ADHD = attention deficit hyperactivity disorder ADD = attention deficit disorder
- Ontwikkelingsstoornis van het zenuwstelsel - Ontwikkelingsstoornis van het zenuwstelsel
- Externaliserende stoornis - Internaliserende stoornis
- Motivatieproblemen, omgevingsfactoren - Aandachtsproblemen, vertraagd
Geen goede opname, coördinatie, integratie en Slechter functionerend werkgeheugen, lotus
organisatie van prikkels coeruleus, dromerig, uitstelgedrag
Aandachtstekort, hyperactiviteit, impulsiviteit Proberen chaos te compenseren met perfectionisme
Gebrekkige inhibitie: kunnen remmen van gedrag en overconcentratie. Vertraagde ontwikkeling
Slechter werkgeheugen en emotieregulatie motoriek en minder werkgeheugen.
3-5%: vooral bij jongens Vaker bij meisjes
ODD, autisme, DCD Leer- en automatiseerproblemen, angst, depressie,
DCD, slaapstoornis, dyslexie, dyscalculie
Werken met (E)DI: duidelijkheid, structuur
Goede relatie, complimentjes, consequent Hyperfocus
Bewegingsvrijheid, Stop-denk-doe, hyperfocus Visualiseer zoveel mogelijk + interactie
Connors Teachers Rating Scale
ASS: autistischspectrumstoornis ASS - vervolg
Een andere manier van functioneren en begrijpen Erfelijke pervasieve ontwikkelingsstoornis
Klassiek autisme: syndroom van Kanner AD(H)D, ODD, sociale angststoornissen,
Syndroom van Asperger gedragsstoornissen, depressie
PDD-NOS: pervasive development disorder – not
otherwise specified Let op jouw communicatie: positief, geen vage
MCDD: multiple complex development disorder vragen, mimiek, lichaamstaal en beeldspraak,
visualiseer, beperkt gevoel, geef bedenktijd,
Theory of mind: vermogen om je voor te stellen onverwachtse gebeurtenis leidt tot ontploffing
welke gedachten en gevoelens andere hebben en
begrijpen dat die niet hetzelfde zijn als je eigen. Mentalizen
Lastig voor mensen met ASS! Inzicht hebben in de bedoeling van anderen
Geef me de vijf: wie, wat, waar, wanneer, hoe
Leggen van verbanden minder ontwikkeld, Working-apart-togheter-system
moeite met ruimtelijke oriëntatie, Hyperactief Een taak die een leerling alleen kan doen en daarna
(stresshormoon), zwartwitdenkers, sensorische bij groepswerk kan brengen
overbelasting, disharmonisch intelligentieprofiel, Premarkprincipe
visueel geheugen, 1-op-1 koppeling Als je eerst (taak), dan mag je…(leuke taak).
Meichenbaum; beertjes
Spiegelneuronen ontwikkelen langzaam:
1. Wat moet ik doen?
aandacht moeilijk verdelen
2. Hoe ga ik het doen?
Vaak rituelen, gewoonten, obsessie
3. Ik doe mijn werk
Kind leert niet van straf 4. Ik kijk mijn werk na, wat vind ik ervan?
Agressie en disruptieve gedragsstoornissen Agressie (vervolg)
Normoverschrijdende emoties en impulsen m.n. Neurobiologische factoren,
tegen autoriteit. Externaliserend gedrag. persoonlijkheidsfactoren, combinatie van meerdere
Als gedragsprobleem: situationeel bepaald kind- en omgevingsfactoren (omgeving).
