Hoofdstuk 1 – Achtergronden van internet
Internet = hardware + software.
Internet is een kabel.
1.1 De geschiedenis van internet
Software en data staan steeds vaker op servers op internet, vaak weten we niet eens precies waar =
cloud.
Processor: een stuk hardware dat bepaalde basishandelingen kan verrichten en de instructies van
programma's uit kan voeren.
Harde schijf: een onderdeel waarop informatie opgeslagen kon worden, het geheugen.
Software = computerprogramma's, daar werkt hardware mee.
Personal Computer = pc
1.2 Ontstaan van internet
ARPA, Advanced Research Projects Agency: het ontwikkelen van technologie, de basis van internet
(defensie).
ARPANET: berichten uitwisselen -> e-mail. Individuele gebruikers, @, ARPANET.
TCP/IP-adres: een verzameling van protocollen die het verzenden van data over internet mogelijk
maken.
Waar ben jij/computer/telefoon? Je locatie.
DNS server: consument zoekt iets (google of adres). Deze server leidt de consument naar waar hij
moet zijn.
Internet is een open netwerk van onderliggende netwerken gebaseerd op TCP/IP.
Internet bestaat uit een ongelofelijk aantal onafhankelijke werkende netwerken.
Hypertext: een speciale vorm van digitale tekst.
Gebruikte woorden, begrippen of afbeeldingen verwijzen naar andere tekst, begrippen of
afbeeldingen. Deze verwijzingen heten hyperlinks.
Hypertext is de basis van de computertaal HTML.
HTTP, Hyper Tekst Transfer Protocol: bij een webpagina.
Een website kan uit duizenden webpages bestaan. Websites waren een enorme aanjager van de
groei van internet.
Basis van de website = HTML + tags (tags om de website te kunnen vinden in de browser).
,Roaming: je eigen provider/netwerk is niet mogelijk in het buitenland. Dus maakt je apparaat
verbinding met het netwerk in dat land.
1.3 Gebruikscijfers internet
Nederland staat in de EU bovenaan met internetgebruikers.
Het internet is een expanderend wereldwijd infrastructureel netwerk van computers, servers,
routers en andere devices, gebaseerd op algemeen geaccepteerde normen en vastgelegde
technieken en standaarden.
Internet is een infrastructuur waarop verschillende activiteiten mogelijk zijn.
Www = World Wide Web.
E-mail en internetbellen loopt niet via www.
Online: het apparaat waarop we werken heeft contact met internet.
1.4 Ontwikkeling in communicatie
One-to-many (massamedia): informatie naar iedereen communiceren.
One-to-few (gesegmenteerde media): boodschap gericht naar een bepaalde groep.
One-to-one (persoonlijke media): informatie/boodschap gericht voor een persoon.
Many-to-many (sociale media)
Few-to-few (sociale media, internet): webpagina's persoonlijker maken.
1.5 Toegang tot internet
Internet heeft meerdere onderdelen.
Browsers: softwarepakketten die geschikt zijn om HTML-files te tonen, te navigeren over het internet
en een groot aantal andere functies invullen.
Het semantische web (Web 3.0) is de tendens waarbij internettoepassingen meer op elkaar zijn
afgestemd, met elkaar kunnen samenwerken of geïntegreerd kunnen worden.
1. Structuur van internet
Internet is een groot netwerk, een geheel van computers die met elkaar kunnen communiceren.
Hoe communiceren deze computers met elkaar? Dat is vastgelegd in protocollen, belangrijkste is
TCP/IP.
IP-adres: uniek nummer waaronder het apparaat bekend is op internet en waarmee het toegang
heeft tot internet.
Domain Name System: IP-nummers worden omgezet in namen die wij herkennen.
Informatie die verstuurd wordt, wordt opgedeeld in kleine 'pakketjes' data (TCP/IP protocol).
Een foto wordt in kleine pakketjes verstuurd, bij aankomst wordt het weer een foto.
Routing: een gelaagdheid in de structuur van internet bij het versturen van al die pakketjes met
data.
Backbone: de snelweg van internet, hoofdbekabeling van internet.
Kunnen bulkhoeveelheden data vervoeren. Dat deel van het bekabelingsnetwerk dat niet de losse
computers, maar complete netwerken met elkaar verbindt.
,LAN, Local Area Network: verbindt computers in bedrijven met elkaar. Rechten toekennen aan
gebruikers of bepaalde handelingen beperken, verbieden, toestaan.
Client/server model: server is permanent beschikbaar voor de clients en reageert.
Client: iemand die iets zoekt, de consument.
Server: een bedrijf waar de informatie gevonden kan worden.
