde premies bij een vooraf gedefinieerde onzekere
gebeurtenis. Sociale verzekeringen zijn regelingen waarvan de lasten worden betaald uit de premies die door de
verzekerden en de werkgevers van verzekerden worden opgebracht.
De belangrijkste sociale voorziening is de bijstand. De bijstand geeft financiële steun in geval van armoede waarbij de
uitkerende instanties vrij zijn de vorm en omvang van de steun te bepalen. De sociale voorzieningen worden uit
algemene middelen gefinancierd. Elke sociale voorziening heeft haar eigen personele werkingssfeer.
Verzekeringsbeginsel: er moet evenredigheid bestaan tussen de hoogte van de aan een verzekeraar te betalen
premie en het risico (ofwel de kans op het optreden van schade als gevolg van een onzeker voorval). De verzekering
biedt daartegen dekking. Hoe groter het risico, hoe hoger de premie. Er moet ook evenredigheid zijn tussen de
hoogte van de premie en de uitkering die de verzekeraar ter compensatie van de geleden schade moet betalen.
Personele werkingssfeer: heeft betrekking op de vraag welke personen onder het bereik van een regeling vallen,
ofwel de doelgroep van een regeling.
Sociale verzekeringen: verzekerden/kring van verzekerden. Elke sociale verzekering bepaalt in beginsel zelf
wie voor die regeling als verzekerde wordt aangemerkt
o Volksverzekeringen: algemene regelingen die zich in de eerste plaats richten op de ingezetenen
o Werknemersverzekeringen: categoriale regelingen waarvan de werkingssfeer in beginsel beperkt is
tot werknemers die in een dienstbetrekking of in een daarmee gelijkgestelde arbeidsverhouding
werkzaam zijn
Hoofdregel werknemersverzekeringen: personen met een dienstbetrekking zijn verzekerd.
Negatieve uitzondering huishoudelijk personeel, ook als er sprake is van een dienstbetrekking
Positieve uitzondering bijv. voor thuiswerkers, sporters en artiesten. Als zij aan de gestelde voorwaarden
voldoen zijn ze toch verzekerd, ondanks dat ze geen dienstbetrekking hebben
Negatieve uitzondering volksverzekeringen: een persoon die in het buitenland woont is niet verzekerd voor de
volksverzekeringen, zelfs al behoudt hij zijn woonplaats in Nederland. Een buitenlandse diplomaat die in Nederland
woont, is ook niet verzekerd.
Bij de volksverzekeringen en de bijstand staat het wonen in Nederland centraal. Bij de werknemersverzekeringen
gaat het erom of de dienstbetrekking in Nederland wordt vervuld. Ook de rechtmatigheid van het verblijf speelt een
rol.
De materiële werkingssfeer van de socialezekerheidsregelingen wordt bepaald door de gebeurtenis die recht geeft
op de prestatie.
Het begrip sociaal risico verwijst naar een bepaalde oorzaak die kan leiden tot inkomensonzekerheid. Er zijn echter
ook regelingen die abstraheren van deze oorzaak en uitsluitend kijken naar de vraag of men behoeftig is of niet. Dit
is het geval voor de sociale bijstand zoals die wordt geregeld in de Participatiewet. Er zijn ook
bestaansminimumregelingen die het inkomen aanvullen tot het sociaal minimum, zoals de IOW en de TW.
De uitkeringen die worden verstrekt op grond van de werknemersverzekeringen zijn veelal loondervingsuitkeringen
en vormen een percentage van het dagloon dat een persoon heeft genoten voorafgaande aan de verzekerde
gebeurtenis, vaak 70%. Er geldt wel een maximumdagloon om te voorkomen dat de rijke werknemers de kassen van
de werknemersverzekeringen niet leegplunderen.
De volksverzekeringen zoals de AOW en de Anw zijn geen loondervings- maar minimumbehoefteregelingen. De
uitkeringen corresponderen met het sociaal minimum.
2
,Uitvoeringsinstanties van socialezekerheidsregelingen kennen een distribuerende taak (het vaststellen van het recht
op uitkeringen en het verrichten van betalingen), een collecterende taak (het heffen van premies) en een re-
integratietaak (het begeleiden van de uitkeringsgerechtigden naar werk).
Sociale Verzekeringsbank: voert de volksverzekeringen AOW, Anw en AKW uit. De SVB heeft geen re-integratietaak.
Andere taken van de SVB zijn o.a. het betalen van pgb’s namens de colleges van B&W.
