Motivatie en de zelfsturende mens
Hoofdstuk 1
Eenvoudig gezegd, motivatie is willen. Mensen die gemotiveerd zijn, willen verandering - in zichzelf
of in de omgeving. De term "motivatiewetenschap" betekent dat antwoorden op vragen over motivatie
objectief, op gegevens gebaseerd, empirisch bewijs vereisen dat verkregen wordt uit goed uitgevoerd
en door vakgenoten getoetst onderzoek - bevindingen die gebruikt worden om theorieën over
motivatie en emotie te ontwikkelen, te evalueren, te verfijnen en toe te passen.
Om motivatie en emotie te begrijpen beginnen we met het stellen van de eerste vraag: Wat veroorzaakt
gedrag? Deze algemene vraag nodigt uit tot meer specifieke vragen die de kernproblemen vormen die
moeten worden opgelost in de studie van motivatie: Wat start gedrag? Hoe wordt gedrag in stand
gehouden in de tijd? Waarom is gedrag gericht op sommige doelen maar weg van andere? Waarom
verandert gedrag van richting? Waarom stopt gedrag? De tweede vraag is, Waarom varieert gedrag
van situatie tot situatie, van de ene tijd tot de andere tijd, en van persoon tot persoon? Motivatie en
emotie bestaan als wetenschappelijke disciplines om deze vragen te beantwoorden.
Motivatie betreft die interne processen die gedrag zijn energie, richting, en volharding geven. Energie
impliceert dat gedrag kracht heeft - dat het relatief sterk, intens, en hard of veerkrachtig is. Richting
impliceert dat gedrag doel heeft - dat het wordt gericht op het bereiken van één of ander bepaald doel
of resultaat. Volharding impliceert dat het gedrag uithoudingsvermogen heeft-dat het in de tijd
voortduurt en zichzelf in verschillende situaties handhaaft. De drie interne processen die gedrag zijn
sterkte, doel, en veerkracht geven (d.w.z. zijn energie, richting, en persistentie) zijn behoeften,
cognities, en emoties. Behoeften zijn voorwaarden binnen het individu die essentieel en noodzakelijk
zijn voor de handhaving van het leven en voor groei en welzijn. Cognities zijn mentale gebeurtenissen,
zoals overtuigingen, verwachtingen, en het zelfconcept, die manieren van denken vertegenwoordigen.
Emoties zijn complexe maar gecoördineerde gevoels-arousal-purposive-expressive reacties op
significante levensgebeurtenissen, zoals bedreigingen en uitdagingen voor onze doelen of ons welzijn.
Motivatie en emotie kunnen in hun aanwezigheid en in hun intensiteit op vijf manieren tot uiting
komen: gedrag, betrokkenheid, psychofysiologie, hersenactivaties, en zelfrapportage. Motivatie en
emotie uiten zich publiekelijk door gedragingen als inspanning, volharding, latentie, keuze,
reactievermogen, gezichtsuitdrukkingen en lichamelijke gebaren. Motivatie en emotie uiten zich ook
door middel van handelingen van betrokkenheid, en specifiek door gedrag, emotie, cognitie en agency.
Motivatie en emotie uiten zich verder publiekelijk door veranderingen in de psychofysiologie, zoals
veranderingen in hartslag, bloeddruk, ademhalingsfrequentie, en de afscheiding van hormonen zoals
epinefrine en cortisol. Motivatie en emotie uiten zich ook door middel van hersenactivatie, zoals
verhoogde activiteit in bepaalde gebieden van de corticale en subcorticale hersenen. Motivatie en
emotie komen ook tot uiting in zelfrapportages, wanneer mensen vragenlijsten of interviews invullen
waarin hun specifieke vragen worden gesteld over hun subjectieve ervaring. In de studie van motivatie
en emotie kunnen zelfrapportages nuttig en informatief zijn, maar ze moeten ook ondersteund en
geverifieerd worden door het gedrag, de betrokkenheid, de psychofysiologie en de hersenactiviteit van
de persoon.
Tien thema's lopen als een rode draad door het onderzoek naar motivatie en emotie. Deze thema's zijn
de volgende: (1) motivatie en emotie komen aanpassing en functioneren ten goede; (2) motivatie en
emotie sturen de aandacht; (3) motivatie en emotie zijn "interveniërende variabelen"; (4) motieven
variëren in de tijd en beïnvloeden de voortdurende stroom van gedrag; (5) er bestaan soorten
motivaties; (6) we zijn ons niet altijd bewust van de motivationele basis van ons gedrag; (7)
motivatiestudie onthult wat mensen willen; (8) om tot bloei te komen, heeft motivatie ondersteunende
condities nodig; (9) wanneer we anderen proberen te motiveren, is wat gemakkelijk is om te doen
zelden wat werkt; en (10) er is niets zo praktisch als een goede theorie. Deze 10 thema's helpen om de
, anders zo diverse veronderstellingen, hypothesen, perspectieven, theorieën, bevindingen en
toepassingen binnen de hedendaagse studie van motivatie en emotie te ordenen en te verenigen.
