Ontwikkelingspsychologie
Hoofdstuk 11: De fysieke ontwikkeling in de schooltijd
De schooltijd begint op zesjarige leeftijd en loopt door tot het begin van de adolescentie, rond het
twaalfde levensjaar (schooltijd: 6 tot 12 jaar).
11.1 Het groeiende lichaam
11.1.1 De fysieke ontwikkeling
Twee woorden kenmerken de aard van de groei tijdens de schooltijd: langzaam en gestaag. Vooral in
vergelijking met de snelle groei in de eerste vijf jaar van het leven en met de opmerkelijke groeispurt
die kenmerkend is voor de adolescentie. De fysieke groei gaat door, alleen wat langzamer dan in de
peuter- en kleutertijd.
Veranderingen in lengte en gewicht.
Kinderen in het westen groeien, als ze op de basisschool zitten, gemiddeld 5 tot 7 centimeter per
jaar. Tegen de tijd dat kinderen elf zijn, is de gemiddelde lengte voor meisjes 1,50 meter. Jongens zijn
met gemiddeld 1,48 iets kleiner. Dit lengteverschil is kenmerkend voor de iets snellere fysieke
ontwikkeling van meisjes, bij wie de groeispurt rond het tiende jaar begint.
In de schooltijd komen zowel jongens als meisjes ongeveer 2 tot 3 kilo per jaar aan. Het gewicht gaat
zich anders verdelen. De rondingen verdwijnen en het lichaam van kinderen wordt gespierder en
krachtiger.
11.1.2 De invloed van voeding op het functioneren
De voeding die kinderen binnenkrijgen, heeft een grote invloed op veel aspecten van hun gedrag.
Goede voeding stimuleert niet alleen de groei van sterke botten, maar ook de ontwikkeling van een
gezond gebit. Vanaf het zesde jaar beginnen er per jaar gemiddeld vier melktanden en -kiezen uit te
vallen, en dat gaat door tot het elfde jaar.
Voeding vertoont ook een samenhang met cognitieve prestaties. Onderzoek toont aan dat Keniaanse
kinderen die goede voeding kregen op cognitieve gebieden beter presteerden dan kinderen die licht
tot matig ondervoed waren. Kinderen die meer voedingsstoffen binnenkregen, hadden meer energie
en meer zelfvertrouwen dan kinderen die minder voedingsstoffen binnenkregen. Ondervoeding kan
de cognitieve ontwikkeling van kinderen beïnvloeden doordat het hun nieuwsgierigheid,
responsiviteit en motivatie om te leren afzwakt.
Culturele groeipatronen
Kinderen in armere delen van steden als Calcutta, Hongkong en Rio de Janeiro zijn kleiner dan hun
leeftijdgenootjes in welgestelde delen van dezelfde stad. Soms zijn verschillende in lengte en gewicht
het resultaat van unieke erfelijke factoren van mensen, zoals hun etnische achtergrond. Kinderen
wier voorouders uit Azië of het Stille Oceaangebied komen, zijn over het algemeen gemiddeld kleiner
dan kinderen met voorouders uit Noord- en Midden-Europa.
De groei bij kinderen stimuleren met hormonen: mogen kinderen gedwongen worden om te groeien?
Omdat de meeste mensen in het Westen lang zijn als een voordeel zien, maken ouders zich vaak
zorgen als hun kinderen klein zijn. Sommige ouders geven hun kinderen daarom kunstmatige
groeihormonen. Kleine mensen kunnen prima in de samenleving functioneren. Bovendien is het een
duur medicijn met potentieel gevaarlijke bijwerkingen. In sommige gevallen leidt gebruik tot een
vroege start van de puberteit, waardoor de groei later juist wordt afgeremd.
1
,11.1.3 Kinderobesitas
Veel zesjarige meisjes zijn bang om dik te worden, en zo’n 40% van de negen- en tienjarigen probeert
af te vallen. Vaak is de bezorgdheid het resultaat van de obsessie met slank zijn die tot in elk aspect
van de samenleving is doorgedrongen.
Obesitas: lichaamsgewicht dat meer dan 20% boven het gemiddelde ligt voor een persoon van een
bepaalde leeftijd en met een bepaalde lengte.
Steeds meer kinderen lijden aan obesitas. Volgens bovenstaande definitie heeft ruim 13% van de
Nederlandse 5- tot 16-jarigen overgewicht, en lijdt 7% daarvan aan obesitas. Dit percentage is in de
afgelopen 25 jaar verviervoudigd. Dit heeft tot gevolg dat er in Nederland kinderen zijn met
ouderdomsdiabetes.
Obesitas wordt veroorzaakt door een combinatie van genetische en sociale eigenschappen. Bepaalde
erfelijke genen maken dat sommige kinderen sneller overgewicht ontwikkelen. Ook een slecht dieet
kan bijdragen aan obesitas. De meeste kinderen eten te weinig groente en fruit en meer vet en
zoetigheid dan aanbevolen wordt. Een sociale factor die van invloed is op obesitas is beweging.
Kinderen in de schooltijd krijgen over het algemeen relatief weinig beweging en zijn niet erg fit. Dit
komt omdat veel kinderen televisie zitten te kijken of achter de computer zitten.
Wat is er aan obesitas te doen?
