Leisure! Martijn Mulder
Hoofdstuk 1 Vrije tijd, vrijetijd en leisure
Vrije tijd wordt door iedereen anders ervaren. Sommigen zullen naar de sportschool als vrije tijd
ervaren, maar er zullen ook mensen zijn die dit totaal niet als vrije tijd zien. Je kan vrije tijd op een
objectieve en een subjectieve manier benaderen.
Objectief betekent gebaseerd op feiten. Er zijn geen interpretatieverschillen mogelijk. De objectieve
benadering van vrije tijd wordt dan ook vaak beschreven als: vrije tijd = alle tijd – arbeid – onderwijs –
zorgtaken – persoonlijke tijd (slaap). Stel iemand heeft door deze formule 62 uur vrije tijd per week
over. Dat wordt dan ook wel een residuele definitie van vrije tijd genoemd. Residu is overblijfsel, dus
het is niets anders dan de tijd die overblijft. De objectieve benadering van vrije tijd is handig voor
kwantitatieve interviews.
Wanneer je vrije tijd echt wilt begrijpen, is het handiger om de subjectieve benadering van vrije tijd te
gebruiken. Subjectief gaat over hoe iemand iets ervaart. Is bijvoorbeeld een avond uit eten vrije tijd of
niet? Het ligt dan aan een persoon zelf of diegene dit als vrije tijd ervaart. Je kunt met de subjectieve
benadering dus alleen van vrije tijd spreken wanneer de persoon het zelf op dat moment als vrije tijd
ervaart. Het gaat hier dus om kwaliteit onderzoek, naar ervaring en beleving vragen.
Voor een leisuremanager is het belangrijk om naar de objectieve, maar ook naar de subjectieve
benadering van vrije tijd te kijken.
Leisure wordt in het Nederlands omschreven als vrijetijdsbesteding, hoewel het eigenlijk veel meer
gaat om vrijetijdsbeleving.
Je hebt dan ook nog vrije tijd en vrijetijd. Vrije tijd staat als tijdseenheid en vrijetijd wordt gebruikt
wanneer het gaat om de sector, de beleving en/of het gedrag van de consument.
Wat je ook merkt is dat elk land vrije tijd anders wordt ervaren. In Nederland zullen mensen
bijvoorbeeld een heel ander beeld bij vrije tijd hebben dan bijvoorbeeld in Iran. In Nederland hebben
we vergeleken met andere westerse landen veel vrije tijd.
Niet alleen de hoeveelheid tijd die als vrije tijd beschouwd wordt verschilt per cultuur, ook de
betekenis van leisure, de voorkeuren voor wat te doen in die vrije tijd en vrijetijdsbeleving zijn in
sterke mate cultuurafhankelijk. Wij hier in Nederland zijn welvarend en ondernemen dan ook graag
buitenshuis activiteiten. In een ander land kan tijd met familie al de ultieme vrije tijd ervaring zijn.
Het lijkt een onmogelijke opgave om de perfecte definitie van leisure te vinden, waar iedereen het
mee eens is. Hieronder heb je de benadering van vrije tijd van Purrington & Hickerson:
Benadering Naam Onderwerp Kenmerk Relevant wanneer je..
(Engels)
Objectief Temporal Tijd Hoeveel vrije tijd … aantallen of hoeveelheden wilt
heeft iemand? noemen of landen/groepen/jaren
met elkaar wilt vergelijken.
Behavioural Gedrag Wat doet iemand in … wilt weten hoe mensen zich
zijn vrije tijd? gedragen en hoe dat te verklaren
en te beïnvloeden is.
Subjectief Mental Beleving Hoe beleeft/ervaart … mensen wilt begrijpen;
iemand wanneer je motieven, waarden,
vrijetijd/leisure? gevoelens en beleving in kaart wilt
brengen.
Purrington & Hickerson vinden dat de gedragsbenadering (de subjectieve benadering dus), de meest
relevante is. Hun komen dan ook op een definitie: Leisure is al het gedrag van mensen dat zich
onderscheidt van het gedrag dat in de betreffende cultuur bedoeld is om te overleven of gericht is op
,andere praktische noodzakelijkheden in het leven. Oftewel: al het gedrag dat we vertonen dat niet
bedoeld is om te overleven (dus niet slapen, eten) of omdat we anders niet kunnen (kinderen
opvoeden), is leisure.
