Chemie Samenvatting eerste helft Course 1
Hoofdstuk 1 (1.1 t/m 1.6):
1.1
- Wat is chemie: wetenschap die materie bestudeerd.
o Materie: alles wat ruimte inneemt en een massa heeft
1.2
- Materie komt voor in 3 vormen:
o Vloeibaar (l)
o Vast (s)
o Gas (g)
- Faseovergangen:
- Fysieke en chemische veranderingen:
o Fysieke veranderingen: faseovergang
o Chemische verandering: moleculaire verandering (oftewel een chemische
reactie)
1.3
- Mengsels: iets dat bestaat uit 2 of meer verschillende stoffen
o Een mengsel is heterogeen of homogeen
Heterogeen: ongelijk verdeeld, bv een bak cement met ongelijke
stenen, nat zand, bloed
Homogeen: gelijk verdeeld, bv thee in water
- Zuivere stoffen:
o Elementen
o Verbindingen
- Verbindingen zijn te ontleden
1.4
- Elementen en symbolen
1.5
- Het Periodiek Systeem
- Metalen, metalloïden en de niet-metalen
o Metalen:
, Het zijn er 94
Ze zijn bijna allemaal vast bij kamertemperatuur
Vervormbaar en niet breekbaar
Geleiden elektriciteit
Glanzend
o Metalloïden:
Het zijn er 6
Eigenschappen tussen metalen en niet-metalen
Gemiddelde geleiding van elektriciteit
Sommige zijn glanzend maar ook breekbaar
o Niet-metalen:
Het zijn er 18
Gas, vast en vloeibaar
Slechte geleiding van elektriciteit
- De eerste 20 elementen uit je hoofd weten:
1A 2A 3A 4A 5A 6A 7A 8A
Groep
1 2 13 14 15 16 17 18
1
Periode
2
3
4
- Verschillende groepen:
o Groep 1: alkalimetalen
o Groep 2: aardalkalimetalen
o Groep 3: halogenen
o Groep 4: edelgassen
1.6
- Chemische reacties:
o Reactanten: wat voor de pijl staat
o Producten: wat na de pijl staat
- Er kunnen bij een reactie niet zomaar stoffen verdwijnen of ontstaan, alle reactanten
zitten in de producten!
,Hoofdstuk 2
2.1
- Atoom komt van atomos (ondeelbaar)
- De atoomtheorie is gebaseerd op de volgende aannames:
o Alle materie bestaat uit atomen
o De atomen van een element verschillen van de atomen van een ander
element
o Chemische samenstellingen bestaan uit atomen gecombineerd in
verschillende ratio’s
o Chemische reacties veranderen de manier waarop verschillende atomen met
elkaar verbonden zijn. De atomen veranderen zelf niet.
2.2 en 2.3
- Subatomische partikels: de protonen, neutronen en de elektronen
- Het atoom bestaat voornamelijk uit lege ruimte. De neutronen en protonen zitten in
het midden, de elektronen bewegen vrij om het centrum.
- Elektronen stoten elkaar af (min min lading), protonen stoten elkaar af (plus plus
lading), protonen en elektronen trekken elkaar aan (plus min lading)
- Voor het rekenen met gewichten van n, p en e gebruiken we de relatieve gewichten
- Atoomnummer = Z = aantal protonen (bij ongeladen atomen heb je evenveel
protonen als elektronen
- Massagetal = A = neutronen + protonen
- Notatie:
o 126C A =12, Z = 6
o c−12 A = 12, Z kun je niet
afleiden, maar moet je van de
eerste 20 uit je hoofd weten.
(Wordt anders bij de toets
gegeven)
- Isotoop: Atomen met hetzelfde atoomnummer (Z), maar een verschillende
massagetal(A) (het aantal neutronen verschilt dus, aantal protonen blijf altijd
hetzelfde)
- In de natuur vinden we vaak mengsels van isotopen
- Het gemiddeld gewicht van de isotopen wordt gebruikt om mee te rekenen
- Voorbeeld:
Wat is de atoommassa van dit monster?
35
Cl : 0,75 x 35 (amu) = 26,25 amu
37
Cl : 0,25 x 37 (amu) = 9,25 amu
atoommassa= 35,5 amu
Atoommassa = ∑ [ (voorkomen isotoop) x (isotoopmassa) ]
- Atoomgewicht (amu, atomic mass unit (hetzelfde als Dalton Da))
,2.4
-
- Interessante groepen:
o Groep 1A: Alkalimetalen: glimmende zachte metalen met lage
smelttemperaturen. Reageren agressief met water
o Groep 2A: aardalkalimetalen: Zilverkleurige metalen, minder agressief met
water
o Groep 7A: Halogenen: Kleurrijk, corrosieve non-metalen.
o Groep 8A: Edelgassen: Kleurloze gassen. Reageren (bijna) niet met
andere elementen.
