Samenvatting Burgerparticipatie
Week 1
Mantelzorgers en vrijwilligers in beeld.
1.1 In transitie
Zorg wordt steeds vaker op informele basis verleend (vrijwilligers, mensen uit
eigen netwerk). Formele zorg zal nodig blijven, maar die zal steeds minder
worden verleend in een verblijfsinstelling. Er moet worden gezocht naar een
goede balans tussen formele en informele zorg en ondersteuning.
1.1.1 Complex werkveld
Professionals werken steeds vaker met vrijwilligers en/of mantelzorgers. Daarbij
vervagen de grenzen tussen zorg en welzijn en kunnen professionals met
cliënten werken in de verblijfszorg en steeds vaker in de thuissituatie. Ook heeft
een cliënt vaak ondersteuning nodig bij verschillende levensdomeinen.
1.1.2 Opdracht aan de sociaal werker
Het is de taak om mensen te ondersteunen naar optimale zelfredzaamheid,
zelfsturing en actieve participatie en daarbij het mobiliseren van de omgeving
van de cliënt. Afhankelijk van de hulpvraag en kwetsbaarheid van de cliënt vied
je faciliteiten, ondersteuning of neem je initiatieven.
1.1.3 Evidencebased werken
Evidencebased werken houdt in dat je gebruikmaakt van de recentst beschikbare
kennis over methoden die werken en deze kennis inzet naar jouw professionele
inzicht en ervaring, in aansluiting op de behoefte van je cliënt. Bij het kiezen van
de juiste methoden:
- Maak je gebruik van beschikbare wetenschappelijke kennis.
- Maak je gebruik van inhoudelijke en methodische kennis en ervaringen
van jou en van collega-professionals.
- Overleg je met je cliënt over de beste aanpak die aansluit bij zijn of haar
voorkeuren.
Bij voorkeur maak je gebruik van interventies of methoden die op meerdere
plaatsen gebruikt kunnen worden en die goed staan beschreven. Je kunt
afwijken van de wijze waarop een bepaalde methode staat beschreven, maar
die dit bewust en beargumenteerd. Nog niet veel aanpakken in het sociale
domein zijn wetenschappelijk bewezen.
1.1.4 Decentralisatie, transitie en transformatie
De Nederlandse samenleving veranderde van verzorgingsstaat naar
participatiesamenleving. Om deze omslag door te kunnen zetten, zijn een aantal
wetten ingevoerd waarvan sommige vorm krijgen in decentralisaties. Een van de
wetten is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo, 2007), hierin werd een
aantal AWBZ-functies gedecentraliseerd. Huishoudelijke verzorging was de
grootste nieuwkomer voor de gemeente. Sindsdien vinden meer decentralisaties
plaats. Het idee hierachter is dat de gemeente zorg en welzijn beter kan laten
aansluiten op de behoeften van burgers en tegelijkertijd eenvoudiger en
goedkoper kan organiseren.
Voor de omslag die gemaakt moest worden door o.a. gemeenten om nieuwe
taken uit te kunnen voeren, wordt de term transitie gebruikt. De term
transformatie wordt gebruikt voor de betekenis die de veranderingen hebben
,voor burgers en professionals. De verschuiving naar participatiesamenleving is
een cultuuromslag, want de verantwoordelijk voor zorg en ondersteuning ligt nu
meer bij de mensen zelf. Al deze veranderingen hebben invloed op de formele -,
en informele zorg. Informele zorgers vangen de klappen op en vullen de zorg
aan.
1.2 Kernbegrippen
-
1.2.1 Zorg en ondersteuning als proces
Zorg en ondersteuning is iets tussen mensen. De dynamiek tussen degene die
hulp nodig heeft en degene die het biedt, beïnvloedt in sterke mate hoe zorg en
zorgen eruitziet.
- Zorgzaam zijn voor (caring about)
- Zorgen dat (taking care of)
- Zorg bieden (care giving)
- Zorg ontvangen (care receiving)
Bij zorg is er altijd sprake van een proces. Het heeft met kwaliteit, waardering
en contact te maken of zorg aangenomen wordt. Zorgen is dan datgene wat we
doen om zo goed mogelijk te kunnen leven.