Hoofdstuk 2
Een historische kijk op motivatiestudie stelt de lezer in staat na te gaan hoe het begrip motivatie op de
voorgrond kwam, hoe het veranderde en zich ontwikkelde, hoe ideeën werden uitgedaagd en
vervangen, hoe motivatiestudie de weg kwijtraakte, en tenslotte, hoe het veld weer opkwam en
verschillende disciplines binnen de psychologie samenbracht. Motivatie concepten hebben een
filosofische oorsprong. Vanaf de oude Grieken tot aan de Europese Renaissance werd motivatie
begrepen binnen de twee thema's van wat rationeel, immaterieel en actief is (d.w.z. de wil) en wat
impulsief, biologisch en reactief is (d.w.z., lichamelijke verlangens). De filosofische studie van de wil
bleek een doodlopende weg te zijn die heel weinig verklaarde over motivatie, omdat zij in feite meer
vragen opriep dan zij beantwoordde. Om motivatie te verklaren, streefde het nieuwe gebied van de
psychologie naar een biologisch-fysiologische analyse van motivatie door zich te richten op het
mechanistische, genetisch begiftigde concept van het instinct. De aantrekkingskracht van de instinct
doctrine was haar vermogen om ongeleerd gedrag te verklaren dat energie en een doel had (d.w.z.
doelgerichte biologische impulsen) en dit te doen door gebruik te maken van een concept waarvan de
oorsprong geïdentificeerd kon worden (d.w.z. genetische begiftiging). Instinct bleek ook een
intellectueel dood spoor te zijn, althans wat betreft zijn vermogen om te dienen als een grote theorie
over motivatie.
De derde grote theorie van motivatie was aandrijving. In de aandrijvingstheorie werd gedrag
gemotiveerd in de mate dat het de behoeften van het organisme diende en een biologische homeostase
herstelde. Net als de wil en het instinct leek de aandrijving veelbelovend te zijn, vooral omdat zij kon
doen wat geen enkele motivatietheorie ooit eerder had gedaan - namelijk motivatie voorspellen
voordat zij optrad op grond van voorafgaande omstandigheden (b.v. uren van ontbering). Bijgevolg
genoot de theorie een brede aanvaarding, vooral zoals blijkt uit de theorieën van Freud en Hull.
Uiteindelijk bleek ook de aandrijvingstheorie een te beperkte reikwijdte te hebben, en met de
verwerping ervan kwam de ontgoocheling van het veld over grote theorieën in het algemeen, hoewel
verschillende bijkomende kandidaat-theorieën met enig succes opkwamen, met inbegrip van stimulans
en opwinding.
Uiteindelijk werd het duidelijk dat als men vooruitgang wilde boeken in het begrijpen van motivatie,
het veld buiten de grenzen van zijn grote theorieën moest treden en de minder ambitieuze, maar meer
vruchtbare, mini-theorieën. Drie historische trends verklaren deze overgang. Ten eerste heeft de
motivatiewetenschap haar gehechtheid aan een passieve kijk op de menselijke natuur afgezworen en
een actiever beeld van de mens aangenomen. Ten tweede werd motivatie beslist cognitief en enigszins
humanistisch. Ten derde richtte het vakgebied zich op toegepaste, maatschappelijk relevante
problemen.
De veranderde focus van het vakgebied op minitheorieën was deels een ramp en deels een geluk. Als
dis- aster verloor motivatie haar status als vlaggenschip van de psychologie en daalde af tot een
tweederangs status. Als reactie daarop verspreidden motivatie-onderzoekers zich over vrijwel alle
gebieden van de psychologie (b.v. sociaal, ontwikkelings-, klinisch, educatief) en sloten allianties met
deze andere gebieden om ideeën, constructen, methodologieën en perspectieven te delen. Dit bleek
echter het geluk van motivatie te zijn, omdat de verstrooiing van het vakgebied een vruchtbare bodem
bleek te zijn om een groot aantal verlichtende minitheorieën te ontwikkelen. De studie van motivatie
in de 21ste eeuw wordt bevolkt door meerdere perspectieven en meerdere stemmen (zie figuur 2.3,
kader 2), die allemaal een ander stukje bijdragen aan de puzzel van de studie van motivatie en emotie.
De historische en hedendaagse studie van emotie heeft parallel gelopen met en een aanvulling
gevormd op die van motivatie, maar de emotiestudie heeft ook een aantal van haar eigen unieke
historische ontwikkelingen doorgemaakt. De studie van emoties heeft de nadruk van de