Filosofie
Door: Noura Boutghrit ZV6A
Eindterm 1,2,3
1. De kandidaten kunnen aan de hand van de vijf dimensies van het goede leven
(relaties, instituties, lichaam, natuur, zin) een beargumenteerd standpunt innemen
over de vrije markt. Daarbij kunnen zij de volgende aspecten betrekken, deze
uitleggen en er voorbeelden bij geven: ‘verdikking’ van marktrelaties (relaties),
begrenzing van de neoliberale marktlogica (instituties), consumptieve en digitale
weerbaarheid (lichaam), ecologische transitie (natuur) en een holistisch
vrijheidsbegrip (zin).
2. De kandidaten kunnen een begripsanalyse maken van het goede leven, vrijheid,
markt,
arbeid, institutie, lichaam, zin, relatie en natuur. Daartoe kunnen zij:
- verschillende definities opstellen;
- vooronderstellingen bij deze definities aangeven;
- implicaties van deze definities weergeven.
3. De kandidaten kunnen verschillende opvattingen over het goede leven, vrijheid,
markt, arbeid, instituties, lichaam, zin, relaties en natuur herkennen, uitleggen,
vergelijken, toepassen en bekritiseren aan de hand van voorbeelden of casussen en
een beargumenteerd standpunt innemen over deze opvattingen.
Wat vind ik een goed leven?
- Is anders voor iedereen, nadenken wat goed voor je is.
- En je verhouden tot de wereld en de natuur.
Basisvoorwaarde voor goed leven:
De vrijheid om zelf keuzes te maken, zodat ik mijn leven kan inrichten op de manier wat
voor mij goed is.
- Vrijemarkteconomie is de context waarin we keuzes maken.
5 elementaire dimensies van het goede leven
1. Relaties (andere mensen)
2. Instituties (van omgangsvormen tot rechtspraak, politiek tot onderwijs)
3. Het lichaam (als noodzakelijke voorwaarde überhaupt, maar denk ook aan
gezondheid)
4. De natuur (zonder natuur in de brede zin kunnen we niet leven)
5. Zin (zingeving, doel van het leven richting o.i.d.)
,Deel I
Eindterm 4
De kandidaten kunnen de vraag naar het goede leven relateren aan de vraag wat het
betekent dat de mens ‘zich tot zichzelf-in-de-wereld verhoudt’. Hierover kunnen zij een
beargumenteerd standpunt innemen aan de hand van:
- Socrates’ opvatting dat het niet onderzochte leven niet de moeite van het leven
waard is;
- het verschil tussen mensen en dieren volgens Cassirer;
- Nietzsches opvatting van de mens als ‘niet-vastgesteld dier’.
“ik ben voor mezelf een vraag geworden” – Augustinus
Wij zijn wezens dat zich tot zichzelf kan verhouden en zich-tot-zichzelf-in-de wereld kan
verhouden.
We zijn in staat tot reflectie, we handelen naar wat ons lijdt tot een goed leven.
Bvb. Kiezen voor vega te eten want dat vind je ethisch.
a. “On-onderzochte leven is niet waard om te leven”- Socrates
je kan geen antwoord geven op je waardes, je bent niet bewust wat goed voor je
is of dat je überhaupt keuzes kan maken.
b. We zijn wezens die na kunnen denken over wat wij een goede manier van leven
vinden en dat doen we in ‘tekenen’-taal, tekens, symbolen, dieren niet Ernst
Cassirer.
Hoe ik me tot de wereld verhoudt
c. We zien een niet vastgesteld dier
Reflexiviteitsstress -> keuzes stress, of je goed leeft, of je goed dingen doet ->
stress broer
Verlamt door symboliek en keuze, geen essentie te veel opties -> Nietzsche
Van zoeken word je treurig en dat vermoeid ons.
Übermensch is een opper individu je moet aan jezelf werken, We zijn dus een ziek
dier (onzeker, veranderlijk, niet gefixeerd) maar als je krachtig jezelf vormt kun je
een übermensch worden (eigenlijk alleen voor enkeling weggelegd)
De vrije markt is geen natuurlijke optie het heeft een cultuurhistorische geschiedenis, tis
een keuze en ideologie geen doelloos fenomeen.
De markt geen antwoord op geluk, meer geld ≠ geluk
,Eindterm 5
De kandidaten kunnen de kritiek van Nussbaum weergeven op de opvatting dat het bruto
nationaal product (BNP) als criterium voor het goede leven kan worden gehanteerd. Daarbij
kunnen ze de capabilities approach, uitleggen, toepassen en beoordelen.
Martha Nussbaum
het goede leven is niet strikt subjectief
“The human condition” zonder lichaam en geografie kan je niet gelukkig zijn -> je moet
beseffen je wordt geboren in een wereld die bestaat
Capability approach is kritiek focused op het BNP leidt tot het goede leven.
Capabilities = vaardigheden en vermogen (denken, keuzes etc)
Functionality = uitvoering
Je moet de vrijheid hebben om keuzes te maken.
Capabilities approach 10 voorwaarden, bvb Life, Bodily Health, Bodily Integrity, Emotions,
Play, Other species, Control over one’s environment.
Kritiek -> sommige dingen zijn geen keuze, je kan niet alles doen met de natuur te
Individualistisch, te westers.
Geluk en welvaart zijn niet per se vergelijkbaar.
, Hoofdstuk 2
- Grieken
Polis -> stadstaat
Aristocratie -> rijke mensen
Demos -> volk
Agora -> markt
Arbeid ≠ geluk
Oikos = landgoed
Solisten = overtuigen
Niet groei maar stabiliteit
Eindterm 6
De kandidaten kunnen Plato’s argumentatie voor de ‘ideale staat’ reconstrueren en
evalueren. Hierbij kunnen zij:
- de kritiek van Plato op de democratie weergeven;
- uitleggen wat bij Plato het verband is tussen de hiërarchische orde in de samenleving
en de drie delen van de menselijke ziel;
- beargumenteren dat Plato’s ‘ideale staat’ zowel als een utopie als een dystopie kan
worden beschouwd en daarbij de kritiek van Popper betrekken.
Plato kijkt minachtend op economie en als je bezig bent met de economie is dat voor arme
domme mensen.
Kritiek op democratie
Mensen handelen naar de onderbuik waarbij je slecht wetten krijgt die korte termijn
werken.
1. Tirannie -> 1. Volledige gelijkheid -> wantrouw elite en experts mensen luisteren
niet.
2. Iemand neemt dan de macht
1. Filokoning -> ratio
2. Wachters (priesters, onderwijzers) -> ambitie
3. Arbeiders -> begeerte
1. Geen bezit, geen familiebanden, kinderen collectief opgevoed
- 4 kardinale deugden
1. Matigheid (vs. verlangende gedeelte)
2. Dapperheid (passend bij passie volle eervolle gedeelte) borst
3. Bedachtzaamheid/wijsheid (ratio) hoofd
4. -> leiden tot Rechtvaardigheid