Bestuursrecht in het Awb-tijdperk
Hoofdstuk 3 – Bestuur en bestuurden
3.2 Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat een centraal geregeerde staat met onderdelen
(gemeente, provincies) die een eigen bestuursorganisatie en een zekere mate van zelfstandigheid
bezitten. Ze besturen niet krachtens ‘eigen recht’.
Dat Nederland een gedecentraliseerde eenheidsstaat is, kan worden afgeleid uit verschillende
omstandigheden:
- Territoriale decentralisatie – naast regering en parlement zijn er organen die voor een
bepaald territorium een algemene bevoegdheid hebben gekregen tot het vaststellen van AVV’s
of het nemen van andere beslissingen. De uitoefening en de omvang van deze bevoegdheden
is wel begrensd Zij mogen alleen beslissingen nemen die in het belang (kunnen) zijn van de
personen op hun territorium. Voorbeelden: de organen van de gemeente of provincie zoals de
gemeenteraad, het college van B&W een gedeputeerde staten.
- Functionele decentralisatie - de wetgever heeft in dat kader bestuursorganen ingesteld die
slechts bevoegd zijn beslissingen te nemen voor enkele in de wet omschreven terreinen of
functies.
Van een mengvorm van functionele en territoriale decentralisatie is sprake bij waterschappen. Een
waterschap is namelijk belast met de waterstaatkundige verzorging en/of zorg van
waterstaatsaangelegenheden van een bepaald gebied (art.1 Waterschapswet).
Het bestaan van verschillende bestuursorganen heeft tot gevolg dat er binnen de Nederlandse staat een
grote bestuurlijke diversiteit aanwezig is. Zo wordt bij de uitoefening van overheidstaken een optimale
efficiëntie nagestreefd.
Een nadeel is dat een democratische controle problematisch kan worden. Dat geldt met name in het
geval een bestuursorgaan niet wordt gekozen of niet kan worden gedwongen om politieke
verantwoording af te leggen aan een wel gekozen orgaan.
3.3 Openbare lichamen
Binnen de organisatie van het openbaar bestuur onderscheiden we openbare lichamen Een aantal
organen dat gezamenlijk een gemeenschapsverband vormt.
Territoriale openbare lichamen – De belangrijkste openbare lichamen zijn de Staat, provincie en
gemeente. Binnen deze openbare lichamen onderscheiden we verschillende bestuursorganen, die elk
een aparte taak uitoefenen. Globaal: ieder openbaar lichaam kent een algemeen bestuur, een dagelijks
bestuur en een voorzitter. Provincie: provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de
koning.
Functionele lichamen – bijv. openbaar lichaam van beroep en bedrijf, zoals de Nederlandse Orde van
Advocaten.
Al deze openbare lichamen hebben rechtspersoonlijkheid deelnemen aan het privaatrechtelijk
verkeer (art. 2:1 Bw). Omdat deze rechtspersonen krachtens (publiekrechtelijke) wetten zijn ingesteld
en daaraan hun rechtspersoonlijkheid ontlenen, spreken we van publiekrechtelijke rechtspersonen.
3.4 Bestuursorganen – art. 1:1 Awb
3.4.1 Algemeen
In de Awb is bepaald dat voor de toepasselijkheid van de Awb er sprake moet zijn van een orgaan dat
bestuurt. Besturen kan bestaan uit het vaststellen van regelgeving, het geven van beschikkingen, het
verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en uit feitelijke handelingen. Bepalend voor de
toepasselijkheid van Awb-bepalingen is dat er sprake moet zijn van een bestuursorgaan.
,Art.1:1 Awb
Lid 1 – onder bestuursorgaan wordt verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Het Awb kent dus 2 benaderingen om uit te maken of er sprake is van een bestuursorgaan:
- De eerste benadering (a) bepalend is of een instantie onderdeel uitmaakt v/e
publiekrechtelijk rechtspersoon. Zo ja, dan is er sprake van een a-bestuursorgaan.
- De tweede benadering (b) bepalend wat de betreffende instantie doet en welke
bevoegdheden ze daarbij uitoefent. Als deze handelingen/bevoegdheden een publiekrechtelijk
karakter hebben b-bestuursorgaan. Deze zijn vaak privaatrechtelijk van aard.
Lid 2: De volgende organen, personen en colleges worden niet als bestuursorgaan aangemerkt:
a. de wetgevende macht;
b. de kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal;
c. onafhankelijke, bij de wet ingestelde organen die met rechtspraak zijn belast, alsmede de
Raad voor de rechtspraak en het College van afgevaardigden;
d. de Raad van State en zijn afdelingen;
e. de Algemene Rekenkamer;
f. de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen als bedoeld in artikel 9, eerste lid,
van de Wet Nationale ombudsman, en ombudsmannen en ombudscommissies als bedoeld in
artikel 9:17, onderdeel b;
g. de voorzitters, leden, griffiers en secretarissen van de in de onderdelen b tot en met f
bedoelde organen, de procureur-generaal, de plaatsvervangend procureur-generaal en de
advocaten-generaal bij de Hoge Raad, de besturen van de in onderdeel c bedoelde organen
alsmede de voorzitters van die besturen, alsmede de commissies uit het midden van de in de
onderdelen b tot en met f bedoelde organen;
h. de commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, bedoeld in
artikel 64 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002.
