In deze samenvatting bespreek ik paragraaf 1 t/m 7 van hoofdstuk 8.
Van het boek ‘biologie voor jou’, daar zijn meerdere versies van maar het is deze versie: ISBN: 4299
De ontwikkeling van levensvormen op aarde in de loop van zeer lange tijd, wordt evolutie
genoemd.
De eerste en vroeger de meest bekendste theorie was generatio spontanea, ze dachten
dat het leven zomaar begon.
De Fransman Jean de Lamarck, was een van de eerste die een theorie opstelde over
evolutie. Hij geloofde in langzame verandering tussen soorten. Deze theorie stelde hij op
omdat het al lange tijd bekend was dat giraffen in de loop der tijd langere nekken hadden
gekregen.
Hij bedacht dat omdat de giraffen de hele tijd hun nek strekte, ze dit ook zouden doorgeven
aan nakomelingen, en dat de nek dus steeds groter wordt.
Dit klopte niet, omdat het niet in het DNA zit, maar het was wel het begin van de theorie.
Charles Darwin bracht een boek uit wat de definitieve uitbraak was van de evolutietheorie.
Daarom heet het ook de neodarwinistische evolutietheorie of het neodarwinisme.
Er zijn ook mensen die niet in de evolutietheorie geloven, die volgen het creationisme. Ze
baseren hun theorie op de bijbel, Koran, etcetera.
Natuurlijke selectie (survival of the fittest) is dat de best aangepaste organismen in een
populatie het meest succesvol zijn in het doorgeven van genen.
Dit is ook mogelijk doordat de organismen van een populatie als gevolg van recombinatie en
mutaties een grote genetische variatie of verscheidenheid in genotype heeft.
Er is ook nog reproductieve isolatie, dit gebeurt er als er lange tijd geen voortplanting
plaats vindt tussen individuen van verschillende populaties.
De selectiedruk bepaalt wat er met de verschillende genotypen en fenotypen in een
populatie gebeurd.
Bij een lage selectiedruk, blijven veel varianten leven.
Bij een hoge selectiedruk, kunnen alleen de best aangepaste varianten overleven.
Omdat alleen de best aangepaste varianten blijven leven, zullen alleen deze kunnen
voortplanten. Daar komen dan ook weer goed aangepaste varianten uit. Dit soort is dan
geëvolueerd.
2. Evolutie van de mens
De primaten is een groep met dieren die worden beschouwd als de hoogst ontwikkelde
zoogdieren, de mens valt hieronder.
We hebben deze kunnen studeren onder invloed van fossielen.
Er is dan ook ontdekt dat mensen niet van de mensaap afstammen, maar ze waarschijnlijk
wel dezelfde voorouders hebben.
, 3. Evolutie van een soort
Een soort is ‘de grootste verzameling van populaties waartussen een effectieve uitwisseling
van genen plaatsvindt of kan plaatsvinden.’
Het begrip soort is heel lastig. Vaak wordt er gezegd dat als er vruchtbare nakomelingen uit
kunnen komen, dat het een soort is. Maar er zijn ook twijfelgevallen, waar maar een deel
van de nakomelingen vruchtbaar is. Dat trekt de omschrijving dan weer in twijfel.
Ook zijn er planten die ongeslachtelijk voortplanten, daar vind geen bevruchting plaats.
Het verschijnsel dat tussen individuen van twee populaties van dezelfde soort uitwisseling
van genen plaatsvindt, heet gene flow.
Een genenpool van een populatie is de verzameling van alle genen in een populatie.
Daartoe behoren alle allelen op de loci (de plaats van een gen in het chromosoom) van
individuen van een populatie.
Als er geen selectiedruk optreedt, worden alle allelen op een willekeurige manier
doorgegeven aan de nakomelingen.
Bijna alles wordt dan door toeval bepaald (alleen op voorkeur niet).
Elk allel heeft binnen een populatie een allelfrequentie, als er geen andere beïnvloedende
factoren blijven ze binnen een bepaalde populatie door generaties heen gelijk.
p+q = 1
p^2 + 2pq + q^2 = 1
P^2 = de frequentie van AA
2pq = de frequentie van Aa
Q^2 = de frequentie van aa
Deze formules kun je gebruiken als het fenotype niet te zien is, maar je weet het percentage
wel.
Dit kun je alleen gebruiken als er in een gebied waar geen andere factoren overerving
beïnvloeden.
Micro-evolutie: De verandering van allelfrequenties in een populatie.
Macro-evolutie: Het ontstaan van nieuwe soorten groepen en organismen.
Co-evolutie: soms beïnvloedt een evoluerende soort een andere soort die daardoor ook
evolueert.
Genetic drift: Het verschijnsel dat in kleine populaties door toeval grote verschuivingen in
allelfrequenties kunnen optreden.
Vormen genetic drift:
- Flessenhalseffect: Wanneer het aantal individuen van een soort door bepaalde
gebeurtenissen sterk terugloopt, kan de kleinere genenpool een andere
samenstelling krijgen dan de oorspronkelijke genenpool.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper brittvdjagt. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.