Aardrijkskunde Samenvatting H3
Klimaatverandering in perspectief
§3.1: De geschiedenis herhaalt zich?
Ophef over klimaatverandering
Eerst was de ligging van de continenten belangrijk voor klimaatverandering, de afgelopen
miljoenen jaren de Milankovitch-variabelen, maar de laatste decennia de mens.
Vanaf 1978 vertoont de temperatuur een sterke stijging, wat natuurlijke oorzaken kán
hebben, maar waarschijnlijk door de mens veroorzaakt wordt.
Natuurlijke factoren
Vulkaanuitbarsting, zonneactiviteit en El Niño kunnen een rol spelen in natuurlijke stijging.
Onregelmatig voorkomende factoren zijn moeilijk te voorspellen en behoren tot externe
variabelen, bijvoorbeeld vulkaanuitbarstingen. Het as kan heel hoog de atmosfeer geduwd
in worden, de zon reflecteren en de aarde afkoelen. Voorbeelden zijn de Tambora (Indo,
1815), Pinatubo (Filipijnen, 1991) en in mindere maten Eyjafjallajökull (IJsland, 2010).
Zonneactiviteit wordt gemeten door het aantal donkere vlekken op de zon. Een actieve zon
geeft meer straling af, waardoor het warmer wordt.
Zeestromen hebben ook effect, maar zijn interne variabelen, en worden af en toe
verandert door El Niño en La Niña. Deze verschijnselen veranderen het klimaat op aarde.
Broeikasgassen
Broeikasgassen (CO2, CH4, NO2, H2O) houden de gemiddelde temperatuur op 31 graden, het
broeikaseffect. De hoeveelheid gassen is toegenomen, met meer broeikas als gevolg.
De rol van de mens
In twee eeuwen groeide de wereldbevolking met 6 miljard (minder sterfte door betere
hygiëne) waardoor de broeikasuitstoot groeide.
De nieuwe mensen hadden voedsel nodig, waardoor akkers aangelegd werden en bossen
verdwenen. Natte rijstvelden en een grotere veestapel stootte veel CH4 uit na 1800.
De groeiende bevolking zorgde voor meer gebruik van fossiele brandstoffen, net als de
industriële revolutie. Dit zorgde voor meer CO2 uitstoot.
In steden wordt meer CO2 uitgestoten door hoger energieverbruik, verkeer, fabrieken,
verwarming, airconditioning, verlichting, ICT-technologie, communicatie en internet. De
elektriciteit die hier voor nodig is stoot CO2 uit als het fossiel verkregen wordt.
Er ontstaat in steden een apart, warmer klimaat doordat neerslag snel afgevoerd wordt en
de instraling daardoor in meer voelbare warmte wordt omgezet, omdat steen meer
warmte vasthoudt en omdat het albedo van een stad kleiner is dan landelijk gebied.
Toekomst
Pas vanaf 2035 zal de fossiele consumptie afnemen. Opkomende industrielanden als China,
India en Afrikaanse landen (Nigeria) zorgen voor een sterke toename in energiegebruik.
Als er bij snelgroeiende landen duurzame energie wordt gebruikt, zal dat veel uitmaken.