Ze vallen dus eigenlijk onder de definitie van het a-bestuursorgaan, maar de wetgever wilde de Awb
niet op hun handelen van toepassing verklaren.
De hoofdregel is dat bestuursorganen met al hun handelen onder de regels van het Awb vallen
uitzondering hierop staat in art. 1:6 Awb; verschillende handelingen zijn uitgesloten, die raken aan de
strafrechtelijke rechtshandhaving. Zo is het Awb niet van toepassing op de opsporing en vervolging
van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.
3.4.2 A-bestuursorganen
De in art. 1:1 lid 1 sub a Awb benoemde openbare lichamen zijn voorbeelden van publiekrechtelijke
rechtspersonen. Staat er in een wet iets in de trant van ‘er is een organisatie x en deze x bezit
rechtspersoonlijkheid’ deze organisatie heeft bij wet rechtspersoonlijkheid toegekend gekregen en
daarmee is deze als publiekrechtelijk rechtspersoon te kwalificeren. Let erop dat de publiekrechtelijke
rechtspersoon zelf geen bestuursorgaan is, slechts haar ‘orgaan’ is bestuursorgaan.
In de categorie a-bestuursorganen vallen dus de organen van de rechtspersonen. Bijvoorbeeld organen:
- van de staat: de regering (art. 42 Gw) en de ministers (art. 43 Gw);
- van de provincie: provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de
Koning(in) (art. 125 Gw, art. 6 Provinciewet (Provw));
- van de gemeente: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de
burgemeester (art. 125 Gw, art. 6 Gemeentewet (Gemw)).
Organisatie – wanneer organen over een eigen taak beschikken.
3.4.3 B-bestuursorganen
O.g.v. art. 1:1 lid 1 sub b Awb zijn ook bestuursorgaan: andere personen of colleges die ‘met enig
openbaargezag bekleed’ zijn. Het gaat hierbij om particuliere/privaatrechtelijke instellingen, waaraan
een deel van de overheidstaak is opgedragen. Of men met een privaatrechtelijke rechtspersoon te
,maken heeft kan men vaan vrij gemakkelijk zien aan de naam van de instelling art. 2:3 BW -
Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten
vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid. Deze
instellingen nemen gewoon deel aan privaatrechtelijk rechtsverkeer en zijn niet ‘als overheid te
herkennen’. Toch kunnen zij een bestuursorgaan zijn omdat zij door de wetgever met ‘openbaar
gezag’ zijn belast wettelijk openbaar gezag. Het openbaargezagscriterium betekent dat deze
instellingen publiekrechtelijke rechtshandelingen kunnen verrichten. Een wet geeft deze instelling de
bevoegdheid om de rechtspositie van andere rechtssubjecten te bepalen. Ze kunnen dus besluiten
nemen.
Buitenwettelijk openbaar gezag
In praktijk worden meer privaatrechtelijke rechtspersonen met overheidsachtige taken belast, zonder
dat daar een wettelijke grondslag voor is. De overheid maakt dan bijv. gebruik van stichtingen, die zij
subsidie verleent om bepaalde activiteiten te verrichten die passen binnen het overheidsbeleid. De door
de stichting verstrekte vergoedingen worden rechtstreeks door het Rijk aan de stichting vergoed en het
geld dat de stichting ontvangt mag ook niet voor een ander doel worden gebruikt. De overheid heeft
dus soms overwegende invloed op het beheer van een rechtspersoon en de wijze waarop die
rechtspersoon zijn taak vervult b-bestuursorgaan.
3.5 Belanghebbenden – art. 1:2 Awb
3.5.1 Inleiding
De overheid behartigt het publieke belang en moet dus beslissingen nemen en handelingen verrichten
die bijdragen aan de verwezenlijking van de aan haar toevertrouwde algemene belangen. Een aantal
van die belangen wordt genoemd in de Grondwet (bijv. art. 19, 23, 90).
Met de besluitvorming van bestuursorganen moet altijd het belang van de bevolking zijn gediend.
Veel wettelijke voorschriften bepalen dat bij de besluitvorming alleen de belangen van
(rechts)personen die belanghebbende zijn tegen elkaar afgewogen moeten worden. Bovendien geldt in
de regel dat alleen belanghebbenden het recht hebben om beroep in te stellen tegen een besluit (art.8:1
Awb). Op die manier wordt uitgesloten dat iedereen beroepsgerechtigd is.
Definitie: art. 1:2 lid 1 Awb – Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang
rechtstreeks bij een besluit is betrokken’.
Door plaatsing van het belanghebbende-begrip in H1 v/d Awb, wordt geaccentueerd dat de term
belanghebbende een uniforme inhoud heeft in de verschillende fasen van de besluitvorming door
bestuursorganen en voor het beroep bij de rechter. Dus beroep kunnen doen: natuurlijke en
rechtspersonen.
