Farmacologie colleges
College 1 29/03/2021 – Het geneesmiddel
Farmacologie – onderzoek naar en de werking van farmaca. Farmaca zijn alle biologisch
actieve verbindingen inclusief de toxinen, giften. Toxicologie vormt onderdeel van de
farmacologie. Alle toxines zijn uiteindelijk biologisch actief en vallen onder farmaca. Farmaca
is dus niet hetzelfde als geneesmiddel. Een geneesmiddel is een farmacon (drug) toegepast
voor therapie. Nederlandse begrip drug is in het Engels niet hetzelfde, verslavend middel is
in het Nederlands een verslavend iets. In het Engels is het een geneesmiddel. Een verslavend
middel is in het Engels een drug of abuse, verslavend middel.
Voor ieder farmacon dat we kennen zijn er parameters voor de farmaco dynamiek en
kinetiek.
Farmaco dynamiek = wat doet het farmacon met het lichaam
Farmacokinetiek = wat doet het lichaam met het farmacon
Farmacotherapie
Toepassen van kennis en kunde uit de farmacologie voor het op verantwoorde, effectieve en
veilige wijze behandelen van de zieke mens of dier.
De farmacologie heeft een lange geschiedenis. Al meer dan 5000 jaar geleden werd de
farmacologie ontwikkeld in de vorm van therapeutische toepassingen verkregen uit planten
en bomen waarvan bepaalde effecten bekend waren. Door wilgenbras op de huid te smeren
verdween een bepaalde pijn, bij het drinken van deze wilgenbras waren deze effecten er
niet. De apothekers waren de directe voorlopers van de farmaceutische industrie.
Verschil tussen de klassieke farmaceutische industrie en de biofarmaceutische industrie. In
de biofarmaceutische industrie gaat het om het ontwikkelen van therapeutische eiwitten,
recombinante eiwitten van eiwitten die in het lichaam worden gemaakt bijvoorbeeld insuline
voor diabetes mellitus. Vroeger gehaald uit extracten van dierlijke producten maar
tegenwoordig met recombinant technieken uit de biologie worden ze in kweekbakjes
gemaakt en toegepast als geneesmiddelen.
,Met de wetenschappelijke revolutie in de 17e/18e en 19e eeuw kwamen door de
ontwikkelingen in het vakgebied van de scheikunde dat men in staat was om uit de
natuurlijke extracten de actieve substanties uit te isoleren en die chemisch te karakteriseren
waardoor de structuur bekend werd, wanneer je de structuur kent en met synthese kunt
namaken kan je daarmee spelen en ook nieuwe moleculen maken. Synthetic drugs door
farmaceutische industrie. Ook steeds meer kennis en wetenschap beschikbaar uit andere
wetenschapsgebieden biomedische in het bijzonder. De farmacologie maakt gebruik van
wetenschap verkregen uit scheikunde, moleculaire biologie en fysiologie. Farmacologie is
een integratieve wetenschap. Je moet daardoor dus ook een basiskennis hebben van de
scheikunde en fysiologie etc.
Wat is farmacologie?
Farmacologie is die wetenschap die zich bezighoudt met wat de farmaca doet en hoe ze
werken. Een farmacon is altijd een chemische substantie, automatisch de reden waarom de
scheikunde altijd een hoofdrol speelt. Het geneesmiddel is een chemische substantie die
gewoonlijk gebruikt wordt voor het behandelen van ziektes. Als het om toxines gaat,
gebruikelijk die niet worden toegepast voor het behandelen van ziektes. De geneesmiddelen
zijn bedoeld om een selectief effect te bewerkstelligen, hoofdpijn wegnemen bijvoorbeeld.
Maar het ideaal van de selectieve werking wordt maar zelden bereikt. Als gevolg hiervan dat
het nauwelijks wordt bereikt is de consequentie dat er naast het therapeutisch effect (wat je
wilt) er ook altijd een risico is op bijwerkingen die je niet wilt hebben. Dus bij het toepassen
van geneesmiddelen is er altijd sprake van het ‘risk benefit’ voordeel wat je uit een
geneesmiddel kunt hebben. Kennis van de farmacologie is essentieel voor farmacotherapie.
, Relatie tussen farmacologie en
farmacotherapie weergegeven. Wanneer
degene die farmacotherapie gaat bedrijven
dat die dat doet en zorg draagt dat
concentratie in bloedplasma van een stof
zich binnen het therapeutisch raam bevindt.
Therapeutisch raam heeft een ondergrens,
mimimum effective concentration,
waarboven het beoogde therapeutische
effect zichtbaar is. En een bovengrens
minimum toxic concentration, als de
concentratie in bloedplasma daarboven
komt er toxische effecten gaan optreden.
Werking van geneesmiddelen
Hoofdwerking = effect waarvoor het middel wordt toegediend, de therapeutische effecten
bijvoorbeeld pijnstilling. Paracetamol bij hoofdpijn. Dat betekent dat alle andere effecten die
die stof kan bewerkstelligen, waar je niet op zit te wachten vallen onder de term
bijwerking = ongewenst effect. Adworse drug reaction en in extreme zin toxische effecten,
leverschade of nierschade, dat noemen we een toxisch effect.
