HET MATERIËLE STRAFRECHT
Hoofdstuk 1 – Inleiding
De Nederlandse strafwetgeving
Tweedeling strafrecht;
o Materieelrecht;
Misdrijven
Wetten in formele zin
Boek 2
Overtredingen
Wetten van lagere orde
Boek 3
Bijzondere wetten
Wegenverkeerswet 1994
Opiumwet
Wet wapens en munitie
o Procesrecht
Hoofdstuk 3 – Grondbeginselen van het strafrecht
Nulla poena sine praevia lege poenali
Ratio;
o Rechtszekerheidsgedachte; art. 16 GW en art. 1 Sr
Voor strafbaarheid is een wettelijke strafbepaling vereist, die aan het feit
moet zijn voorafgegaan -> legaliteitseis
Regel uit de Verlichting tegen willekeur van de overheid
Terugwerkende kracht is uitgesloten
o Von Feuerbach kwam met drie regels rond de legaliteitseis;
Iedere toepassing van straf kan slechts gebaseerd zijn op een
voorafgegane strafbepaling -> nulla poena sine previa lege;
De toepassing van straf is slechts mogelijk, wanneer de door de wet met
straf bedreigde gedraging heeft plaatsgevonden -> nulla poena sine
crimine
De wettelijk met straf bedreigde gedraging heeft tot rechtsgevolg, dat de
door de wet daarop gestelde straf wordt toegepast -> nullum crimen sine
poena legali
Inhoud van de regels;
o Vier sub-regels uit de nulla poena-regel;
Straf moet berusten op een wet in formele zin
Voorkomen van bestraffing op grond van het gewoonterecht
Het verbod van terugwerkende kracht
Vaststellen wanneer feit is begaan en wet is ingetreden
Het ‘Bestimmtheitsgebot’
Vage strafbepalingen moeten door de wetgever vermeden
worden
Het verbod van analogie
Vergelijking met art. 7 EVRM en art. 15 IVBPR;
o Verschil; geschreven wet en wet in formele zin zijn geen vereisten
o Het Europese Hof stelt eisen waaraan de legaliteit moet voldoen;
, Accessability -> toegankelijkheid van het recht
Norm moet met voldoende precisie zijn geformuleerd
Foreseeability -> voorspelbaarheid van zijn toepassing
Interpretatie en analogie;
o Interpretatie;
Iedere strafbepaling vraagt om een uitleg
Interpretatiemethoden;
Taalkundig/grammaticaal; betekenis van het woord uitgelegd
Denk aan; verwijzing Dikke van Dale
Teleologisch; bedoeling van de wetgever of de ten grondslag
gelegde beginselen
Systematische; uitleg hangt af van het systeem van de regeling
Historische;
Wetshistorisch; totstandkoming van de wet
Rechtshistorisch; vroegere regelingen over die wet
Hoe trek je de grens tussen analogie en extensieve uitleg?
Analogie; er wordt vaak afgeweken van het normale
spraakgebruik
Lastig; betekenis van woorden kunnen in de loop der tijd
verschuiven in betekenis
Geen straf zonder schuld
Aanvaarding van het schuldbeginsel;
o Germaanse strafrecht
Erfolgshaftung; veroorzaakte je iemands dood, genoeg reden voor
straffen ook als je er niets aan kon doen
Schuldhaftung; oorzakelijkheid is niet voldoende voor aansprakelijkheid
Mens rea -> schuld was vereist
o Onderscheid in delicten;
Culpoos misdrijf; delicten met schuld als vereiste
Doleus misdrijf; delicten met opzet als vereiste
Leer van materiële feit; omschrijving van de gedraging die leidt tot
overtreding
Afwezigheid van alle schuld; buitenwettelijk
strafuitsluitingsgrond -> opzet/ schuld dient niet als vereist te
worden ingelezen in de delictsomschrijving
Schuld is verwijtbaarheid;
o Schuld heeft te maken met de mogelijkheid van keuze
Pas strafbaarheid als de dader iets valt te verwijten
Bij avas geen keuze want men mist informatie
Keuze is normatief -> wat kan van de eiser ‘geëist of gevergd’ worden
Hoofdstuk 4 – Strafbaarheid en strafprocessueel model
Algemene voorwaarden voor srtrafbaarheid
Er moet sprake zijn van een gedraging door een persoon;
o De dader moet de mogelijkheid gehad hebben zich anders te gedragen dan hij
deed -> zonder gedraging geen schuld
o Voor een menselijke handeling is een gewilde spierbeweging nodig
, o Voor nalaten is nodig dat de betrokkene in staat is gewilde spierbewegingen te
verrichten
o Functioneel daderschap; bij een rechtspersoon kan de werkgever gestraft
worden als hij zijn werknemers iets strafbaars laat uitvoeren
De gedraging moet in strijd zijn met het recht -> zonder wederrechtelijkheid geen
strafbaarheid
o Is er sprake van een krenking van of een gevaarzetting voor een rechtsgoed?
o Is de rechtsgoedkrenking of gevaarzetting gerechtvaardigd doordat met de
gedraging een hoger belang werd gediend?