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen: uitvoering van werknemersverzekeringen ZW, WIA, WAO en WW,
alsmede met de uitvoering van de Wajong, de TW en de IOW. Ook is het UWV belast met de arbeidsbemiddeling van
werklozen en arbeidsongeschikten (re-integratie door UWV werkbedrijf).
Particuliere ziektekostenverzekeraars: de Zvw en de Wet langdurige zorg (Wlz) worden uitgevoerd door particuliere
ziektekostenverzekeraars/zorgverzekeraars.
De gemeenten: voeren het gros van de sociale voorzieningen uit zoals de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de
Wsw, de Wmo 2015 en de jeugdzorg. Het gaat hierbij om een vorm van medebewind in plaats van autonomie ex art.
124 Gw. Ook het UWV is bij de uitvoering van de bijstand betrokken, bijstand en de uitkering op grond van de IOAW
moeten namelijk hier worden aangevraagd.
De Belastingdienst: is belast met de collecterende functie van de sociale zekerheid. De dienst heft de premies
werknemers- en volksverzekeringen en verzorgt de inning van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw. Ook is
de Belastingdienst/Toeslagen belast met de vaststelling en uitbetaling van verschillende toeslagen: de zorgtoeslag,
het kindgebonden budget, de kinderopvangtoeslag en de huurtoeslag.
De politiek verantwoordelijke minister van SZW (Inspectie SZW) houdt toezicht op de SVB en het UWV. Tevens is hij
belast met het toezicht op de gemeentelijke uitvoerders van de sociale voorzieningen, m.u.v. de Wmo 2015.
De uitgaven voor socialezekerheidsregelingen worden uit verschillende bronnen gefinancierd. De eerste wordt
gevormd door de premiebijdragen die de verzekerden en de werkgevers van verzekerden moeten opbrengen. De
algemene middelen vormen een tweede bron. Deze wordt voornamelijk gevoegd uit de verschillende belastingen.
De omzetbelasting en de loonbelasting zijn daarvan qua opbrengst de belangrijkste. De derde bron wordt gevormd
door eigen bijdragen die de belanghebbenden soms voor verstrekkingen moeten betalen. Dit komt met name voor
in de Zvw, de Wlz en de Wmo 2015.
De sociale verzekeringen hanteren het omslagstelsel. Kenmerkend daarvoor is dat de uitgaven in een bepaalde
periode (kalenderjaar) gedekt worden door de inkomsten in diezelfde periode. Er wordt dus niet gespaard. Het
kapitalisatiestelsel waarbij vermogens worden opgebouwd waarmee toekomstige uitgaven worden gefinancierd,
komt bij de sociale verzekeringen niet voor, het is een methode die vooral wordt toegepast bij de aanvullende
pensioenen.
Hoofdzaken socialezekerheidsrecht hoofdstuk 3 – Personele werkingssfeer
Traditioneel wordt erop gewezen dat de socialezekerheidsrechter het bestaan van een arbeidsovereenkomst anders
beoordeelt dan de civiele rechter. Waar de civiele rechter meer gewicht hecht aan datgene wat partijen voor ogen
heeft gestaan bij het vormgeven van hun arbeidsrelatie, zou de socialezekerheidsrechter vooral kijken naar de
feitelijke relatie tussen partijen. De CRvB wil daarmee verhinderen dat partijen, via de contractvorm, hun aanspraak
op een uitkering veiligstellen of de premieplicht ontlopen.
Geschillen over de vraag of sprake is van een gezagsverhouding en er dus premie betaald moet worden, doen zich
regelmatig voor bij kortdurende, incidentele dienstverbanden. Relevant bij de beantwoording van de vraag of er een
gezagsverhouding bestaat, is bijv. dat de feiten van het concrete geval wijzen op de aanwezigheid van, wat wordt
genoemd, een reële gezagsverhouding. Ook moet duidelijk blijken dat de werknemer gehouden is aanwijzingen van
de werkgever op te volgen. In gevallen waarin de werkzaamheden, ook al zijn zij incidenteel van aard, een wezenlijk
onderdeel van de bedrijfsvoering vormen, is doorgaans eveneens sprake van een gezagsverhouding. Hoe partijen
hun arbeidsrelatie betitelen, is niet doorslaggevend. De werkelijkheid telt.
3
, Dit probleem van de gezagsverhouding speelt ook in situaties waarin het uitvoeringsorgaan meent dat iemand
werknemer is, terwijl als verweer wordt aangevoerd dat de betrokkene de werkzaamheden als zelfstandige verricht.