Als gedragsstoornis: komt overal voor Agressiepatroon in 6 fasen
Gebrek aan adequate sociale vaardigheden 1. Voorgaande fase (reactieve agressie)
Reactieve agressie: agressie uit onmacht 2. Aanzetfase O(reactieve agressie)
- Relationeel: andere kinderen meenemen zodat 3. Escalatiefase (reactieve agressie)
bepaald kind wordt buitengesloten 4. Crisisfase (proactieve agressie)
Proactieve agressie: berekend gedrag 5. Herstelfase (proactieve agressie)
- Relationeel – direct: als je niet luistert, dan niet 6. Post-crisis of depressiefase (proactief)
op mijn feestje komen
- Relationeel – indirect: groep gebruiken Interactionele benadering (ecologisch model,
systeembenadering. Tolereer agressie nooit
, Sociale informatieverwerkingstheorie (agressie) Schema van Weiner: attributietheorie
1. Encodering: waarnemen van de werkelijkheid (Zelfbeeld – faalangst)
2. Betekenisverlening: toekennen subjectieve - Pos. zelfbeeld:
waarden succes ligt aan mij (kunde, aanleg)
3. Emotie: afhankelijk van interpretatie mislukking: omstandigheden, toeval
4. Responsgeneratie: oplossingen bedenken
5. Responsselectie: oplossing kiezen - Neg. Zelfbeeld:
6. Uitvoering: oplossing wordt uitgevoerd succes door omstandigheden, toeval
mislukking ligt aan mij (kunde, aanleg)
ODD: opositioneel opstandig gedragsstoornis CD: gedragsstoornis of conduct disorder
Niet heel ernstig negativistisch, zien omgeving vaak Komt voort uit ODD
als vijandig, vaak binnen school- of gezinscontext Ernstig, zich herhalend, hardnekkig, agressief en
tegen alle autoriteiten gewelddadig gedrag tegen zowel mens als dier,
Verbale agressie waarbij anderen worden benadeeld en normen en
Externe locus of control: niet aanspreekbaar op waarden overtreden worden.
gedrag Externe locus of conrol
Aangeboren: minder cortisol = stresshormoon
Onbetrouwbaar, fysieke agressie, diefstal,
Dwars en uitdagend: opstandig, lekker niet doen eigendomsschending, ernstige regelovertredingen
Heftig emotioneel: wat ze willen moet gebeuren
Wraakzuchtig gedrag: iemand terugpakken Gebrekkige gewetensvorm, ego-ontwikkeling, lage
frustratiedrempel, omgeving is vijand, ‘ik ben beter’,
Early starters: vroeg vastgesteld gebrek aan empathisch vermogen.
Late starters: ontwikkelen stoornis 12,13 jaar
40% ook ADHD, angststoornis, depressie ADHD, depressie
Relatie opbouwen, consequent, benoem regels en Relatie opbouwen, consequent, benoem regels en
consequenties, zoeken naar preventieactiviteit, plan consequenties, zoeken naar preventieactiviteit, plan
van aanpak, ga niet in discussie, interactionele van aanpak, ga niet in discussie, interactionele
benadering, blijf positief: het gedrag is vervelend, benadering, blijf positief: het gedrag is vervelend,
gedragstheorie multimodale interventies
Hechtingsproblemen Hechtingsproblemen
Gestoorde wijze van het aangaan van sociale 1. Klamperig-eisend
bindingen of het vermogen daartoe 2. Rebellie
1. Veilig gehecht kind 3. Meegaande robot
2. Vermijdend gehecht kind: reageert niet 4. Onverschillig-koel
3. Angstig-ambivalent: dichtbij moeder 5. Superster
4. Gedesorganiseerd: bevriest, beangstigend 6. Parentificatie
Geen basisvertrouwen, weinig zelfvertrouwen, taak- Kan lijken op ADHD, ODD
vermijdend gedrag, storend gedrag, verzetten, Schoolfobie, gedragsstoornis, suïcidepoging, streven
conflicten, chaotisch, soms lief en volgbaar, sociaal- naar onafhankelijkheid
emotionele en cognitieve problemen, impulsief en
passief gedrag, moeilijk benaderbaar Kohlberg morele ontwikkeling
1. Preconventioneel niveau
Basisvertrouwen moeten missen, ouders zijn niet 2. Conventioneel niveau
adequaat, sensitief, onvoorspelbaar, temperament 3. Postconventioneel niveau
kind, verlies of pleeg-, stief-, of adoptiekind Hechtingsprobleem: niet verder dan 1
Ongedifferentieerd sociaal gedrag: allemansvriend Lage eisen, complimenten en aanmoediging, relatie