Hoofdstuk 1
Vrije tijd = Een tijdseenheid
Vrijetijd = Sector, beleving, gedrag consument
Verschil objectieve en subjectieve benadering
Objectief: kwantiteit, free time, vrije tijd
Subjectief: kwaliteit, Leisure (vrijetijdsbeleving), vrijetijd
Verschil benaderingen vrijetijd waarbij tijd, gedrag en beleving centraal staan
benadering naam onderwerp kenmerk relevant wanneer je..
(Engels)
objectief temporal TIJD Hoeveel vrije aantallen/hoeveelheden moet noemen
tijd heeft of landen/groepen/jaren wilt
iemand? vergelijken.
behavioural GEDRAG Wat doet wilt weten hoe mensen zich gedragen
iemand in zijn en hoe dat te verklaren/beïnvloeden is
↕ vrije tijd / hoe
ziet zijn
Leisuregedrag
eruit?
subjectief mental BELEVING Hoe mensen wilt begrijpen;
beleeft/ervaart motieven/waarden/gevoelens/beleving
iemand vrije in kaart wilt brengen
tijd / Leisure?
Vrije tijd = alle tijd – arbeid – onderwijs – zorgtaken – persoonlijke tijd’ (objectieve benadering)
= residuele definitie : tijd die overblijft nadat is omschreven wat het NIET is.
Een Nederlander besteed 47,8 uur gemiddeld aan objectieve vrije tijd per week, gemiddeld 5 uur per
dag (best veel t.o.v. andere landen).
De hoeveelheid tijd die als vrij wordt beschouwt en de voorkeur wat te doen in je vrije tijd verschilt
per cultuur.
,Hoofdstuk 2
De geschiedenis van de vrije tijd
Tot 1850: ontdekking vrije tijd, standenmaatschappij, alleen elite(Leisure Class) had vrije tijd
(bezoeken voorstellingen, beoefenen sport en feestelijke bijeenkomsten). Vrije tijd was niet
vanzelfsprekend en het had niks te maken met consumptie.
1850 – 1920: Engeland industriële revolutie(uitvinding/verbetering stoommachine),
klassenmaatschappij, arbeiders leefden niet meer als dienstman van de landheer, maar had een vast
aantal werkuren en kreeg na de gewerkte uren een zakje geld mee en was tot de volgende ochtend
vrij. De arbeider had zo dus een aantal uren over: de ‘vrije tijd’ was geboren. Eerst had deze vrije tijd
maar 1 doel: lichamelijk herstellen van arbeid (recuperatie/recreatie). Later werd het alcoholgebruik,
gokken en prostitutie.
1920 – 1990: Twee gebeurtenissen die grote invloed hadden op de vrije tijd van de Nederlander:
1. Nederland was na de 1e Wereld Oorlog een verzuilde samenleving geworden met 4 groepen
(katholieken, protestanten, socialisten en liberalen).
2. In 1919 werd de Arbeidswet aangenomen (8-urige werkdag).
Vanaf de jaren 20 begon langzaam de commerciële vrijetijdsindustrie op gang te komen (cinema’s,
cafés, jazzclubs, kermissen en casino’s). In de jaren ’50 en ’60 ging het economisch goed met
Nederland, er kwamen zelf gastarbeiders. In 1960 is het toch gelukt om de vrije zaterdag in te lassen.
In dit jaar stegen ook de lonen en kwamen de personenauto en televisie uit.
Vanaf 1990: Leisure is een gedrag, een activiteit en een state of mind die niet kan worden gezien als
het tegenovergestelde van arbeid. De scheidslijn tussen arbeid en vrijetijd is steeds meer aan het
verdwijnen, en dus vervlechten (‘Labour of Leisure’)
Geschiedenis van de vrijetijdsstudies in Nederland
In 1899 eerste bekende studie over vrije tijd: The Theory Of The Leisure Class – Thorsten Veblen.
Vanaf 1919 werd er voor het eerst onderzoek gedaan in vrijetijdsstudies. Vragen werden gesteld:
‘Wat is goed voor het volk?’ en ‘Hoe krijgen we het volk zover om deugdelijke vormen van
vrijetijdsbesteding te kiezen?’.
Na de 2e Wereld Oorlog hielden de vrijetijdstudies zich vooral bezig met de vragen: ‘Gaat de
vrijetijdsbesteding ten koste van de wederopbouw en de arbeidsmoraal in Nederland?’. Toen de
wederopbouw aan zijn einde kwam, kreeg de studie naar vrije tijd een steeds positievere inslag.
Vanaf 1991 werd er onderzoek gedaan naar de tijdbesteding door Nederlands door Beckers &
Mommaas, hierdoor werd de vrijetijdsbesteding geregistreerd. Dit ook bij de eerste vrijetijdsstudie
als opleiding: Multidisciplinaire vrijetijdswetenschappen bestaande uit sociologie, psychologie en
economie.
Sinds 2013 Leisure Management: Regisseren van sferen, belevenissen en waardecreatie voor de
consument. Betekenisvolle belevenissen creëren, managen en vermarkten.
, Vrije tijd als sociaal fenomeen = een verschijnsel dat onlosmakelijk verbonden is met het menseliijk
handelen.
Standenmaatschappij = onderscheid werd gemaakt tussen geestelijkheid, adel en burgers en boeren.
Klassenmaatschappij = verschillen tussen geestelijkheid/adel en burgers/boeren werden kleiner.
Neoliberalisme = overheid houdt zich steeds minder bezig met taken die ook door commerciële
bedrijven uitgevoerd kunnen worden.
Vrijetijdsindustrie = aan de vraagzijde consument met relatief gezien grote keuzevrijheid en veel
geld. Aan de aanbodzijde sterk gegroeid aantal bedrijven dat slim weet in te spelen op de wensen
van de consument en veranderende rol overheid.
Liquid Leisure = vloeibare vrijetijd, waarbij ieder individu de vrijheid heeft of zijn eigen leven vorm te
geven en zelf te bepalen hoe hij zijn tijd besteedt. (Tony Blackshaw, docent Leisure in Sheffield, 2010)