Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering
Een planmatige aanpak
Hoofdstuk 1: Planmatige bevordering van gezond gedrag
De Wereldgezondheidsorganisatie definieert gezondheidsvoorlichting als ‘de
combinatie van leerervaringen ontwikkeld en ontworpen om mensen en
gemeenschappen te helpen om hun gezondheid te bevorderen’.
Gezondheidsvoorlichting is een onderdeel van gezondheidsbevordering: een
combinatie van voorlichting en omgevingsveranderingen die gezond gedrag en
gezonde leefomstandigheden stimuleert
Planmatige gezondheidsvoorlichting is een belangrijk instrument voor
gezondheidsbevordering
Voor planmatige gezondheidsvoorlichting is het nodig de belangrijke
maatschappelijke en gezondheidsproblemen te identificeren en begrijpen,
gezond en ongezond gedrag te verklaren en te voorspellen, gedrag d.m.v.
voorlichting te beïnvloeden en dergelijke voorlichtingsinterventies te evalueren.
Gezondheidsbevordering is daarnaast ook gericht op het begrijpen van
veranderen van de fysieke, sociaal-culturele, economische en politieke
omgeving. Kenmerken die altijd terugkomen bij gezondheidsvoorlichting:
Problemen waarbij gedrag en gedragsverandering op de een of andere
manier een belangrijke rol spelen
Activiteiten die gebaseerd zijn op een zorgvuldige analyse van de
oorzaken van het gedrag en gedragsverandering
In vrijwel alle activiteiten wordt geprobeerd gedrag te beïnvloeden op
basis van theorieën over gedrag en gedragsverandering, en worden
activiteiten zorgvuldig geëvalueerd.
Doelen van gezondheidsbevordering: in preventie van ziekten zijn er drie
aanknopingspunten waar bevordering van gezond gedrag belangrijk is
1. Primaire preventie richt zich op het voortkomen van een
gezondheidsprobleem of categorie van aandoeningen. Het richt zich op
het wegnemen van oorzaken of risicofactoren voor aandoeningen. Het is
alleen mogelijk als de oorzaken van het probleem voldoende bekend zijn
en deze oorzaken te beïnvloeden zijn. Cliënten niet ziek worden.
Zoveel mogelijk oorzaak wegnemen om te voorkomen dat een
cliënt ziek wordt.
Voorbeeld: preventie van voedselvergiftiging door bevordering van
hygiëne in de keuken
2. Secundaire preventie richt zich op het identificeren van mensen met
een voorstadium of vroeg stadium van een aandoening, zodat gerichte
vroegbehandeling mogelijk is om erger te voorkomen. Het is alleen zinvol
wanneer er een goede test of een vorm van zelfonderzoek is om een
aandoening of een risicogedrag in een vroeg stadium of voorstadium op te
sporen en wanneer de aandoening effectief behandeld kan worden.
Voorbeeld: screenen op borstkanker
3. Tertiaire preventie richt zich op mensen met een ziekte of handicap.
Begint dus na de diagnose. Het doel is om zo goed mogelijk te leven met
en het beheersen van de handicap of ziekte om een verdergaande
invalidering te voorkomen, om kwaliteit van leven te behouden of te
vergroten.
Voorbeeld: bevorderen van therapietrouw
Bij een hoogrisicobenadering wordt eerst een risicogroep geïdentificeerd op
basis van bijvoorbeeld erfelijke eigenschappen, leeftijd of sociale status. Bij een
,hoogrisicobenadering is vooral aangewezen als het relatieve risico op het
probleem waar de interventie op gericht is hoog is, maar bij betrekkelijk weinig
mensen het risico sterk verhoogd is. Bij een populatiebenadering wordt de
hele bevolking of een groot deel van de bevolking benaderd. Bij een
populatiebenadering is het gemiddelde relatieve risico laag, maar de prevalentie
van het risico is hoog: er zijn veel mensen met een verhoogd risico.
Tegenwoordig wordt vaker het onderscheid gemaakt tussen onderstaande
preventie:
Universele preventie. Het doel is om bij alle mensen de gezondheid te
verbeteren en de kans op ziekte te verminderen.
Primaire preventie + populatiebenadering
Selectieve preventie is gericht op bevolkingsgroepen met een verhoogd
risico en heeft als doel de gezondheid van specifieke risicogroepen te
verbeteren.