Voor zelfstandigen zijn de werknemersverzekeringen niet bedoeld, zij moeten de risico’s waartegen de
werknemersverzekeringen dekking bieden zelf dragen, bijv. door een particuliere verzekering af te sluiten of een
vrijwillige verzekering aan te gaan bij het UWV.
Essentiële factoren bij het bepalen of sprake is van zelfstandige arbeid: het lopen van ondernemersrisico, of er
investeringen zijn gedaan in bijv. een bedrijfsgebouw, machines of materialen, het ingeschreven staan in het
handelsregister, het werken voor meerdere opdrachtgevers en het in dienst hebben van personeel. Het eindoordeel
hieromtrent hangt sterk af van de omstandigheden van het geval.
Om partijen meer zekerheid te geven over de kwalificatie van hun arbeidsrelatie, werd jarenlang gewerkt met de
VAR-verklaring. De Inspecteur der Belastingen sprak zich daarmee op voorhand uit over de fiscale status van de
arbeidsrelatie. Per mei 2016 is dit vervangen door een nieuw systeem waarbij overeenkomsten die zelfstandigen
met hun opdrachtgever sluiten vooraf ter toetsing kunnen worden voorgelegd aan de Belastingdienst Wet
deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA).
Fictieve dienstbetrekkingen/dienstbetrekkingen door wetsduiding: gaat om arbeidsverrichters die onder de
bescherming van de werknemersverzekeringen zijn gebracht, omdat zij, gelet op hun sociale en economische positie,
met werknemers in de zin van het BW te vergelijken zijn art. 4 en 5 ZW/WW en art. 8 lid 1 Wet WIA.
Beperking werknemersbegrip:
Leeftijdsvereiste zolang men de pensioengerechtigde leeftijd niet heeft bereikt, kan men werknemer zijn
in de zin van de werknemersverzekeringen (art. 3 WW/ZW en art. 8 lid 1 Wet WIA)
Personeel dat minder dan vier dagen per week in de huishouding van een privépersoon werkt, valt buiten de
werknemersverzekeringen ex art. 6 lid 1 sub c WW/ZW.
Een directeur-grootaandeelhouder is meestal ook geen werknemer in de zin van de
werknemersverzekeringen ex art. 6 lid 1 onder d WW/ZW.
In beginsel zijn alleen werknemers die hun dienstbetrekking in Nederland vervullen, werknemer in de zin van de
werknemersverzekeringen. Een werknemer die in Nederland woont, maar in Duitsland werkt, wordt in Nederland
derhalve niet als werknemer beschouwd en valt onder het Duitse socialezekerheidsrecht.
Indien een in Nederland wonende werknemer door zijn in Nederland gevestigde werkgever naar het buitenland is
uitgezonden, blijft hij – mits niet in het werkland verzekerd – in principe twee jaar verzekerd voor de Nederlandse
werknemersverzekeringen.
Om te bepalen of iemand ingezetene is in Nederland, gaat het erom te bepalen of een persoon een persoonlijke en
duurzame band met Nederland heeft en of het middelpunt van zijn maatschappelijk leven in Nederland ligt. Voor de
vaststelling van een verzekeringsplicht wordt in de praktijk van de uitvoering van de volksverzekeringen sterk
geleund op de BRP. Als men daarin ingeschreven staat, wordt ingezetenschap aangenomen, tenzij er negatieve
aanwijzingen zijn dat hiervan geen sprake is (geweest). Juridische, economische en sociale band met Nederland.
Asielgerechtigden zijn met ingang van de dag waarop hun aanvraag om een verblijfsvergunning is gehonoreerd
verzekerd voor volksverzekeringen.
Studenten die aansluitend wegens studieredenen niet meer in Nederland wonen zijn toch verzekerd, ook al wonen
zij niet langer in Nederland. Andersom zijn studenten die vanuit het buitenland naar Nederland komen uitgezonderd,
zelfs als ze in Nederland wonen.
Niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen zijn personen die in Nederland wonen en behoren tot het
rijdend, vliegend of op de binnenwateren varend personeel van een buiten Nederland wonende of gevestigde
werkgever die internationaal vervoer verricht. Voor deze categorie werknemers is de vestigingsplaats van de
werkgever doorslaggevend. Uitzondering is indien de betrokkene in hoofdzaak in Nederland arbeid verricht of werkt
bij een filiaal dan wel een vaste vertegenwoordiging van die werkgever in Nederland.
4