Theorie Workshop 2
,Leisure! Martijn Mulder
Hoofdstuk 3 Vrijetijdsgedrag: cultuur en individu
Dit deel gaat over gedragsbenadering. Het doel van dit deel is het kunnen verklaren waarom mensen
bepaalde dingen doen in hun vrije tijd en waarom mensen een bepaalde activiteit als leisure ervaren.
Een maatschappij is in theorie een geheel van met elkaar levende mensen die met elkaar verbonden
zijn en geordend worden door een staat (overheid). Bij sociologie wordt bestudeert hoe verschillende
groepen met elkaar samenleven en hoe verschillen tussen en binnen een samenleving te verklaren
zijn. Ieder individu is met een groot aantal andere mensen verbonden: familieleden, collega’s,
studiegenoten enzovoort. Sociale integratie is de deelname van burgers (ongeacht hun etnische of
culturele achtergrond) aan de samenleving waarbij zij bekend en betrokken zijn bij de specifieke
kenmerken van de Nederlandse cultuur.
Een samenleving of maatschappij wordt niet alleen gekenmerkt door een bepaalde structuur, maar
ook door de cultuur. De cultuur van een maatschappij kan worden gezien als de invulling van de
sociale netwerken of de sociale structuur. Bijvoorbeeld welke dingen accepteren mensen van elkaar
en wanneer ontstaan er conflicten?
Cultuur wordt wel gedefinieerd als “alles wat de mens heeft voortgebracht”. Cultuur is juist dus alles
wat als gevolg van het menselijk handelen ontstaan is. Je hebt dan ook materiele (architectuur,
literatuur) en immateriële (geloof, waarden en normen) cultuurelementen. Het geheel van die
cultuurelementen vormt de cultuur van de samenleving.
Er wordt ook nog onderscheid gemaakt tussen hoge en lage cultuur. Bij hoge cultuur gaat het om alle
elitaire cultuur (zoals filosofische literatuur) die alleen voor een beperkte groep van de maatschappij
met veel cultureel kapitaal toegankelijk is. Lage cultuur wordt ook wel omschreven als populaire
cultuur: alle kunstzinnige uitingen die volksvermaak tot doel hebben (zoals tv programma’s).
Als er wordt gesproken over de “Nederlandse cultuur” wordt er gedoeld op de geldende waarden,
normen, opvattingen, tradities: de definitie van cultuur in brede zin.
De sociale cultuur en structuur bepalen wat wij belangrijk vinden, wat we kunnen en mogen doen en
met wie we omgaan.
Ondanks het feit dat iedere Nederlander onderdeel is van de Nederlandse cultuur, is niet iedere
Nederlander precies hetzelfde en heeft niet iedere Nederlander dezelfde waarden, normen,
opvattingen en gewoontes. Het feit dat niet iedereen al deze cultuurkenmerken naleeft, wordt deviant
gedrag genoemd, oftewel afwijkend gedrag. Dat zie je bijvoorbeeld bij criminelen en bepaalde
subgroepen. Groepen die door gedrag en normen deels afwijken van de maatschappelijke cultuur,
maar wel in andere opzichten overeenkomt met de maatschappelijke cultuur, worden subculturen
genoemd. Bijvoorbeeld Brabander, hipsters, hockeymeisjes.
In het begin van je leven neem je vooral over wat je van je ouders geleerd krijgt. Later worden dat ook
nog leraren. Hierbij vindt dan dus de primaire socialisatie plaats. Als een kind in de puberteit komt
vindt de secundaire socialisatie plaats, hierbij wordt hij of zij ook beïnvloed door leeftijdsgenoten.
Soms wijken jongerenculturen zó af van de heersende maatschappelijke cultuur dat de subcultuur een
contracultuur wordt: hele groepen zetten zich in woord en daad af tegen de algemene normen,
waarden, opvattingen en gewoontes (zoals hangjongeren).
