Aantekeningen van alle hoorcolleges van wetenschapstheorie uitgebreid! Alles wat in de colleges wordt benoemd staat hierin met voorbeelden. Duidelijke structuur aangebracht!
College 1: Wetenschapstheorie
Wetenschapstheorie is een combinatie van:
- Filosofie
- Geschiedenis
- Sociologie
Vandaag gaat het vooral over wetenschaps filosofische kwesties
- Wat is wetenschap?
- Wat is het verband tussen wetenschap en technologie?
- Is zekere kennis mogelijk?
- Is er vooruitgang in de wetenschap?
- Hoe moet je wetenschap bedrijven?
- Is menswetenschap anders dan natuurwetenschap?
- Wat doen wetenschappers eigenlijk?
- Wat is kennis?
Twee dimensies:
- Normatief (hoe hoort het) en descriptief (hoe werkt het)
- Weten en doen Wetenschap als kennis en wetenschap als praktijk
Casus
Effect “Feedback from facial expressions affects emotional experience and behavior.”
Wanneer je een droevig gezicht trekt zal je je vanzelf ook droevig gaan voelen. Terwijl als je een blij
gezicht trekt je jezelf ook blij zal gaan voelen.
o In deze casus worden twee theorieën tegenover elkaar gezet:
Het mechanisme is cognitief, dat wil zeggen, dat uit de realisering dat je een bepaald
gezicht hebt getrokken dat je daar een bepaalde conclusie uit trekt.
Het mechanisme is onbewust en fysiologisch.
Wat is wetenschap? En wat onderscheidt wetenschap?
Popper’s demarcatie-criterium (demarcatie = afscheiding):
- Oostenrijkse filosoof
- Wetenschappelijke beweringen zijn falsifieerbaar Er moet een manier zijn om te laten zien dat ze
fout zijn. Ze moeten standen van zaken uit kunnen sluiten.
- En wetenschappers proberen de theorie te toetsen. Ze moeten kijken of de theorie niet waar is.
- Anders is het ‘pseudowetenschap’ Als een wetenschap niet falsifieerbaar is, maar zich wel voordoet
als wetenschap.
o Popper mocht 2 wetenschappen aanhalen die volgens hem pseudowetenschappen waren:
Psychoanalyse
Marxistische geschiedtheorie
Popper Het inductieprobleem
Popper schreef in 1934 een boek: de logica van het onderzoek waarin hij de logisch positivisten wees
op een fundamenteel probleem in hun wetenschapsbeeld: het inductieprobleem. Een universele
bewering (een bewering die altijd waar moet zijn) kan je nooit bewijzen. Er kan altijd een dag komen
dat het opeens anders is, het feit dat iets altijd op een bepaalde manier gebeurt is bewijst niet dat iets
altijd op een bepaalde manier zal gebeuren. Logisch gesproken kan je dat niet bewijzen dus inductie
geeft geen zekerheid. De zekerheid waar de logisch positivisten naar streven is niet mogelijk door
inductie.
,Gevolgtrekking
Filosofen onderscheiden een aantal vormen van gevolgtrekkingen, hieronder zie je de twee bekendste. Dit is
een heel belangrijk onderscheid:
Inductie Deductie
Inductie gaat van specifiek naar algemeen. Dus dat Deductie gaat van algemeen naar specifiek.
houdt in van één specifiek geval naar alle gevallen. Bijvoorbeeld alle mensen zijn sterfelijk. Socrates is
Bijvoorbeeld alle zwanen die ik heb gezien waren een mens. Dus Socrates is sterfelijk. Als de twee
wit, dus zwanen zijn wit. De conclusies die je trekt premissen waar zijn. Dan is de conclusie ook waar.
uit inductie zijn niet zeker. Ze zijn hoogstens Dus als het waar is dat mensen sterfelijk zijn en als
waarschijnlijk. het waar is dat Socrates een mens is, dan is Socrates
sterfelijk. Een premissen is een logische stap in een
Voorbeeld: De data zijn in overeenstemming met redenering.
mijn theorie. Dus is mijn theorie juist. Het is
hoogstens waarschijnlijk, maar nooit zeker. Dit Voorbeeld:
wordt veel gebruikt in de wetenschap. Dit is wat je - De theorie voorspelt X (bijvoorbeeld een
ook doet in een nulhypothese. effect).
