fHOORCOLLEGES PSYCHOPATHOLOGIE
HC1 – Inleiding – 9 november
DEEL1: Wat is ziek? Wat is normaal?
Intakegesprek:
Doel intake: exploratie en observatie diagnose en classificatie
Diagnose: aard, oorzaken en gevolgen stoornis/symptomen.
Classificatie: toekennen descriptief label (DSM)
Psychische stoornis = een cluster symptomen van verstoringen in psychische functies.
Lijden (distress) en disfunctioneren (disability)
Lijden en disfunctioneren:
Subjectieve beleving is kritiek bij afbakening normaal vs stoornis:
Lijden hoeveel last van de verstoringen in psychische functies?
Disfunctioneren in welke mate wordt functioneren gehinderd door verstoringen?
Wat is psychisch?
Mentale, niet-lichamelijke verschijnselen.
Onderscheid psychisch vs lichamelijk soms lastig:
o Evidente lichamelijke oorzaak + psychische symptomen
Delirium door hersenbeschadiging
o Potentiele lichamelijke oorzaak + psychische symptomen
Hypothyreoïdie
o Psychische oorzaak + lichamelijke symptomen
Conversiestoornis
Stoornissen in psychische functies:
Cognitieve functies (aandacht, waarneming, bewustzijn, geheugen, redeneren)
Affectieve functies (emotie en stemming, regulatie van affect)
Conatieve functies (psychomotoriek/gedrag)
DSM-5: psychische stoornis:
Een syndroom, gekenmerkt door klinisch significante symptomen op het gebied van
de cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een
uiting is van een disfunctie in de psychologische, biologische of
ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren.
Met significantie lijdensdruk en/of beperkingen in het functioneren op sociaal of
beroepsmatig gebied of bij andere belangrijke bezigheden.
Sociaal deviant gedrag en conflicten die zich vooral afspelen tussen een individu en
de maatschappij zijn geen psychische stoornissen.
DEEL 2: diagnose vs classificatie
1
,Doelen intake:
1. Vaststellen aard van psychische symptomen
o Aard, beloop van tijd.
2. Vaststellen ernst en gevolgen van symptomen.
o Lijden en disfunctioneren.
3. Vaststellen mogelijke etiologische factoren.
Intake vormt basis voor:
Diagnose
DSM-classificatie
Behandeling
Intake aan de hand van:
Psychiatrisch interview
De SCID-5-S
De MINI
Diagnostische cyclus:
Onderzoekend
Hypothesetoetsend
Analyserend
DIAGNOSE:
Doel 1: beschrijving aard van symptomen
Hoofdklacht met speciale anamnese:
o Huidig probleem?
o Beloop over tijd?
Uitsluiten/vaststellen andere klachten met algemene psychiatrische anamnese.
Vragen over o.a.:
o Cognitieve stoornissen (heeft u moeite met dingen onthouden)
o Affectieve stoornissen (voelde u zich somber?)
o Conatieve stoornissen (gebruikte u te veel alcohol?)
Doel 2: beschrijving ernst en gevolgen van symptomen
Middel = uitvragen van actueel functioneren met sociale anamnese
Hoeveel last?
Functioneren privé, werk, relatie, sociaal.
Last omgeving?
Doel 3: vaststellen van (mogelijke) etiologische factoren
Middel = levensgeschiedenis met biografische anamnese
Per levensfase: life events, relationeel functioneren, seksuele ontwikkeling,
ontwikkeling werk/school, eigen coping gedrag.
Doel = hypotheses over etiologie.
Life events in jeugd, factoren in persoonlijkheid, actuele stressoren.
Beschrijvende diagnose: uitgebreide uitspraak over:
Symptomen
2
, o Er is sprake van een ernstige depressie.
Kwetsbaarheidsfactoren
o Bij een lichamelijk gezonde vrouw met voorgeschiedenis van verwaarlozing en
trekken van een Borderline Persoonlijkheidsstoornis.
Luxerende factoren
o Dit beeld is reactief ontstaan na een relatieconflict.
Gevolgen
o En heeft geleid tot overmatig alcoholgebruik en problemen in het werk.
Verschil diagnostiek en classificatie:
Diagnostiek Classificatie
Betreft het beschrijven en vaststellen van Classificeren is het toewijzen
een psychische stoornis op basis van de van een psychische stoornis
klachten en problemen en symptomen die aan een beschreven categorie.
de patiënt ervaart. DSM-5 of ICD-11 zijn
De fase van ontwikkeling van het classificatiesystemen. Het
ziektebeeld, complicaties, andere geeft categorieën en criteria
stoornissen (comorbiditeit). voor toewijzing aan die
Factoren die hebben bijgedragen aan de categorieën.
ontwikkeling van de stoornis.
Functies die zijn verstoord zijn en de
beperkingen die hieruit voortvloeien in
het dagelijks functioneren op
verschillende levensgebieden.
Factoren die van invloed zijn op het al dan
niet aanslaan van de behandeling.
Einde intake beschrijvende diagnose & classificatie
DEEL 3: classificatiesystemen
Classificatie = labelen van problemen adhv afsprakensysteem.
DSM:
Categoriaal systeem stoornissen afzonderlijke eenheden.
A-theoretisch en descriptief geen uitspraken over etiologie.
Invloedrijk
o Structuur GGZ gekoppeld aan DSM
o Vergoedingssysteem gekoppeld aan DSM
Voordelen DSM:
Betrouwbaarheid.
3
, Predicatieve validiteit (etiologie, instandhouding, beloop, behandeling)
Onderzoek (vergelijkbaarheid onderzoeksresultaten)
Heeft empirische basis.
Nadelen/kritiek DSM:
Psychopathologie slecht te categoriseren.
Comorbiditeit is regel.
Afbakening vaak onduidelijk (veel stoornissen zelfde kernsymptoom)
Proliferatie van stoornissen
Variatie binnen categorieën.
Alternatief DSM ICD-11
(International Classification of Diseases)
Alle ziektebeelden zowel lichamelijk als psychisch.
Alleen in hoofdstuk 5 de psychische en gedragsstoornissen.
Minder specifiek qua criteria.
Grote lijnen komen overeen.
Probleem:
1. Psychische symptomen niet verklaard door onderliggende stoornis.
2. Maar depressies, anorexia, angststoornissen bestaan wel, als clusters van
symptomen.
3. Hoe komt het dan dat er symptoom-clusters bestaan?
4. Patiënten met verschillende stoornissen kunnen soortgelijke symptomen hebben,
terwijl patiënten met dezelfde diagnose verschillende symptomen kunnen hebben.
Alternatief voor DSM-5 en ICD-11 dimensionele benadering
Stoornissen als posities op dimensies van eigenschapen.
Voordelen dimensionele benadering:
Etiologie beter te onderzoeken.
Realistischer/minder arbitrair.
Nadelen dimensionele benadering:
Positionering op grove dimensies is weinig specifiek.
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid is afwezig.
Complexiteit.
Lastigere communicatie.
Alternatief voor DSM-5 en ICD-11 transdiagnostische benadering
Gelijke cognitieve, emotionele en motivationele factoren, zoals de aanwezigheid van
een of meer van de onderstaande:
o Klinisch perfectionisme, laag zelfbeeld, repetitieve negatieve denken,
slaapproblemen, emotieregulatieproblemen.
Gelijke symptomen bij verschillende stoornissen.
Gelijke behandelingsinterventies die aanslaan bij verschillende stoornissen.
Voorbeeld transdiagnostische benadering: Unified protocol
Protocollen voor verschillende angst- en stemmingsstoornissen zijn samengevoegd.
4