1.2.2 Dimensies van zorg en ondersteuning
Twee centrale betekenissen van de verzorgingsstaat: Het bieden van
bescherming en verpleging of medische behandeling. Vanaf de jaren 60 breide
het onderwerp zich uit met persoonlijke betrokkenheid. Deze dimensies samen
noemen we tegenwoordig zorg en ondersteuning. Bij zorg en ondersteuning kan
het gaan om allerlei soorten zorg, maar wel is het belangrijk dat de
zelfredzaamheid bevordert wordt.
Tabel 1.1 Dimensies van zorg en ondersteuning Blz. 9. Mantelzorg en
vrijwilligers in beeld.
1.2.3 Informele zorg en ondersteuning
Informele zorg: Zelfzorg, mantelzorg en vrijwilligers in de zorg.
Zelfzorg: Alles wat je doet om je eigen gezondheid te ondersteunen.
Gebruikelijke zorg: Alles wat je binnen een huishouden gewoonlijk doet voor
jezelf en de gezinsleden.
De overheid hanteert het protocol gebruikelijke zorg, waarin staat wat de
overheid verstaat onder gebruikelijke zorg. Voor deze zorg kun je geen
aanspraak maken op professionele zorg en er is ook geen sprake van
mantelzorg.
Mantelzorg: Zorg die langer dan drie maanden duurt met (meer dan) acht uur
per week. Veel gemeenten gebruiken het protocol gebruikelijke zorg bij het
toekennen van professionele zorg. Dat geldt niet als het gaat om ondersteuning
van mantelzorgers, hiervoor gelden vaak minder strikte grenzen. Waar de grens
van gebruikelijke zorg ligt, verschilt per familie en hoeft niet overeen te komen
met de richtlijnen uit het protocol.
1.2.4 Mantelzorg
Mantelzorg: Zorg die wordt geboden door mensen die een relatie hebben met
degene aan wie ze zorg verlenen. De relatie bestond al voor de zorg begon. Het
verschil met gebruikelijke zorg is dat het meer en intensiever is. Mantelzorg
hoeft niet alleen thuis plaats te vinden.
,1.2.5 Vrijwilligers in de zorg
Vrijwilligers hebben geen relatie met de zorgvrager voorafgaand de zorg. Soms
maken vrijwilligers deel uit van een organisatie waar met name professionals
werken of waar met name vrijwilligers werken, wat de laatste jaren vaker
voorkomt.
1.2.6 Verschillen, overeenkomsten en grenzen
Overeenkomsten mantelzorgers en vrijwilligers:
- Vrijwillig: Op basis van vrijwilligheid, niet afdwingbaar door de overheid.
- Motivatie: Komt voort uit liefde, verantwoordelijkheid, zich nuttig willen
maken, behulpzaamheid, waardering krijgen voor de inzet, ervaring
opdoen.
- Vergoeding: Onbetaald.
Verschillen mantelzorgers en vrijwilligers:
- Sociale relatie: Bij vrijwillige zorg komt de relatie via een organisatie tot
stand. Mantelzorg start vanuit een relatie.
- Motivatie: Een vrijwilliger voelt zich over het algemeen minder moreel
verplicht hulp te verlenen dan een mantelzorger.
- Graad van organisatie: Vrijwilligerswerk in de zorg vindt altijd in enig
georganiseerd verband plaats. Mantelzorgers werken niet vanuit een
organisatieverband.
1.3 Informele zorg in historisch perspectief
Goede werken:
- Zorg voor elkaar is van alle tijden.
- Zorg voor familie werd vroeger geen mantelzorg genoemd en hulp aan
onbekenden geen vrijwilligerswerk.
- In de Middeleeuwen speelden godsdienstige motieven een belangrijke rol
bij de ondersteuning van onbekenden. (Goede werken = plaats in hemel)
- Rijke adel hielp armen aan kleding en stichten gasthuizen die we nu
ziekenhuizen noemen. Mensen met psychiatrische problemen en
beperkingen werden opgenomen in kloosters.