,2.6
- Elektronenschillen > Elektronensubschillen > orbitalen
- Elektronen schillen: 2
Hoofdschi Max. aantal e- 2n
l
K 2
L 8
M 18
N 32
O 50
- Elke hoofdschil bestaat weer uit subschillen:
Hoofdschi Subschillen
l
K 1s
L 2s, 2p
M 3s, 3p, 3d
N 4s, 4p, 4d, 4f
- Elke subschil bestaat weer uit orbitalen. In elk orbitaal kunnen er 2 elektronen
schil K (1) L (2) M (3) N (4)
# elektronen 2 8 18 32
subschil 1s 2s, 2p 3s, 3p, 3d 4s, 4p, 4d, 4f
# elektronen 2 2, 6 2, 6, 10 2, 6, 10, 14
per subschil
orbitalen 1 1, 3 1, 3, 5 1, 3, 5, 7
,- Hoe worden de elektronen verdeeld:
o De elektronen gaan in een vrij orbitaal met de laagste energie zitten (het
dichts bij de kern zitten)
o 2 of meer orbitalen met dezelfde energie worden eerst half gevuld voordat ze
een tweede elektron krijgen
o De volgorde van elektronenconfiguratie:
- Andere notatie van elektronen configuratie:
,Men onderscheidt:
o S-blok elementen
o P-blok elementen
o D-blok elementen
o F-blok elementen
- Valentieschil (valente elektronen): de buitenste schil die elektronen bevat
- Elektronen stip symbool: element met stippen van de valente elektronen eromheen.
Let op: je moet de elektronen van de valente schil weergeven, dus niet van de
valente subschil! (bv. 1s2, 2s2, 2p4 Je moet dan stippen zetten voor 2s2 en 2p4, niet
alleen van 2p4!)
Dit is de
valente schil
(L schil), 2p4
is de valente
subschil (2p)
,Hoofdstuk 3
- Ionen: atoom of atomen die een lading hebben
o Cation (+)
o Anion (-)
- Ionen ontstaan als elementen elektronen opnemen of afstaan
- Ionisatie-energie (I.E.): De energie die nodig is om een elektron uit een atoom in de
gasfase te verwijderen. (of hoe moeilijk is het een elektron te verwijderen)
- Elektronen affiniteit (E.A.): De energie die vrijkomt als een elektron toegevoegd wordt
aan een atoom in de gasfase. (of hoe hard wordt er aan elektronen getrokken)
Groep I.E. E.A.
1A Laag Laag
7A Hoog Hoog
8A Hoog Laag
- Kationen en anionen trekken elkaar aan door het ladingsverschil
- Alle elementen streven naar een stabiele edelgasconfiguratie! (acht elektronen in de
buitenste schil). Ze willen lijken op het dichtstbijzijnde edelgas
- Naamgeving ionen:
o Metaal ionen: kalium ion, natrium ion
o Anionen krijgen de toevoeging -ide: chloride, oxide, hydroxide, fluoride
- Polyatomische ionen: ionen die bestaan uit meerdere atomen
- Deze uit je hoofd kennen:
-
, - Chemische samenstellingen zijn neutraal. Wanneer ionen een binding met elkaar
aangaan moet de uitkomst neutraal zijn. (Dit is voor mij zo vanzelfsprekend omdat k
het zo veel op mijn school heb moeten doen, dat ik niet in deze samenvatting zet hoe
je dat moet doen want door heb ik geen zin in)
- Naamgeving: wanneer je een ionsamenstelling benoemd noem je eerst het kation
(vaak metaal) en dan het anion.
- Zuur en base
o Zuur: stof die wanneer opgelost in water een H+ ion levert
o Base: stof die wanneer opgelost in water een OH- ion levert
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Chemie samenvatting tweede helft Course 1
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstuk 4
- Verschillende bindingen:
o Covalente binding: elektronen worden gedeeld
o Ion binding: elektronen worden uitgewisseld.
Ion binding is sterker dan covalente
binding! Komt doordat bij een ion binding
het negatieve en positieve atoom elkaar
echt aantrekken.
- Een groep atomen die bij elkaar worden gehouden door
een covalente binding noemen we een molecuul.
- Atomen streven naar een edelgasconfiguratie
o Voorbeeld covalente binding:
, - Het aantal covalente bindingen dat een atoom maximaal kan aangaan hangt af van
het aantal valente elektronen.
o Bv. C heeft 4 valente elektronen. Voor een edelgas configuratie moet je er 8
hebben. C kan dus 4 covalente bindingen aangaan
o Uitzonderingen:
Boron (B) heeft 3 valente elektronen, maar kan toch maar 3 covalente
bindingen aangaan, in plaats van 5
P kan 5 covalente bindingen aangaan
S kan 4 of 6 covalente bindingen aangaan (zie afbeelding)
- Tussen atomen kunnen er meer dan één elektron gedeeld worden (bv dubbele
binding)
- Gecoördineerde covalente binding: een covalente binding waarbij de gedeelde
elektronen van 1 atoom afkomen.
- Bv NH4+: bij de binding met deze H komen beide elektronen van de N af, een
gecoördineerde binding dus. De H kwam aanvliegen zonder elektron, en geeft
het geheel dus een positieve lading
+