De wederrechtelijke gedraging moet verwijtbaar zijn
Bestanddelen, bewijs, kwalificatie
Alle kenmerken van het delict moeten aanwezig zijn -> bestanddelen
o Ontbreekt één van de bestanddelen dan kan het feit niet gekwalificeerd worden
(M1)
o De overtreding van alle bestanddelen moet wettig en overtuigend bewezen zijn
o Stilzwijgende bestanddelen -> worden ingelezen in de delictsomschrijving
Ze hoeven niet apart ten laste gelegd te worden
Strafuitsluitingsgronden; uitzonderingen op de regel
Voorkomen dat dader wordt gestraft voor een gedraging die niet wederrechtelijk of
verwijtbaar is
o Elementen van het strafbare feit -> hoeven niet te worden bewezen
o Rechtvaardigingsgrond -> wegenemen wederrechtelijkheid
o Schulduitsluitingsgrond -> wegenemen verwijtbaarheid
Uitzonderingen;
o Element als bestanddeel in de delictsomschrijving
Geen beroep meer mogelijk op rechtvaardigingsgrond als feit is bewezen
o Bij culpoze feiten is er geen sprake van elementen en kan er dus na de
bewezenverklaring geen aanspraak gemaakt worden op een
strafuitsluitingsgrond
o Voor het creëren van een strafuitsluitingsgrond hoeft niet alleen een grondslag te
liggen bij het ontbreken van wederrechtelijkheid of verwijtbaarheid
o Een gedraging hoeft niet altijd bestanddeel van een delictsomschrijving te zijn, is
dit niet het geval dan kan de dader alsnog eenvoudig aansprakelijk gesteld
worden
Het begrip (strafbaar) feit
Waarom spreken wij van een feit?
o Er wordt ruimte gelaten voor de mogelijkheid dat het feit geen gedraging is
o Een feit in een verbodsbepaling houdt vaak meer in dan alleen een gedraging
Hoofdstuk 5 – De objectieve zijde van het delict
Inleiding; objectieve en subjectieve bestanddelen
Voor elke delictsvorm is er een bestanddeel;
o Subjectief; schuldvorm -> opzet en culpa
Beschrijven de geestesgesteldheid van de dader
Opzet; wat wist de dader en wat wilde hij
Culpa; normatief begrip -> wat behoorde de dader te weten
, o Objectief; heeft de dader inbreuk gemaakt op de strafwet
Geobjectiveerd bestanddeel; de objectieve bestanddelen worden onttrokken aan het
schuldverband
o Een feit kan alsnog bewezen worden als de dader niet op de hoogte was van het
geobjectiveerde bestanddeel
DENK AAN; seksueel binnendringen van iemand tussen de 12 en 16 jaar
-> ook al wist de dader niet dat het slachtoffer die leeftijd had toch heeft
hij zich schuldig gemaakt aan dat bestanddeel
o Bij ‘door het gevolg’ gekwalificeerde delicten is het de vraag of de opzet gericht
moet zijn op de wederrechtelijkheid
Enige onderscheidingen en begrippen
Materiële en formele delicten;
o Verschil in de wijze waarop de gedraging is omschreven
Materiële delicten -> gedraging is het veroorzaken van een gevolg en dat
gevolg is duidelijk
Formele delicten -> gedraging wordt verboden, en uit die omschreven
gedraging moet duidelijk worden welke gevolgen de dader moet hebben
verwezenlijkt
Commissie- en omissiedelicten;
o Commissiedelicten; de gedraging is omschreven als een handeling -> een positief
doen
Overtreding van een verbod
o Omissiedelicten; er word iets nagelaten -> een niet-doen
Eigenlijke; de wetgever heeft een verplichting geschapen een gedraging
te verrichten
Oneigenlijke; handelingsdelicten, door nalaten verricht
Voorwaarden van nalaten / niet-doen;
o De dader moet in de feitelijke mogelijkheid hebben verkeerd om in te grijpen
o De dader moet een bijzondere plicht hebben gehad
Wederrechtelijkheid als bestanddeel
Zonder de term ‘wederrechtelijk’ als bestanddeel kunnen delictsomschrijving te ruim
uitvallen
Betekenissen van wederrechtelijkheid;
o In strijd met het recht
o Zonder privaat- of publiekrechtelijke bevoegdheid -> Remmelink
o Facet-wederrechtelijkheid; per delict kan de betekenis verschillen -> Van Veen
Bij een delict met wederrechtelijkheid komt de rechter nooit toe aan een
rechtvaardigingsgrond
o Wederrechtelijkheid al bij M1 besproken -> kijken of dit bewezen kan worden,
anders vrijspraak
Hoofdstuk 6 – Opzet
Inleiding
Betekenis opzet; de wil om te doen ofte laten die daden, welke bij wet geboden of
verboden zijn -> moet aanwezig zijn op het moment van handelen
o Willens en wetens /opzettelijk / willen ondanks weten
o Oogmerk / wetende dat
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper leontiencombee. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,19. Je zit daarna nergens aan vast.