Kinderen moeten zichzelf leren beheersen om niet veel te eten. Als ouders het eetgedrag van het
kinderen streng in de gaten houden en vertellen wat ze wel of niet moeten eten, ontwikkelen
kinderen geen interne controlemechanismen die hun voedselinname regelen. Een strategie is dat
ouders bewust kunnen zorgen voor bepaald voedsel in huis. Meestal wordt geprobeerd het huidige
gewicht van een kind tijdelijk op hetzelfde peil te houden, en wordt een kind niet op een dieet gezet.
Omdat het wel verder in lengte groeit, zal het gewicht na verloop van tijd normale worden.
11.1.4 Gezondheid in de schooltijd
De meeste kinderen verkeren gedurende hun schooltijd in een blakende gezondheid; de meeste
kwaaltjes die ze oplopen zijn onschuldig en kortstondig. Hoewel de meeste kinderen maar kort ziek
zijn, heeft ongeveer 1 op de 10 kinderen een chronische aandoening, zoals astma.
Astma
Astma: een chronische aandoening die wordt gekenmerkt door periodieke aanvallen van niezen,
hoesten en kortademigheid.
Volgens het astmafonds heeft ongeveer 1 op de 10 kinderen in meer of mindere mate last van
astma. Astma treedt op wanneer de luchtwegen die naar de longen leiden samentrekken, waardoor
de luchtaan- en afvoer gedeeltelijk geblokkeerd raakt. Het kost meer moeite om er lucht doorheen te
krijgen, waardoor ademen lastig wordt.
Astma aanvallen kunnen door verschillende factoren worden opgewekt. De meest voorkomende zijn:
Luchtweginfecties (zoals verkoudheid of griep)
Allergische reacties voor stoffen in de lucht (zoals luchtvervuiling, sigarettenrook of stofmijt)
Stress
Beweging
Plotselinge verandering van temperatuur of luchtvochtigheid
2
, Er bestaan goede behandelingen van mensen die aan astma lijden. Patiënten die vaak aanvallen
hebben, gebruiken een zogenaamde inhalator met een speciaal mondstuk om medicijnen in de
longen te spuiten. Anderen slikken medicijnen of krijgen injecties.
Waarom lijden steeds meer kinderen aan astma?
Toegenomen luchtvervuiling.
Astmagevallen die vroeger over het hoofd werden gezien worden nu beter gediagnosticeerd.
Blootstelling aan astma-triggers, zoals stof, neemt toe omdat nieuwe gebouwen
weerbestendiger zijn dan oude gebouwen, waardoor de luchtstroom beperkter is.
Armoede; slechtere medische zorg en minder hygiënische leefomstandigheden
Psychische aandoeningen
Een lange tijd zijn symptomen van kinderdepressie genegeerd. Het niet-herkennen van de
symptomen komt voort uit het feit dat de symptomen niet helemaal overeenkomen met de wijze
waarop volwassenen een depressie uiten. De depressie manifesteert zich door overdreven angsten,
aanhankelijkheid of vermijding van dagelijkse activiteiten. Bij oudere kinderen kan een depressie zich
uiten in chagrijnig gedrag, schoolproblemen en zelf criminaliteit.
Een op de vijf kinderen en volwassenen heeft een psychische stoornis. Ongeveer 5% van de kinderen
in de schoolleeftijd lijdt aan kinderdepressie en 13% van de kinderen van 9 tot 17 jaar heeft last van
een angststoornis. Psychische stoornissen zijn op verschillende manieren te behandelen. Naast
psychotherapie worden soms medicijnen voorgeschreven.
11.2 De motorische ontwikkeling en veiligheid
Tijdens de schooltijd spelen de sportieve vaardigheden van kinderen een belangrijke rol in de manier
waarop ze zichzelf zien en in de manier waarop ze door anderen worden gezien.
11.2.1 Motorische vaardigheden: voortdurende verbetering
In de schooltijd treden zowel in de fijne als in de grove motoriek grote verbeteringen op.
Grove motoriek
Een belangrijke verbetering op het gebeid van de grove motoriek is de spiercoördinatie. In de
schooltijd leren kinderen veel soorten vaardigheden beheersen die ze daarvoor niet goed konden
uitvoeren, zoals fietsen, schaatsen, zwemmen en touwtjespringen.
Ontwikkelingsdeskundigen hebben altijd beweerd dat genderverschillen op het gebied van de grove
motoriek in deze periode steeds uitgesprokener worden, en dat jongens beter gaan presteren dan
meisjes. Als er vergelijkingen worden gemaakt tussen jongens en meisjes blijkt er slechts sprake te
zijn van minimale gendervariaties in de grove motoriek. De aangetroffen prestatieverschillen waren
waarschijnlijk het gevolg van verschillen in motivatie en verwachtingen.
Volgens de American Academy of Pediatrics (1999) zouden jongens en meisjes aan dezelfde sporten
en spelen moeten deelnemen en kunnen ze dat in de gemengde groepen ook doen. Er is geen reden
om de seksen bij fysieke activiteiten en sport te scheiden totdat de puberteit begint. Vanaf die tijd
lopen meisjes bij contactsporten een groter risico op blessures omdat ze kleiner zijn.
Ontwikkeling in de grove motoriek tussen zes en twaalf jaar:
6 Jaar Bij het gooien verplaatsen kinderen hun gewicht op de juiste manier en stappen ze op het
juiste moment naar voren.
Ze leren touwtjespringen.
3