3.5.2 Belang
Art. 1:2 lid 1 Awb geeft een vrij eenvoudige definitie door te zeggen dat een belanghebbende een
‘rechtstreeks’ bij een besluit betrokken belang moet hebben. Criteria voor rechtstreeks zijn de opera-
criteria:
- Objectief – een belang mag niet louter subjectief zijn. De belangen kunnen overigens wel
immaterieel zijn.
- Persoonlijk – degene die door het besluit wordt geraakt, moet zich in voldoende mate
onderscheiden van andere personen, die ook gevolgen van het besluit zullen ondervinden. De
belanghebbende onderscheidt zich van andere geïnteresseerden, omdat de rechtsgevolgen van
het besluit voor hem anders zijn dan voor de willekeurige anderen. Jurisprudentie maakt vaak
gebruik van het afstands-zichtscriterium kijken naar de geografische afstand tussen de
woon- of verblijfplaats van de omwonende en de plaats waar het besluit geldt.
- Eigen – wie belangen van anderen wil behartigen mag dat alleen doen als gemachtigde (art.
2:1 lid 2 Awb).
- Rechtstreeks – belang moet direct betrokken zijn bij het besluit voldoende causaal
verband tussen de gevolgen v/h besluit en het geraakte belang.
- Actueel belang – vrees voor onzekere toekomstige ontwikkelingen die het gevolg zouden
kunnen zijn van een aangevochten besluit geven geen belang belang moet al bestaan.
, 3.5.3 Wie is belanghebbende?
Belanghebbende is in de eerste plaats de aanvrager van het besluit en/of degene tot wie het besluit zich
richt: de geadresseerde. De aanvrager of geadresseerde bestaat in verschillende soorten en maten: een
natuurlijk persoon, rechtspersoon en bestuursorgaan.
In de praktijk zijn omwonenden, na de geadresseerden, de kwantitatief belangrijkste groep van derde-
belanghebbenden bij besluiten. Ook een bestuursorgaan kan belanghebbende zijn, namelijk voor de
aan hem toevertrouwde belangen (art.1:2 lid 2 Awb).
Ten slotte bepaalt art. 1:2 lid 3 Awb dat ook rechtspersonen die algemene collectieve belangen
behartigen als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. Zij kunnen dus zowel voor hun eigen
belang als voor collectieve en algemene belangen opkomen.
Hoofdstuk 5 – Bestuurlijk handelen
5.1 Inleiding
De taak van het bestuur is het behartigen van het algemeen of publiek belang. Met het oog hierop kan
het bestuur diverse handelingen verrichten:
I. Privaatrechtelijke rechtshandelingen – Dit zijn voor een deel dezelfde handelingen die ook
een natuurlijke persoon of een bestuurder v/e gewone (privaatrechtelijke) rechtspersoon
zonder publieke taak kan verrichten art. 2:1 lid 1 BW - De Staat, de provincies, de
gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet
verordenende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid. Een daartoe behorend
bestuursorgaan (bijv. het college van B&W) kan optreden als vertegenwoordiger van deze
rechtspersoon en de betreffende privaatrechtelijke rechten namens deze persoon uitoefenen.
Bijv. de opdracht een nieuw gemeentehuis te bouwen.
II. Feitelijke handelingen –handelingen zonder beoogde rechtsgevolgen. bijv. door het geven
van voorlichting.
III. Publiekrechtelijke rechtshandelingen –beslissingen die eenzijdig de rechtsbetrekking
bepalen tussen het bestuursorgaan en de personen die onder de rechtsmacht van dat orgaan
vallen.
(Organen van) gewone rechtspersonen Tot de overheid behorende bestuursorganen of personen of (organen
zonder publieke taak of bevoegdheid. van) gewone rechtspersonen met een publieke taak of bevoegdheid.
Feitelijke handelingen, bijv. het geven Privaatrechtelijke
Publiekrechtelijke rechtshandelingen,
rechtshandeling,
Bestuurshandelingen kunnen op van voorlichting, het bouwen van een bijv. het verkopen van
verstrekken
twee manieren worden eeneen
van stuk grond als
vergunning
gebouw etc. eigenaar.
voor een gokautomaat/café.
bezien:
Twee Subsidie om te zorgen voor meer duurzame energie.
verschillende
manieren om
bestuurshan- Bestuurshandelingen bezien naar Vergunning om activiteiten te reserveren voor
delingen te doel: instrument om publieke bepaalde groep en activiteiten te controleren, bijv.
bezien: doel te bereiken. vergunning voor gokautomaat.
Grond verkopen om daarop een sporthal en
1. Naar het openbaar zwembad te laten bouwen.
doel: als
instrument
voor publiek. Feitelijke handeling, bijv. het geven v/e
voorlichting.
2. Naar de aard Bestuurshandeling bezien naar Privaatrechtelijke rechtshandeling, bijv. het
van de aard v/d (rechts)handeling. verkopen v/e stukgrond als eigenaar.
handeling.
Publiekrechtelijke rechtshandeling, bijv. het
verstrekken van een vergunning voor een café of
verstrekken v/e subsidie.