Peer-to-peer netwerk, P2P: een netwerk op basis van gelijkwaardigheid van de verschillende
aangesloten computers: alle deelnemende computers zijn in staat om acties te starten en te
beëindigen.
File sharing: bestanden worden gedeeld.
Bittorrent-sites: zijn verboden, worden elke keer weer uit de lucht gehaald. Inbreuk maken op
auteursrechten van bedrijven of personen.
Wat gaat er door een internetkabel heen?
WWW: World Wide Web
File transport: bestanden downloaden
VoIP: bellen, videobellen
E-mail
Streaming video
IPA
URL
2. Netwerk-begrippen
Download-snelheid: iedereen wil tegenwoordig zo snel mogelijk internet en niet te lang wachten,
dan klikken ze het alweer weg.
Doorvoersnelheid van de hardware, de apparaten.
Het type verbinding (4G, wifi).
Het aantal gebruikers van het netwerk.
De drukte op heel internet of van de bezochte website op dat tijdstip.
Het gebruik van cookies (kleine stukjes software).
De techniek achter de bouw van de website.
De snelheid van de processoren van de pc's die in het traject zitten.
Aanbieder = provider
Bandbreedte: de overdrachtscapaciteit per tijdseenheid van een netwerk. De hoeveelheid MB's
(data) die kan worden vervoerd per tijdseenheid. Hoe groter de bandbreedte, hoe sneller het
datatransport.
Streaming media: de technologie om audio en video rechtstreeks via computernetwerken te
distribueren. Dit gebruikt veel data, dus veel bandbreedte wordt in beslag genomen.
3. Software-begrippen
Hardware: tastbare, fysieke apparatuur. Smartphone, computer, tablet, bedrading.
Software, programmatuur: computerprogramma's.
Apps, applicatie, is ook software. Is direct te gebruiken en doet iets.
, (System) software; dit zorgt ervoor dat je device (iOS bij Apple) of netwerk werkt.
(Applications) software; hiermee kun je bepaalde handelingen doen zoals teksten schrijven,
foto's bewerken etc. Hier vallen ook alle apps onder.
Commerciële software: wordt ontwikkeld door 1 persoon of bedrijf. Broncode is geheim, betalen om
de software te mogen gebruiken.
Freeware en shareware: vormen van verspreiden en gebruiken van software.
Freeware: software is gratis te gebruiken.
Shareware: soms bij langer of herhaald gebruik gaan betalen voor de software.
Open source software: software waarbij de gehele broncode vrij beschikbaar is. Broncode is de
programmeertaal waarmee/waarin 'iets' is geschreven. De broncode kan door iedereen worden
aangepast.
Freeware kan de broncode niet worden aangepast.
Crippleware: gratis software, maar er zijn onderdelen geblokkeerd/functionaliteit is beperkt. Tegen
betaling de beperkingen weghalen (verschil met freeware of shareware).
Maleware: verzamelnaam voor kwaadaardiger/schadelijke software (virus).
Bèta: software die wordt vrijgegeven terwijl ze nog niet helemaal klaar is, om eventuele fouten op te
sporen.
Bugs: fouten in de software.
4. Draadloze toegang tot internet
Grootste deel van internetverbindingen loopt via kabels, alleen het laatste stukje van router naar pc
is draadloos.
Wifi: draadloze techniek, kleine draadloze netwerken en slechts een beperkt bereik.
Bluetooth: hardware op korte afstanden draadloos met elkaar communiceren.
Verschillen Bluetooth en wifi:
Wifi is voor grotere data-overdracht geschikt en heeft een veel grotere snelheid.
Wifi reikt soms wel 100 meter, Bluetooth maar rond de 10 meter.
Wifi is bedoeld voor netwerken, Bluetooth als vervanger van kabels.
Bluetooth is door haar beperkingen wel veel veiliger en gebruikt veel minder stroom.
NFC, Near Field Communication: draadloze communicatie tussen twee apparaten, dicht bij elkaar 10-
15 centimeter.
GPRS, 2G, 3G, 4G, 5G en straks 6G: snelheid van de dataverbinding van een mobiel device.
4G, 4th Generation Technology: een telecommunicatiestandaard voor mobiele data-overdracht.
GPS: systeem zoekt een aantal satellieten en bepaalt aan de hand daarvan de locatie. Nauwkeurig
tot op paar meter.
iBeacon: een verzamelnaam voor apparaten die via Bluetooth Low-Energy (BLE) signaal interactie
hebben. Het is een stuk hardware, kan verbinding maken met een apparaat die BLE aan heeft staan
en zich binnen een afstand van 50 meter bevindt.