Hoofdstuk 1 LOI Campus:
Recht: geheel van regels door de overheid gegeven en zo nodig door dwang te handhaven ter
ordening van de samenleving.
Rechtsregels zijn regels die iemands rechten en/of verplichten ten opzichte van anderen heeft en
welke bevoegdheden iemand kan hebben.
Positief recht = het recht wat op dit moment in NL geldt
Drie categorieën in het recht:
1. Regels die aangeven welke rechten iemand ten opzichte van anderen heeft
2. Regels die aangeven welke verplichtingen op een persoon rusten
3. Regels die bevoegdheden verlenen
Nederlandse recht heeft vier rechtsbronnen
1. De gewoonte (ongeschreven regel)
Alle regels zijn ontstaan als gewoonterecht. Gewoonten staan niet in de wet, is dus
ongeschreven regel. Tegenwoordig kan de gewoonte ook recht hebben zelfs als de wet hier
niet naar verwijst. Art. 6:248 BW verwijst naar dit recht.
Criteria
a. Bepaald gebruik moet feitelijk bestaan
b. Er bestaat een algemene rechtsovertuiging dat men zich ook niet altijd zo gedraagt,
maar dat het ook zo behoort te gebeuren.
2. De jurisprudentie
Is een geheel rechterlijke uitspraken gedaan door diverse rechterlijke instanties, ookwel
rechtersrecht.
3. Het verdrag
Internationaal recht komt tot stand bij verdragen gesloten worden.
Directe werkende verdragsregels, recht geldend voor de burger= self-executing. Indirecte
verdragsregels ,als gedragsregels alleen voor de staten verplichtingen scheppen.
Transformatiewet = verdragsstaat wordt dan bijv. verplicht om een bepaalde wet te maken.
Belangrijkste drie soorten van EU-besluitvorming zijn:
a. Verordeningen ( zijn voor iedereen verbindend en hebben directe werking. Worden
uniforme regels geschapen)
b. Richtlijnen( verbindend ten aanzien van een bepaald resultaat)
c. Beschikkingen ( verbindend in alle onderdelen voor degenen tot wie zij uitdrukkelijk
zijn gericht)
4. De wet
a. Wet in formele zin: ieder besluit dat tot stand gekomen is in samenwerking tussen de
regering en de Staten-Generaal, art 81 GW.
b. Wet in materiële zin: wordt tot eenieder gerichte algemene regeling bedoeld, die
uitgegaan is van het daartoe bevoegd gezag, welke bevoegdheid direct of indirect
steunt op een formele wet. Is altijd een algemene regel. Of materieel is wordt
gekeken naar de inhoud/materie.
Publiekrecht: regelt de rechtsverhouding tussen de overheidsorganen onderling en die tussen de
overheid en haar burgers. Regelt de algemene belangen.
,Privaatrecht: regels rechtsverhouding tussen de burgers onderling en tussen de burgers en de
overheid wanneer deze niet als overheid optreedt maar als publiekrechtelijk rechtspersoon.
Objectief recht: geheel van geschreven en ongeschreven rechtsregels. Doel om de samenleving te
ordenen.
Subjectief recht: Bevoegdheid die het individu aan de objectieve rechtsregels ontleent.
Vermogen: geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten die op een gegeven moment aan
een persoon toekomen.
Vermogensrecht = is het deel van het materiaal privaatrecht, dat te relatie tussen een persoon en
vermogensbestanddeel regelt.
Niet-vermogensrecht = gaat niet over vermogen maar de natuurlijke persoon en zijn familie centraal
staan. Ook wel personen- en familierecht.
Formeel recht: geeft vorm in waarin men zijn recht kan halen. Processen volgens strikte regels.
Materieel recht: heeft betrekking op de inhoud van het recht
Dwingend recht: geschreven rechtsregels waarvan door partijen niet mag worden afgeweken.
Aanvullend recht: partijen mogen anders overeenkomen, bijvoorbeeld overeenkomstrecht. Anders
geldt de wet regels.
Semidwingende regels: mag wel worden afgeweken, maar slecht in beperkte mate.
Vermogensrechten worden onderscheidt in absolute en relatieve vermogensrechten.
Absolute = tegenover iedereen geldend gemaakt kunnen worden. Recht hebben op iets
Dit kan verdeeld worden in zakelijke (stoffelijk) rechten en niet-zakelijke rechten (van de geest, zoals
auteurs).
Relatieve= slechts tegenover een of meer bepaalde personen
Personen- en familierecht wordt geregeld in boek 1BW.
Handelingsonbekwaam = mensen kunnen zelf niet rechtshandelingen uitvoeren. Zijn wel
rechtsbevoegd dus kunnen wel een overeenkomst sluiten met een wettelijke vertegenwoordiger.
Hieronder vallen: minderjarigen en onder curatele gestelden
Minderjarig = nog geen 18 jaar zijn en ook niet gehuwd of geregistreerd partnerschap. Ook als het
huwelijk al ontbonden is.
Onder curatele:
Geestelijke stoornis
Wegens verkwisting
Wegens gewoonte van drankmisbruik, waardoor zijn belangen niet behoorlijk waarneemt, in
het openbaar herhaaldelijk aanstoot geeft en eigen veiligheid of die van anderen in gevaar is.
Handelingsonbekwaamheid zijn enkele uitzonderingen:
Met toestemming van curator verrichten van bepaalde rechtshandelingen
Tbv zijn levensonderhoud beschikken over gelden, curator stelt dit ter beschikking
, Verrichten van familierechtelijke handelingen . Bij geestelijke stoornis moet de
kantonrechter beslissen.