Vanaf kleins af aan wordt de referentiekader gevormd. Dit is een geheel van kennis, verklaringen en
oordelen met betrekking tot de sociale omgeving. Bijvoorbeeld iemand die in zijn referentiekader veel
mensen heeft die homoseksualiteit niet accepteren, zal waarschijnlijk dezelfde opvattingen over dit
onderwerp ontwikkelen.
, De codes (taalgebruik), symbolen (lichaamstaal) en uitingen (kleding) die bij een subcultuur horen,
worden ook wel lifestylekenmerken genoemd.
Subculturen hebben ook grote invloed op ons vrijetijdsgedrag. Hierbij wordt gedrag van anderen
binnen de subcultuur gekopieerd. De centrale drijfveer is dan “erbij willen horen”. Jongeren die
zichzelf tot een bepaalde groepering rekenen of willen rekenen, kopiëren het gedrag, de symbolen en
de uitingen van die groep.
Het is dus wel duidelijk geworden dat we voor een groot deel gevormd worden door onze omgeving,
zowel op macroniveau (maatschappelijk niveau) als op mesoniveau (referentiegroepen en
subculturen). Het derde niveau van factoren die ons gedrag bepalen is het niveau van het individu.
Een deel van die persoonlijkheidskenmerken wordt beïnvloed door de mensen om ons heen
(sociologische benadering) en een ander deel is puur individueel bepaald (psychologische benadering).
De verzorgingspositie is de rol die het individu inneem binnen de sociale structuur. Bijvoorbeeld
vroeger was de man de kostwinner. De verzorgingspositie wordt ook beïnvloed door de levensfase,
het geslacht, fysieke capaciteit (gehandicapten en ouderen kunnen bijvoorbeeld minder) en
intelligentie. Daarentegen zijn fysieke capaciteiten en intelligentie niet voor alle vrijetijdsbesteding
bepalend. Bijvoorbeeld om te luieren heb je die niet nodig, maar bijvoorbeeld om te sporten of
literatuur te lezen wel.
Dan heb je nog de psychologische kenmerken: het individu. Ieder mens heeft zijn of haar
persoonlijkheid: een unieke combinatie van een veelheid aan kenmerken. Deze zijn deels vanaf de
geboorte aanwezig (in genen) en deels aangeleerd via socialisatieprocessen. Om je persoonlijkheid in
kaart te brengen zou je de Big Five kunnen gebruiken. Die bestaat uit deze verschillende dimensies:
- Introvert/extravert
- Vriendelijk/vijandig
- Zorgvuldig/los
- Neurotisch/stabiel
- Onderzoekend/onverschillig
Deze persoonlijkheidskenmerken brengen ons weer een stap dichter bij de verklaring van ons
vrijetijdsgedrag. Als we willen weten waarom we welke dingen doen in onze vrije tijd, is het goed om
eens nader te kijken naar de behoeften van de mens. Je hebt
dan bijvoorbeeld de behoeftehiërarchie volgens Maslow
(Figuur 3.8 blz. 72). Lichamelijke behoeften (drank en eten)
zijn de basisbehoeften van de mens. Pas als het individu het
idee heeft dat de lichamelijke behoeften in voldoende mate
bevredigd zijn, gaat het zich richten op het volgende
behoefteniveau: veiligheid en zekerheid. Pas als het individu
voldoende veiligheid ervaart, gaat hij op zoek naar sociale
contacten. Daarna komst waardering en erkenning en de
behoefte aan zelfontplooiing is volgens Maslow het hoogst
bereikbare behoefteniveau. De eerste twee dingen zijn in
Nederland wel vaak standaard, dus de belangrijkste drijfveren van individuen in onze samenleving zijn
dan ook het opdoen van sociale contacten, het vinden van waardering en erkenning bij anderen en
vervolgens het ontwikkelen en ontplooien van het eigen individu. De behoeften van de mens leiden
tot motivatie. We raken gemotiveerd om bepaald gedrag te vertonen als we, bewust of onbewust, aan
een behoefte willen voldoen. Wanneer je bijvoorbeeld honger hebt en geen eten in huis hebt zal je
gemotiveerd raken om boodschappen te doen.