Fatsoenlijk:
- In de 17e en 18e eeuw ging ook het motief angst meespelen. Door
toegenomen welvaart was er een kleine groep rijken en grote groep
armen. De zorg voor armen kwam uit angst voor de gezondheid van
welgestelden.
- Armoede nam in 18e eeuw toe, waardoor ook de angst voor criminaliteit.
Er werden tuchthuizen geopend voor veroordeelde criminelen, instellingen
waar mensen leerden hoe ze fatsoenlijke, werkende burgers moesten zijn.
Bleef ook in de 19e eeuw een thema.
Hulp op voorwaarde:
- In de 19e eeuw was de industrialisering, waarbij veel mensen van het
platte land naar de stad trokken. Zij woonden daar in slechte huizen,
waardoor een verschuiving ontstond in het denken over armen, aandacht
voor de gezondheid van de arbeiders en de motivatie om van iedere
arbeider een fatsoenlijke burger te maken.
, - Er werden eisen gesteld aan de geboden hulp, zoals naar de kerk toe
gaan.
- Betere gezondheid van de arbeiders zou de hele samenleving ten goede
komen, dus meer aandacht voor betere huisvesting. Bij verbetering
woningen werd toezicht in het leven geroepen: Woningopzichteressen.
Hierdoor ontstond het maatschappelijk werk.
- Aan het einde van de 19e eeuw werden de eerste scholen voor
maatschappelijk werk opgericht.
- Kenmerkend was de betuttelende houding, dit was van de 16 e tot 20e
eeuw.
Binnen het gezin:
- Tot ver in de 20e eeuw was de zorg voor een gehandicapte broer etc. een
taak voor de familie.
- Een groot deel van de bevolking had wel personeel, niet alleen de rijken.
Vaak was het personeel inwonend.
- Zorgvrager had zich te voegen naar het huishouden en de geboden zorg.
- De overheid had geen bemoeienis.
Toegenomen welvaart:
- Vrijwilligerswerk bleef tot de jaren 60 een taak van de elite.
- Met de toenemende welvaart in de tweede helft van de 20 e eeuw kregen
meer mensen vrije tijd en gingen dus ook vrijwilligerswerk doen.
- Welvaart zorgde er ook voor dat professionals een aantal taken
overnamen van de informele zorg.
- Invoering wetten Algemene Ouderdomswet (AOW, 1957) en Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ, 1968) nam de overheid meer zorg
op zich. Begin van de Verzorgingsstaat.
- Zorg veranderde van een gunst in een recht.
Begrip mantelzorg maakt die zichtbaar:
- In de jaren 80 was de behoefte om de zorg te benoemen die mensen in
privésfeer verleenden te benoemen. Het begrip mantelzorg werd
geïntroduceerd. Eerder werd deze zorg als vanzelfsprekend gezien en was
dus onzichtbaar.
- De behoefte om er een naam aan te geven ontstond doordat de macht
van de hulpverleners groeide en er steeds meer gebieden van het
dagelijks leven binnen hun bereik vielen.
- De nodige zorg werd nu bepaald door een instelling ipv. Mantelzorger. De
cliënten familie moest zich voegen aan de regels van de instelling.
- Medicijnen werden makkelijk voorgeschreven: Baadt het niet dan schaadt
het niet.
- Critici benadrukten het belang van mantelzorg voor een goede
gezondheid. Zij vonden professionele hulp kil en mantelzorg warmtevol.
Investeringen in de zorgzame samenleving:
- In de jaren 80 werd geopperd dat mensen te afhankelijk waren geworden
van de verzorgingsstaat en daardoor minder voor elkaar over zouden
hebben. Mensen met een handicap werden weggestopt in de bossen.
- Er kwam de vermaatschappelijking in de psychiatrie, ouderen konden
langer thuis wonen etc. Er kwam meer verbinding met de samenleving.
- Ook meer mensen zouden actief worden in het Vrijwilligerswerk.