Maken van een testament
De vertegenwoordiger kan de handelingsonbekwame vernietigen, hinkend contract alleen de
vertegenwoordiger kan dit doen. Art 3:55 lid 2 BW staat hier wat over in.
Nietigheid= rechtshandeling niet is, dat zij nooit van kracht zal zijn.
In een huwelijk kan een rechtshandeling ook vernietigd worden.
Vermogensrecht
Het gehaal van op geld waardeerbare rechten en plichten die op een gegeven moment aan een
persoon toekomen.
Zaak of stoffelijk voorwerp is ieder deel van stoffelijke natuur, dat aan de macht van de mens kan
onderworpen.
Objecten die niet aan de macht van de mens kunnen worden onderworpen, zijn geen zaken in
juridische zin, zoals de zon.
Stoffelijk voorwerp is juridisch pas zo als het voor de mens zekere waarde heeft.
Eigenaar van de hoofdzaak is ook eigenaar van de bestandsdelen. Bijvoorbeeld een onderdeel van
een motor wat verkocht wordt, is als bestanddeel niet meer toegerekend aan de oude eigenaar.
Recht van opstal = hoofdzaak van bestandsdeel scheiden bijvoorbeeld bij een huis van A maar op de
grond van B. Normaal zou het dan allemaal van B zijn, maar je kunt vastleggen dat dit niet van B is.
Dit kan met een eigendomsvoorbehoud.
Roerende en onroerende zaken, onroerende zaken kunnen niet verplaatst worden ook wel
registergoederen. Roerende zaken zijn bijvoorbeeld schepen en boten.
Genuszaken = zijn vervangbare zaken die slechts naar de soort bepaald zijn, zoals granen, en
hoeveelheid geld.
Specieszaken = onvervangbare zaken, individuele zaken, bijvoorbeeld sieraden.
Zakelijke rechten kan worden onderscheid in eigendomsrecht en beperkt zakelijke rechten op
andermans zaak.
Zakelijke rechten worden onverdeeld in genots- en zekerheidsrechten.
Genotsrechten = recht de vruchten te genieten van een goed, dat aan een ander toebehoort,
bijvoorbeeld huur van een huis.
Zekerheidsrechten:
Pand en hypotheek hebben de volgende kenmerken:
Afhankelijke rechten, kunnen niet zelfstandig bestaan, maar zijn aan een andere vordering
gebonden
Absolute rechten,, pand en hypotheek tegenover iedereen worden gehandhaafd
Preferente rechten, bevoorrechte rechten, rang voor de andere schuldeisers
, Hoofdstuk 2 LOI:
Eigendomsrecht
Is geregeld in boek 5 BW en veel regels uit boek 3 zijn ook van toepassing.
Elasticiteit van de eigendom = beperkte rechten op een goed met een beperkte levensduur
Eigendomsbeperkingen (art 5:1 lid 2 BW)
Door rechten van anderen
Door wettelijke voorschriften
Door regels van ongeschreven recht
Op grond art. 14 grondwet kan slechts in het algemeen belang onteigening van een onroerende zaak
plaatsvinden. Er moet wel schadeloosstelling van de eigenaar worden betaald.
Naast de wet in formele zin zijn er ook provinciale en gemeentelijke verordeningen bij
eigendomsbeperkingen, zoals rooilijnen of gootlijnen.
Hinder art 5:1 BW, gaat om onrechtmatigheid. Betrekking op 2 aspecten:
1. Geen inbreuk maken op andersmans eigendom, zoals vernielen of hinder van geluids of stank
overlast.
2. De eigenaar mag ook geen misbruik maken van zijn eigendomsrecht.
Gemeenschap = een of meerdere goederen toebehoren aan twee of meer deelgenoten. Bij zaken
heet dit mede-eigendom.
Eigendomsverkrijging (art 3:80 BW)
Verkrijging onder algemene titel, Volgt men de rechten en plichten van zijn
rechtsvoorgangen op. Voorbeelden erfopvolging, boedelmenging en jurdische fusie en
splitsing.
Verkrijging onder bijzondere titel volgt men de rechtsvoorgangen in het algemeen uitsluitend
op in de rechten en wel door de verkrijging van een bepaald vermogensbestanddeel.
Inbezitneming, eigendomsverkrijging uitsluitend mogelijk ten aanzien van renullius, roerende zaken
die aan niemand toebehoren. Zoals vissen in de zee
Bij schatvinding is degene ook eigenaar van de dingen die in de grond bevinden. Meestal wordt het
dan verdeeld tussen de vinder en de eigenaar voor de helft.
Natrekking een manier van eigendomsverkrijging los van de wil van de verkrijger en vroegere
eigenaar. Belangrijkste vorm van natrekking is het bouwen, zaaien en planten op andersmans grond.
De grondeigenaar wordt hier ook eigenaar van 5:20 BW. Art. 6:212 BW staat een regeling om die
verrijking van de grondeigenaar ongedaan te maken.
Verjaring = men die zaak onder zekere voorwaarden gedurende een bepaalde termijn heeft bezeten.
Dit heeft acquisitieve of verkrijgende verjaring. Extinctieve verjaring gebeurt bijvoorbeeld als men
een verbintenis niet meer na hoeft te komen omdat er een aantal jaren verlopen is en aan een aantal
voorwaarden is voldaan. Men is bedrijf van de verbintenis.
Eisen verkrijgende verjaring:
1. Er moet sprake zijn van bezit gedurende een bepaald aantal jaren.