Ontwikkelingspsychologie en psychopathologie deel 2
PT H8 Mishandeling, Trauma en Stress gerelateerde aandoeningen
Stress komt voor wanneer vraag de beschikbare middelen van individu overschrijden. Als
reactie hierop worden regelgevingsprocessen ingevoerd. De hippocampus, amygdala en
prefrontale kwabben zijn hierbij betrokken. HPA-as wordt geactiveerd door stress, daarnaast
komen stresshormonen vrij. Allostase is het actief terugbrengen van het lichaam naar
homeostase.
Overmatige stress kan de hersenstructuren beschadigen.
Reactiviteit en regulatie ligt aan genen en omgeving. Is verschil in antecedente, voorkoming,
en responsgerichte regulering.
Mishandeling bevat fysieke, seksuele, psychologische misbruik, en verwaarlozing. Hierbij
worden rechten van een kwetsbaar en afhankelijk kind geschonden. Mishandeling wordt
gezien als een risicofactor. Op korte termijn verminderd de hippocampus en frontale
kwabben maar vergroot de amygdala als gevolg van mishandeling. Ook kan het resulteren in
een slechte stressreactiesysteem, en onveilige hechting. Daarnaast kan er sprake zijn van
polyslachtofferschap. Op lange termijn kan mishandeling zorgen voor externaliserende en
internaliserende stoornissen. Wel laten veel kinderen veerkracht zien.
Trauma stoornissen:
- Acute stress stoornis, symptomen van indringing, dissociatie, vermijding en
opwinding. Duurt tot een maand.
- Posttraumatische stress stoornis, indringing, dissociatie, vermijding, agitatie. Langer
dan een maand.
- Ontwikkelingsstoornis, ontstaat bij chronische trauma
Het ontstaan van een stoornis begint bij de blootstelling aan trauma maar daarna spelen
andere factoren een grote rol. Factoren zoals genen, fysiologie, kinderfactoren, en
omgeving. Ouders kunnen dit beïnvloeden:
- Shotgun-effect: trauma beïnvloed alle familieleden
- Gebrek aan beschermend schild-effect: ouders kunnen niet voldoende steun en
veiligheid bieden wat nodig is voor herstel.
- Toxische familie-effect: reactie van ouders kan angst-symptomen opwekken.
PT H11 Angststoornissen, Obsessieve Compulsieve Stoornissen, en
Somatoformstoornis
Emotieregulatie ontwikkelt zich in de loop van de tijd en hierdoor kan kind omgaan met
angsten en zorgen. Angsten worden opgewekt door aanwezigheid specifieke prikkel, zorgen
is angsten voor mogelijke toekomstige gebeurtenissen.
Bij angststoornissen word angst niet meer adaptief mar als pathologisch ervaren. Worden
gekenmerkt door terugtrekking en ontremming, overdreven en onrealistische angsten,
overdreven behoefte aan controle, en somatische symptomen.
4 categorieën:
1. Verlatingsangststoornis, belangrijkste hierbij is dat het ongepast voor leeftijd is.
2. Fobische stoornissen, angst voor voorwerpen of situaties en het hiervan vermijden:
, a. Specifieke fobie
b. Sociale fobie, angst voor controle of evaluatie door anderen
c. Agorafobie, angst voor plek waar individu onzeker of geen controle over
heeft.
3. Gegeneraliseerde angststoornis
4. Paniekstoornis
Bij obsessieve compulsieve stoornis (OCD) gaat het om acute nood en een hoge mate van
invaliditeit, veroorzaakt door obsessies en dwangneuroses. Obsessies zijn intense intrusies
van ongewenste gedachten, compulsies zijn impulsen om specifiek gedrag uit te voeren. Vier
soorten symptomen: verplichte handelingen, seksuele en agressieve obsessies, bijgeloof, en
oppotten/bestellen/automatische zorgen.
OCD heeft eigen categorie samen met hamsteren, trichotillomanie (uittrekken van haar),
huidpluksstoornis, en lichaamsdysforme stoornis.
Obsessies die kenmerkend zijn voor OCD: gedachten en verbeeldingskracht, symmetrie en
organisatie, en angst voor vervuiling en drang om op te ruimen.
Somatisering verwijst naar een verscheidenheid aan processen waarbij aspecten van
psychische leed zich manifesteren in fysieke symptomen. Veel voorkomende symptomen
hiervan zijn buikpijn, hoofdpijn, vermoeidheid, pijn, en spierpijn. Conversie stoornis
(functionele neurologische symptoomstoornis) wordt gekenmerkt door onverklaarbare
tekorten in de vrijwillige motorische of sensorische functies.
De homotypische continuïteit van angststoornissen is hoog, stoornis is stabiel in de tijd.
Daarnaast is er ook een verhoogd risico op het ontwikkelen van een tweede stoornis.
Genetica kan een algemene kwetsbaarheid aangeven, niet een stoornis-specifiek risico.
Ontwikkeling van angststoornis begint vaak met een afwijkende ontwikkeling van de
amygdala en het limbisch systeem.
Theoretische verklaring voor OCD is dat er een afwijking gevonden kan worden in het
striatum, frontale cortex, basale ganglia, en de thalamus. Dit zorgt ervoor dat persoon geen
primitieve neigingen tot gedrag of cognities kan onderdrukken.
Een somatoforme aandoening is meestal chronisch en medische hulp werkt zeer beperkt.
Ontstaan van internaliserende stoornissen is gerelateerd aan de psychologische constructie
van affectiviteit. Kernbegrippen hiervan zijn: 1) angst en depressie hebben een
gemeenschappelijke oorzakelijke factor of negatieve affectiviteit, 2) samen met negatieve
affectiviteit worden lage niveaus van positieve affectiviteit geassocieerd met depressie, 3)
samen met negatieve affectiviteit worden hoge niveaus van fysiologische opwinding
geassocieerd met angst.
Bij de beoordeling van angststoornissen moet er rekening gehouden worden met typische
ontwikkeling van kind. De behandeling van angststoornissen is cognitieve gedragstherapie
met componenten: 1) psychoeducatie, 2) somatisch beheer, 3) cognitieve herstructurering,
4) probleemoplossing, 5) blootstelling, en 6) relapse-preventie.
Voor fobieën zijn vier traditionele behandelingsmethoden: modellering, blootstelling,
systematische desensibilisatie, en zelfpraat.