- Effect X treedt niet op.
- Dus: De theorie is niet juist.
Dat is een geldige redenering. Het is de basis van
falsificatie van Popper. Je moet namelijk volgens
Popper opzoek gaan naar omstandigheden waar het
effect niet optreedt.
Met inductieve redeneringen heb je dus nooit zekerheid!
Het inductieprobleem
o David Hume liet zien dat je die stap van inductie niet rationeel kan verantwoorden. Ook zegt
hij dat inductie niet redelijk is, maar dat het gewoon een gewoonte is. Het is de manier
waarop onze hersenen werken. Je kan op basis van een paar observaties niet een logische
gevolgtrekking maken want je hebt nog niet alles gezien.
o Als je inductief redeneert ga je ervan uit dat de wereld min of meer uniform is. Dus
bijvoorbeeld dat er geen gekke dingen gebeuren. Hume vroeg zich af waarom je ervan uit
moet gaan dat de wereld uniform is?
Een derde vorm van gevolgtrekking:
- ‘Inference tot he best explanation’
o Van data naar de meest waarschijnlijke en beste theorie.
Voorbeeld: Darwin’s Origin of Species (het boek wat Darwin schreef over selectie). In
dat boek zal je zien dat hij zijn theorie al na 1 of 2 hoofstukken heeft uitgelegd. De 3
basiselementen waren variatie, selectie en erfelijkheid. De rest van het boek is een
lange opeenstapeling van bewijs die Darwin vond tijdens zijn reis. Hiermee laat hij
zien dat dit waarschijnlijk de beste verklaring is.
Wordt ook wel abductie genoemd.
o Hoe weet je nou wat de beste theorie is?
o Parsimonie (spaarzaamheid) De verklaring voor het bewijs moet zo simpel mogelijk zijn.
Een vierde vorm van gevolgtrekking:
- Bayesiaanse statistiek (Thomas Bayes)
- Wat je daar doet is dat je overtuiging/mening steeds bijstelt op basis van nieuwe gegevens. Het
basisprincipe hiervan is dat je overtuigingen moet zien als een subjectieve vorm van
waarschijnlijkheid.
- Voorbeeld: De kans dat je 6 gooit met een dobbelsteen wordt groter hoe vaker je gooit.
Het wiskundige deel hoef je niet te weten voor het tentamen!
,Verklaren
Dit onderwerp had in de 20e eeuw ook een belangrijke plek in de wetenschaps filosofie. Wetenschappers
beredeneren niet alleen, ze verklaren ook. En een hele bekende is:
- Hempel’s ‘covering law’ model (Carl Hempel):
o Volgens hem is een goede manier van een wetenschappelijke verklaring:
o Het is een deductieve vorm want we hebben 2 permissen en een conclusie.
Één of meer wetmatigheden
Specifieke feiten
Daar volg dan het te verklaren fenomeen uit.
o Voorbeeld:
Als we willen verklaren dat de meeste Nederlanders zich heel braaf aan de 1,5 meter
afstand houden. Dat is het te verklaren fenomeen.
Dan moeten we daar een bepaalde wetmatigheid op toepassen. Bijvoorbeeld dat
mensen in crisis situaties de neiging hebben om te doen wat leiders hen opdragen.
Specifieke feiten: Leider zegt dat we ons aan de 1,5 meter afstand moeten houden
en dat we vaak onze handen moeten wassen.
- Hampel’s vond dat verklaren en voorspellen een beetje hetzelfde was. Hij zei dat als je iets kon
verklaren dan kan ik het ook voorspellen. Ook als ik iets achteraf kan verklaren dan kan ik het beter
voorspellen. Bijvoorbeeld met die 1,5 meter regel; Als ik kan verklaren dat mensen zich aan de 1,5
meter regel houden. Dan had ik in maart vorig jaar ook kunnen voorspellen dat mensen zich aan deze
regel zouden gaan houden. Als ik kan verklaren, dan kan ik ook voorspellen en andersom.