Hoogrisicobenadering + secundaire preventie
Geïndiceerde preventie richt zich op individuen die nog geen
gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel beginnende klachten of
symptomen.
Hoogrisicobenadering + secundaire preventie
Zorggerelateerde preventie is gericht op individuen met een ziekte en
heeft als doel ziektelast te reduceren en complicaties te voorkomen.
Tertiaire preventie
Middelen om gezondheidsbevordering te bereiken zijn:
Voorlichting. Met gezondheidsvoorlichting proberen we mensen te
motiveren tot, te trainen in en te helpen bij gezond gedrag. Kan meer zijn
dan alleen informatieoverdracht. Het kan ook bestaan uit trainingen,
testen, gespreksvoering etc. Het gaat daarom vaak om een combinatie
van de twee en spreken we sneller over voorlichtingsinterventies of
voorlichtingsprogramma’s.
Voorzieningen. Met voorzieningen proberen we gezond gedrag
gemakkelijker te maken. Voorbeelden zijn waterzuivering om hygiëne te
bevorderen.
Regelgeving. Met controle en sancties wordt geprobeerd gezond gedrag
af te dwingen. Ze gaan ervan uit dat mensen het gezonde gedrag niet
vrijwillig zullen vertonen
Green en Kreuter definiëren gezondheidsbevordering als een combinatie van
voorlichting en omgevingsveranderingen die samen gezond gedrag en gezonde
leefcondities stimuleren. Het gaat dus ook om fysieke, sociaal-culturele,
politieke en economische condities die het gezonde gedrag of rechtstreeks de
gezondheid kunnen beïnvloeden.
De laatste decennia wordt de rol van de omgeving als risicofactor voor
ongezondheid en als determinant van ongezond gedrag steeds meer benadrukt.
Waar vroeger de nadruk vrijwel uitsluitend lag op voorlichtingen aan individuen
met riskant of ongezond gedrag, wordt nu veel genuanceerder gedacht over de
doelgroepen van gezondheidsvoorlichting. We kunnen 5 niveaus doelgroepen
onderscheiden.
1. Individueel niveau
2. Interpersoonlijk of groepsniveau
3. Organisatieniveau (managers, directeuren)
4. Lokaal niveau (opinieleiders in wijken)
, 5. Samenlevingsniveau
Het gaat uiteindelijk om de gezondheid van de eerste doelgroep, mensen die
risico lopen, risicogedrag vertonen of patiënten. In veel gevallen zijn het echter
anderen die een zekere mate van controle hebben over de omgevingscondities,
en zijn zij daarom medeverantwoordelijk voor het (on)gezonde gedrag en de
gezondheid van de doelgroep. Functionarissen voor wie het een hoofdtaak is,
worden gezondheidsbevorderaars genoemd (GB’er).
Model voor planmatige gezondheidsvoorlichting
De essentie van het model schuilt in het stellen van de juiste vragen en het
stapsgewijs komen tot de
juiste beslissingen.
Hoe nuttig het gebruik van
het planmatige
gezondheidsvoorlichting
model illustreren we aan de
hand van veel voorkomende
valkuilen.
1. Een niet bestaand
probleem
2. Het verkeerde gedrag
3. De verkeerde
gedragsdeterminanten
4. Verkeerde interventie
5. De verkeerde implementatie
6. Evaluatie
Een planmatige aanpak en een planningsmodel draagt ertoe bij dat de
voorlichter dergelijke fouten kan vermijden. Voor het ontwikkelen van de
interventie hebben we voldoende gegevens nodig voor het gezondheidsprobleem
en de persoonlijke en omgevingsdeterminanten. Pas daarna kan de GB’er op
professionele wijze een interventie ontwikkelen. We maken gebruik van drie
gereedschappen: literatuur, theorieën over gedrag en gedragsverandering en
aanvullend onderzoek. De volgende procedure kunnen worden doorlopen:
1. Definieer zorgvuldig de vraagstelling
2. Inventariseer de directe beschikbare kennis, brainstorm over
mogelijke voorlopige antwoorden. In dit stadium kunnen experts
geconsulteerd worden om de werkelijke ernst of omvang in kaart te
brengen.
3. Deskresearch. Zoek literatuur, statistieken, of andere documentatie die
direct of indirect de vraag kan beantwoorden. Over veel vragen is
namelijk al gepubliceerd/ Vooral voor de eerste twee stappen van het
model verschijnen steeds vaker systematische reviews = systematische
inventaris van de wetenschappelijke literatuur over een bepaald
onderwerp.