Als we een stof toedienen om een bepaald therapeutisch effect te bewerkstelligen dan is dat
de hoofdwerking. Maar die zaak kan ook omdraaien, een bijwerking kan een hoofdwerking
worden. Hangt af van het doel waarvoor we de stof toedienen.
Wat hoofd-of bijwerking is wordt bepaald door het doel waarvoor het farmacon wordt
toegediend. Acetylsalicylzuur is een extract van de wilgenbast, salicylzuur is het actieve
bestanddeel en het acetylsalicylzuur is de vorm waarin we het kennen en als aspirine op de
markt is gekomen als pijnstiller. Maar vanaf het begin was bekend dat het ook enorme
risico’s inhoudt toedienen van aspirine. De gevaarlijkste bijwerking is maagbloedingen. Heeft
te maken met ontstolling van bloed, de bloedplaatjes aggregatie die acetylsalicylzuur ook
tegengaat. Ondanks het werkingsmechanisme wat aan de ene kant pijnstilling veroorzaakt
en aan de andere kant ontstolling, is het duidelijk dat de ontstollende effecten bijwerkingen
zijn daar ben je niet op uit het is een gevaarlijk effect. Maar nu een omkering van hoofd en
bijwerking, aspirine tegenwoordig vaak toegediend als secundaire preventie bij
hartinfarcten, je wilt het bloed ontstollen om risico op recidief tegen te gaan. Daarom vaak
langdurig aspirine toedienen in lage dosering. Voor pijnstillend middel is een hoge
concentratie nodig. Hoofd en bijwerking zijn dus relatieve termen en kunnen omgedraaid
worden afhankelijk van het doel.
Placebo = een preparaat waarin de vorm van een geneesmiddel kan worden gegoten, maar
in dit geval een preparaat dat geen farmacologisch actieve substantie bevat.
Nocebo = een placebo dat ongewenste effecten heeft, dus veel bijwerkingen kan induceren.
Een placebo kan wel een therapeutisch effect hebben, het placebo-effect. We moeten weten
hoe groot het placebo-effect is om te kunnen vaststellen wat effectief gezien de bijdrage van
het nieuwe farmacon zal zijn aan een bepaalde behandeling. Het heeft geen zin als een stof
niet meer effect heeft dan wat een placebo ook zou hebben. Een placebo kan wel degelijk
, een therapeutisch effect hebben, bij depressies bijvoorbeeld. Omdat het toedienen van een
farmacon altijd gepaard gaat met een bepaald verwachtingspatroon van de patiënt, als
iemand zon effect verwacht en ook weet wat die zou verwachten dan is er vaker kans op een
placebo-effect. Waarbij het verwachtingspatroon minder een rol speelt zullen de effecten
ook lager zijn. Zo kunnen we ook snappen hoe een stof een nocebo kan worden, wanneer
potentiele bijwerkingen benadrukt worden bij potentiele stof kan het zo zijn dat patiënt
aangeeft dat er veel bijwerkingen zijn op basis van verwachtingspatroon. Als farmaca via de
mond wordt toegediend wordt de meest frequente bijwerking misselijkheid genoemd. Komt
vaak door het nocebo effect, via de mond slikken hebben mensen de verwachting om er
misselijk van te worden. Bij oraal gebruik misselijkheid de meest gerapporteerde bijwerking
zonder aanwijzing van werkingsmechanisme van farmaca maar nocebo effect. Placebo-effect
wordt duidelijk in clinical trials met name RCT, waarin actieve substantie wordt vergeleken
met placebo-effect.
Combinatie van farmaco dynamiek en kinetiek zorgt
voor een verklaring van de werking van die
biologisch actieve verbindingen. De werking van
farmaca is een complex fenomeen. De effecten
bestaan uit effecten op verschillende niveaus die
met elkaar de som op de individuele niveaus zijn.
Dosis-respons-relatie, de werking van farmaca als
we aan de ene kant de dynamiek en aan de andere
kant kinetiek proberen op te helderen.
Fasen in de farmacotherapie
De farmacie richt zich op de farmaceutische vormgeving van
een geneesmiddel. Verwijst naar dat een geneesmiddel in
bepaalde vormen kan worden toegediend, als tablet of in de
vorm van een drank en daarna kan gespeeld worden. Sneller
werken, langer verblijven etc. Daarmee houdt de farmacie
zich bezig hoe je ze samenstelt op de juiste manier voor een
doel. Afhankelijk van de farmaceutische vormgeving is de
plasmaconcentratie in de tijd in relatie tot de orale
toedieningsvorm. Een tablet bereikt maximale plasmaspiegel
oraal toegediend later dan als je het in een drank vorm
toedient en de piek is ook lager. Dat geldt nog meer als
diezelfde biologische verbinding in een
tablet met gereguleerde werking
wordt toegediend.
Dus groot voordeel, de patiënt hoeft de patiënt minder vaak in te
nemen want neemt het drankje dat beter werkt. De therapietrouw
wordt hiermee bevorderd.