dinsdag 31 augustus 2021 10:03
7.1: Microscopen
3 belangrijke parameters:
- Magnification (vergroting)
- Resolutie (minimum afstand om 2 punten te kunnen onderscheiden)
- Contrast (verschil in brightness)
Soorten microscopen
Lichtmicroscoop Elektronenmicroscoop
Brightfield (helderveld): staining with dye enhances contrast SEM: voor oppervlakte cel
(but kills the cell) (kunstmatig gekleurd)
Fase-contrast: verschil in dichtheid (voor onderzoek levende, TEM: d.m.v. coupes de interne
unstained cellen) structuur zien
Differentieel interference contrast: verschil in dichtheid Cryo-EM: door sterk bevriezen
benadrukken, 3D kunnen bijv. eiwitten precies
worden weergegeven (X-Ray
kristallografie)
Fluorescentie: specifieke plekken fluorescent gelabeld
(verschillende plekken onderscheiden)
Confocal: laser gebruikt voor identificeren weefsel (3D)
Deconvolution: optische coupes, digitaal bewerken, zorgt voor
goed beeld
Super-resolutie: positie van moleculen, zeer scherpe beelden
Cell fractionering: scheiden van celonderdelen op basis van grootte door steeds het overgebleven
supernatant te centrifugeren, er komen dan pellets uit die rijk zijn in een bepaald organel
Groot -> klein: kern, mitochondriën, microsoom, ribosoom
7.2: Eukaryotic cells have internal membranes that compartmentalize their functions
Prokaryoot (bacteriën en archea) Eukaryoot
1-5 um 10-100 um
Cell membraan x x
Cytosol x x
Chromosomen x x
Ribosomen x x
Nucleus met dubbel membraan en DNA x
DNA in nucleoid x
Cytoplasma (hele celinhoud) x x
- In eukaryoten de celkern niet meegeteld
Mitochondriën, ER, Golgi x
Fimbraie (soms, op oppervlak) x
Glycocalyx (soms, outer coating prokaryotes)
Flagella van microtubili x x
Plantencel: celwand, grote centrale vacuole, chloroplasten, plasmodesmata
- Kleine cel heeft een hogere verhouding oppervlakte : volume (zorgt voor meer uitwisseling van
materiaal)
- Microvilli: increase the cell's surface area
Voordelen compartimentalisatie eukaryoot: hogere concentratie, verschillende milieus, meer
membranen
7.3- De celkern en ribosomen
De celkern
- Omgeven door de kernenvelop (dubbelmembraan, dus 4x), pore complex voor export en
import
-> kern lamina zorgt voor structuur (intermediaire filamenten)
- Chromatine: DNA en eiwitten die chromosomen vormen
- Nucleolus: rRNA en ribosomen gevormd + controle celdeling en levensduur cel
-> bestaat uit DNA, rRNA en eiwit
Ribosomen (niet membraangebonden, geen organellen!)
Nieuwe sectie 1 Pagina 1
, Ribosomen (niet membraangebonden, geen organellen!)
- rRNA + eiwit
- Free ribosomes: proteins voor cytosol, kern, mitochondrien, chloroplasten en perixomen (bijv.
cytoplasmatische eiwitten, transcriptie regulatoren, ribosomale eiwitten)
- Bound ribosomes: proteins voor membranen, secretie, intermembraan ruimte (bijv. ER
protein, insulin, lysosomal enzyme)
7.4- Endomembraan systeem
Bestaat uit: kernenvelop, ER, golgi, lysosomen, vesicles/vacuolen, plasmamembraan
Functie: productie eiwit, transport, metabolisme
ER: bestaat uit cisternae
- Het ER membraan scheidt het ER van het cytosol
Glad ER (bevat geen ribosomen)
- Synthese lipiden (zoals hormonen)
- Metabolisme koolhydraten
- Ontgifting (in levercellen, -OH aan de drug molecules, makkelijker het lichaam uit )
Hoe meer drugs -> hoe meer glad ER -> resistentie
Door 1 drug meer glad ER -> ook meer van andere drugs nodig
- Opslag Ca2+ (spiercellen)
Ruw ER (bevat ribosomen)
- Synthese secretie eiwitten (vaak glycoproteïnen, bevatten koolhydraten)
- Synthese membraaneiwitten
- Modificatie eiwitten
- Productie membranen
- Distributie transportblaasjes
-> eiwitten gaan weg van ER via transportblaasjes
Golgiapparaat (distributie)
- Hier worden producten van het ER opgeslagen en doorgestuurd
- Bevat cisternae
- Cis (ontvangst vesicles van ER) en trans (verstuurd vesicles). Hier tussenin gemodificeerd
- Productie macromoleculen zoals polysachariden
- Dynamisch systeem
- Voegt voor vertrek tags toe (zoals fosfaatgroepen) zodat het op de goede plek komt
- Kan ook van trans naar cis blaasjes vervoeren, die daar functioneren. Of blaasjes terug naar ER
Lysosomen
- Hydroliseren macromoleculen in hun zure omgeving
- Gemaakt in ruw ER, bewerkt in Golgi
- Fagocytose: fuseert met voedselvacuole en breekt deze af -> producten gaan cytosol in
- Autofagie: lysosoom fuseert met beschadigd organel -> recycling
- Lysosomale enzymen werken niet in cytosol (neutrale pH)
Vacuole (grote blaasjes afkomstig van ER en golgi)
- Food vacuole: gevormd door fagocytose
- Contractile vacuole: pompen excess water uit de cel (waterorganismen)
- Centrale vacuole: opslag organische moleculen en water (plantencellen, groei!)
7.5- Mitochondriën en chloroplasten
Bewijzen endosymbiose: dubbel membraan, ribosomen, circulair DNA, groeien en reproduceren
zelfstandig
Mitochondriën (aantal hangt af van metabolic activity cell)
- 2 membranen
-> binnenste membraan: geplooid (cristae), nodig voor ATP synthese
-> aan binnenkant mitochondriale matrix
-> buitenste membraan: glad
-> tussen binnen en buiten: intermembraanruimte
Chloroplasten: vangen van lichtenergie
- 2 membranen
- Binnenin zitten grana met daarin thylakoid (fotosynthese)
- Stroma: interne vloeistof
- Chloroplast= plastide, andere: amyloplast (opslag zetmeel) en chromoplast (pigment)
Peroxisomen
- Halen H2 van substraat af en zetten ze aan O2 -> H2O2
- Functies: afbraak vetzuren voor mitochondria, ontgiften alcohol in lever
- H2O2 is giftig, cel heeft enzymen om het naar water om te zetten
- Vb. glyoxysomen (in fat storing tissues in plant seeds, zet vetzuur om in suiker)
- Groeien door eiwitten en vetzuren op te nemen
7.6- Het cytoskelet
Functie cytoskelet: mechanische support, vorm behouden (belangrijk als je geen celwand hebt!),
aanhechting voor organel, cell motility, manipulates the plasma membrane into forming vesicles
Nieuwe sectie 1 Pagina 2