- Er zijn ook een aantal argumenten tegen Hampel ingebracht:
o Verklaren is asymmetrisch; je zou de te verklaren feiten en permissen ook kunnen omdraaien.
o De verklarende feiten moeten wel relevant zijn.
o Betekend verklaren niet gewoon: weten wat de oorzaak is? Dat je bepaalde oorzaken kan
uitsluiten bijvoorbeeld?
o Hume (en Hempel): Oorzakelijkheid zien we niet.
Empirisme
Toepassing op casus:
Waarom vond Rita de cartoon grappiger dan Kees?
- Feedback from facial expressions affects emotional experience and behavior (wet)
- Als je een pen tussen je tanden houdt glimlach je (wet)
- Rita had een pen tussen haar tanden toen ze de cartoon bekeek en Kees niet (feit)
- Daardoor glimlachte ze op dat moment (feit)
- Dat versterkte haar emotionele ervaring en daarom vond ze de cartoon grappiger (conclusie)
Andere manier van verklaren Reductie
- Als je een verschijnsel wil verklaren, dan moet je eigenlijk kijken uit wat voor componenten dat
verschijnsel is opgebouwd en dan moet je eigenlijk kijken wat voor werkelijkheidscomponenten
daaronder zitten. Waar zijn die componenten zelf uit opgebouwd?
- Dus als je een scheikundig fenomeen wil verklaren dan moet je uiteindelijk terug naar natuurkundige
wetten; atomen, moleculen, organismen etc.
- Bij een biologisch fenomeen zal je terug moeten naar de scheikundige wetten.
- Bij een psychologisch fenomeen zal je terug moeten naar de biologische wetten.
- Dus eigenlijk ga je elke keer terug naar een lager niveau. De ‘lagen’ van de werkelijkheid.
- Dus kan de fysica alles verklaren? Dat is onwaarschijnlijk. En eigenlijk ook niet principieel mogelijk.
- Zijn wij ons brein?
, Werkelijkheid
Op het begin staat er ‘Wat is kennis?’ en dat gaat over de verhouding tussen onze kennis en de werkelijkheid.
Hieronder zie je twee benaderingen van die kwestie:
Realisme Anti-realisme
Dit is de meest voor de hand liggende benadering Anti-realisme zegt dat theorieën niet beschrijven,
van de werkelijkheid. De meeste mensen zullen dit maar dat een goede theorie empirisch adequaat is.
als vanzelfsprekend onthouden. Hiermee wordt bedoelt dat een goede theorie ons in
- Het idee van realisme is grof gezegd dat er staat stelt om dingen te doen. Bijvoorbeeld om
een werkelijkheid is die onafhankelijk van verschijnselen te verklaren of voorspellen. Of om
ons bestaat. Er is een werkelijkheid buiten andere theorieën te ontdekken.
ons. - Instrumentalisme
- Een theorie is waar als deze de werkelijk - Zit meer aan de kant van het ‘doen’.
beschrijft zoals deze echt is. Kennis is een
soort spiegel van de werkelijkheid. Argument:
- Anti-realisten zeggen dat wetenschap
gebaseerd moet zijn op waarnemingen.
Maar heel veel dingen waar de wetenschap
het over heeft zijn helemaal niet
waarneembaar.
- Is er well een goede grens tussen wat
observeerbaar is en wat niet?
- Theorieën en modellen zijn benaderingen,
dus ze zijn niet letterlijk echt. Omdat een
theorie niet van toepassing is op alle
gevallen.
Hilary Putnam (experiment tegen anti-realisme);
- ‘No miracles’ argument
o Als de wereld niet echt zo was, zou het een wonder zijn dat de theorie zo goed werkt.
- Maar: Soms blijkt een empirisch adequate theorie niet waar.
Beetje deprimerend: Er staan alleen maar mannen op behalve 1 vrouw.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lynnmelkman. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.