4. Zoek empirisch ondersteunde theorieën die direct of indirect de
vraag kunnen beantwoorden. Is gebaseerd op integratie van
wetenschappelijk bewijs. Het is vaak ook een interpretatie en
generalisatie van dat bewijs en daarmee subjectiever.
5. Doe aanvullend onderzoek. Ga na welke vragen wel en niet beantwoord
zijn bij de eerste vier gereedschappen en welke antwoorden aanvullende
ondersteuning nodig hebben.
6. Leid antwoorden af en pas deze toe.
, Ethiek is het systematisch denken over normen en waarden met betrekking tot
menselijk handelen. Het gaat over verantwoordelijk handelen naar anderen.
Voorlichters moeten kunnen uitleggen wat hun ethische keuzes zijn en hun
argumenten moeten gesteund worden door anderen. Gezondheidsvoorlichting
kan een aantal onbedoelde neveneffecten hebben.
Schuld en angst wanneer mensen leren dat ze ongezond leven
Stigmatisering. Mensen met overgewicht voelen zich bijvoorbeeld
gestigmatiseerd
Vergroten van gezondheidsverschillen
Autonomie behelst de individuele vrijheid om te leven zoals men dat wil. In
eerste instantie lijkt gezondheidsvoorlichting autonomie te vergroten. Men kan
betere geïnformeerde autonome keuzes maken. Dit is echter niet altijd het
geval. GB’ers worden in het algemeen op beoordeeld of zij succesvol zijn
geweest in termen van promotie van gezondheid of gezond gedrag, niet in
termen van promotie autonomie. Dit leidt soms tot een paternalistische
gezondheidsvoorlichting ook wel medisch model van gezondheidsvoorlichting
(evidence based medicine): moet eerst succesvol zijn worden ze op grotere
schaal toegepast. Interventies ter bevordering van gezond gedrag moeten zijn
gericht op gedragsbeïnvloeding en alleen als die beïnvloeding succesvol is, is
bredere toepassing aangewezen. Interventiemethodieken mogen niet
doelbewust de autonomie van de doelgroep aantasten, door bijvoorbeeld
eenzijdige informatie te geven. In het geval dat mensen niet autonoom kunnen
functioneren wordt paternalisme meestal acceptabel gevonden. Het ingrijpen in
de autonomie van het individu is dan juist in het belang van het individu. In de
tweede plaats vinden we een beperking van autonomie in
gezondheidsbevordering meestal acceptabel wanneer het gedrag van de een de
gezondheid van de ander schaadt.
Gezondheidsvoorlichting zou dus in principe moeten proberen mensen hun
eigen verantwoordelijkheid te laten nemen en ze te motiveren en ze in staat te
stellen tot gezondere keuzes. Programma’s om de vaardigheden daartoe te
bevorderen vormen een belangrijk element in veel
gezondheidsvoorlichtingsprogramma’s.
Hoofdstuk 2: Analyse van gezondheidsproblemen
Je begint bij de planmatige ontwikkeling van een interventie met de evaluatie
van de gezondheidstoestand van de populatie waarvoor de interventie
ontwikkeld moet worden. Deze evaluatie dient uit te wijzen wat de belangrijkste
gezondheidsproblemen zijn en waar veel gezondheidswinst kan worden gehaald.
Hieruit kunnen algemene prioriteiten gesteld en doelstellingen geformuleerd
worden voor interventies. Bij voorkeur richten deze interventies zich op
preventie van veranderbare, veel voorkomende gezondheidsproblemen met een
grote impact op de lokale of nationale gezondheidssituatie zoals hart- en
vaatziektes. Maar de interventie kan ook gericht zijn op gezondheidsproblemen
die minder vaak voorkomen, maar wel ernstige consequenties hebben zoals
hiv/aids.
Er zijn verschillende maten om de gezondheid van een populatie uit te drukken.
De levensverwachting en maten van gezonde levensverwachting zijn daarbij erg
belangrijk. Er wordt vaak begonnen met te kijken naar de levensverwachting bij
geboorte. De fundamentele vraag is: hoe lang zullen we leven? Sterven we
gemiddeld genomen vroeg of laat? Levensverwachting geeft informatie over de
lengte van leven, maar zegt nog niet direct iets over de kwaliteit van de geleefde
jaren. Daarom is een aanvulling gewenst met maten van kwaliteit van leven voor