Psychologische patiëntenzorg in de oncologie
Hoofdstuk 6: de terminale fase
50% van de mensen die kanker krijgt overlijdt hieraan. Angst speelt vooral over datgene wat zich
tijdens het stervensproces in fysiek opzicht zou kunnen voordoen. Als de juiste interventies ingezet
worden kan dat leiden tot het verminderen van directe nood en rouw bij familie en naasten.
Doel -> de patiënt een zo rustig en waardig mogelijk levenseinde geven.
Palliatieve zorg= de zorg gaat over kwaliteit van leven. Deze fase kan dagen maar ook jaren duren.
Vaak wordt geprobeerd het leven te verlengen met antitumortherapie. Indien dit mogelijk is dan gaat
het over symptoomverlichting en het handhaven van de kwaliteit van het leven.
Terminale fase= Het sterven is nabij en de zorg is uitsluitend gericht op de kwaliteit van het leven en
het sterven. 1 tot enkele weken, en voor het werkelijk sterven 48-24 uur.
Sterven= het proces waarbij de drie primaire levensfuncties (ademhalen, hersenfunctie en
bloedsomloop) in onderlinge samenhang meer of minder geleidelijk afnemen om uiteindelijk te
stoppen.
Niet-acuut sterven -> gebeurt fysiologisch gezien in de hersenen, waar het ademcentrum minder
goed begint te reageren op het lagere zuurstofgehalte van het bloed -> effectiviteit van ademhaling
neemt af -> lichaam krijgt minder O2 -> circulatie neemt af -> ademcentrum gaat onregelmatig
werken -> bewustzijn neemt af -> hersenen werken niet meer -> circulatie stopt -> overlijden.
Verschijnselen van sterven:
- Vermindering van interesse in mensen en gebeurtenissen.
- Sterk toenemende vermoeidheid en verlies van energie (asthenie). -> soms transfusies,
corticosteroïden voorgeschreven.
- Verzwakking en slaperigheid.
- Verandering van uiterlijk (Facies hippocratica = ingevallen gezicht met puntige neus, grauwe
huid, diepliggende glazige ogen).
- Verandering van ademhaling (ritme) (eerst sneller en oppervlakkig, lijkt op benauwdheid,
daarna vaak Cheyne-stokesademhaling = het af en toe onderbreken van de ademhaling, en
reutelen kan optreden dit komt doordat speeksel niet meer afgevoerd wordt.
- Kortademigheid (bij een longca. Kunnen er bloedingen optreden en verstikking)
- Verhoogde temperatuur.
- Wisselende bewustzijnsdaling, verwardheid, delier (laatste 48 uur bij vlagen aanspreekbaar,
gedesoriënteerd en in de war door zuurstofgebrek, metabole stoornissen of een
hersenmeta).
- Verlies van eetlust.
- Gewichtsverlies.
- Sociaal terugtrekken.
- Slikproblemen.
- Pijn (hoge dosis opiaten/ sedativa kunnen worden gegeven).
- Rusteloosheid.
- Zweten.
- Problemen met urineren (bij 1/3 urine incontinentie, retentie kan pijn geven of onrust).
- Koude en wasachtige huid.
, - Misselijkheid/ braken zijn goed te behandelen (soms met een darmobstructie, pas op feacaal
braken, eventueel ook sederen).
- Bloedingsgevaar (bij tumor ingroei in een groot bloedvat, zorgt voor snel overlijden).
- Convulsies (toevallen in de laatste 48 uur, kunnen vredig sterven voorkomen).
Iemand is overleden als: De arts de doodsoorzaak heeft geconstateerd. (geen ademhaling, geen
bloedsomloop, pupillen zijn verwijd en reageren niet meer op licht, geen hartslag meer voelbaar in
de hals) ( ophouden van de hersenfunctie/ hersendood kan m.b.v. een EEG worden geconstateerd).
Na het overlijden: Veranderingen in het lichaam (stijfheid/ rigor mortis in de eerste uren na
overlijden 6-72 uur, vertroebeling van de hoornvliezen na een half uur, lijkvlekken na ½-1 uur
(donkere vlekken die ontstaan doordat het bloed naar het laagste punt zakt), verschijnselen van
ontbinding na 48 uur). Begrafenisondernemer bellen.
Psychologische aspecten van het stervensproces:
- Factoren die maken of de persoon het sterven makkelijk kan ondergaan zijn: emotionele
kwetsbaarheid, sociale relaties, het aantal en de intensiteit van lichamelijk klachten en de
economische status.
- Angst: Angst is een begrijpelijke, verhoogde staat van waakzaamheid en de neiging tot vlucht
en vermijding oproepen (distress tegen het einde van het leven, kan een psychotische
episode worden). Bij de stervenfase angst over: doodgaan, controleverlies, bang om op een
vervelende manier te overlijden. De volgende aspecten zijn van belang: achterhalen waar de
achterliggende oorzaak is, communicatie met de patiënt en diens naasten (open vragen,
doorvragen, reflectie, samenvatten= exploratieve gespreksvoering), informatie geven, de
patiënt zo lang mogelijk blijven betrekken bij de besluitvorming, houvast bieden
(duidelijkheid scheppen, nabijheid tonen). Let op delier is ook een oorzaak voor angst.
- Ontkenning: kan gaan over de diagnose, gevolgen van de ziekte of over emoties. Het is een
vorm van afweer om de aspecten die het leven bedreigen niet onder ogen te hoeven zien,
kan bewust of onbewust zijn. Conspiracy of silence= vermijding om over de dood te spreken.
Een dilemma is dat ontkenning soms schadelijk kan zijn als dingen nog geregeld moeten
worden, of er medische hulp nodig is.
- Depressieve gevoelens: gaan samen met gevoelens van leegte, kunnen de omgeving angst
aanjagen en lijden tot suïcidale fantasieën. Patiënten hebben de neiging om het
ondernemen van actie op te geven en zich af te sluiten. Bij terminale patiënten is het moeilijk
een onderscheid te maken tussen depressie en normaal verdriet, daarnaast komen de
lichamelijke klachten van een depressie voor bij de terminale fase. Het nadeel is dat
antidepressiva pas na 2 weken werkt -> daarom ritalin.
- Lichaamsbeeld, intimiteit en seksualiteit: vooral een probleem bij: ziekte aan de testis,
prostaat, borsten, eileiders, baarmoeder, open wonden, stoma’s, katheters en ernstig
vermagering. Belangrijk om dit bespreekbaar te maken en waardigheid v.d. patiënt te
behouden.
Medische beslissingen rondom het levenseinde:
Niet meer behandelen: bijvoorbeeld niet meer reanimeren of antibioticagebruik. Belangrijk is om
middelen te geven die pijn en symptoom bestrijdend zijn die niet leven verkortend zijn. Soms is het
nodig om de dosering te verhogen dat dit wel een gevolg is echter mag het nooit een doel van de arts
zijn om het leven te bekorten. Er moet dan ook aan de zorgvuldigheidseisen worden voldaan (3.40.3).
Palliatieve sedatie: ook wel diepe sedatie genoemd, bij palliatieve sedatie krijgt de patiënt bij wie
symptomen niet meer goed te bestrijden zijn, een transquillizer (midazolam) toegediend die ervoor