Samenvatting Godsdienst & levensbeschouwing
Hoofdstuk 2 ‘Hindoeïsme’
2.1 Wat bedoelen we met Hindoeïsme?
In Nederland wonen ongeveer 100.000 Hindoes. Wereldwijd zijn er zo een 850 miljoen Hindoes,
waarvan de meeste in India wonen. De oudste wortels liggen dan ook in India en in het huidige
Pakistan. Daar komt de naam van deze godsdienst vandaan. Het woord Hindoeïsme verwijst naar
de rivier de Indus, in het huidige Pakistan. De mensen die daar woonden, werden Hindoes
genoemd.
Aan de oevers van de rivier de Indus woonden veel mensen. Rond het jaar 2500 voor onze
jaartelling bloeide in de huurt van de rivier dan ook een rijke cultuur, die we de Indus-cultuur
noemen. Uit archeologische opgravingen blijkt dat de Indus-cultuur een vrij hoogstaande
beschaving moet zijn geweest. Er werden ook bekende steden gebouwd, Harappa en Mohenjodaro.
Uit opgravingen is gebleken dat dieren heilig waren en dat ze rituelen hadden om reinigingen uit te
voeren.
De oudste hindoeïstische geschriften, de Veda’s, stammen uit een periode waarin de bloeitijd van
de Indus-cultuur al weer voorbij was. We hebben het over een periode van 1200 – 500 voor onze
jaartelling. Veel Hindoes zien dit als een belangrijke tijd, naast het feit dat er boeken werden
geschreven, werden er rituelen ontwikkeld die nog steeds de kern van het Hindoeïsme vormen.
Het woord Veda betekent wijsheid. In de boeken staan veel belangrijke aspecten van het
Hindoeïsme beschreven. Schrijvers waren half goddelijke mensen. De Veda’s zijn geschreven in
een taal die het Vedisch noemen, Sanskriet.
Veda’s: heilige geschriften
Vedische tijd: periode waarin de veda’s ontstonden (1200 – 500 jaar voor onze jaartelling
Vedisch: de taal waarin de Veda’s geschreven zijn.
In deze tijd gingen mensen er vanuit dat er een zonritueel nodig was om de zon op te laten komen.
In het huidige Hindoeïsme wordt vaak teruggegrepen op teksten en gewoonten die al in de
vedische tijd zijn ontstaan. De goden die in de vedische tijd heel belangrijk werden gevonden,
spelen tegenwoordig een minder belangrijke rol. En Shiva en Vishnu, speelden toen juist een
kleinere rol. Godsdienst is niet onveranderbaar, het is een levend deel van het menselijk leven en
verandert met het leven mee.
Na de tijd van de Veda’s volgde er een periode waarin bepaalde opzichten veranderde. De tijd
hierna noemde ze: ‘de tijd van het oudere Hindoeïsme’. Deze periode duurde van 500 voor onze
jaartelling tot 800 na onze jaartelling. Een belangrijke tekst uit de tijd is het ‘Mahabharata’,
geschreven tussen 200 voor Christus en 200 na Christus. Vooral een bepaald onderdeel is nog heel
populair: ‘Bhagavadgita’. Het werd beschouwd als het heilige boek.
Je zou kunnen zeggen dat het Hindoeïsme is ontstaan in de tijd van de Veda’s. Er werden toen
belangrijke boeken geschreven, waarin de leer van het Hindoeïsme op papier kwam te staan. Je
kunt met zekerheid zeggen dat het Hindoeïsme vanaf 500 voor het begin van onze jaartelling
bestaat.
Ze vinden godsdienst een persoonlijke zaak en leggen meer de nadruk op wat je doet, dan op wat
je gelooft. Het is dus bijna onmogelijk om als Hindoe vanwege je ideeën uit de
geloofsgemeenschap te worden gestoten. Het heeft geen instantie die vaststelt wat de ware leer is
en die de mensen in de gate houdt. Hindoes denken en geloven heel verschillend.
Een bekend voorbeeld van een verandering is het leven en werk van Mahamta Gandhi. Gandhi
leefde van 1869 – 1949. In zijn tijd speelde het kastenstelsel een belangrijke rol in de
samenleving. Het kastenstelsel is een systeem waarin de samenleving in verschillende lagen is
verdeeld. Het was tijdens het leven van Gandhi al eeuwenlang door iedereen in de Hindoe wereld
geaccepteerd. Gandhi kwam ertegen in opstand, hij vond het niet goed als mensen niet als elkaar
gelijken werden gezien. Het kastenstelsel is door hem afgeschaft in India.
De Hindoes in Nederland zij in groepen te verdelen:
- Groep 1: mensen die rechtstreeks uit India en Pakistan naar Nederland zijn gekomen en
hun tradities hebben meegenomen.
- Groep 2: de Nederlandse Tamils, uit Sri Lanka, zijn een voorbeeld van Hindoes die
rechtstreeks uit hun moederland zijn gekomen. Het grootste deel komt uit Suriname.
1
, - Groep 3: bestaat uit autochtone Nederlanders, die zich aangetrokken voelen tot het
Hindoeïsme. De leiders zijn vaak wel afkomstig uit India. Een voorbeeld in Hare-Krishna
beweging.
De Hindoes in Nederland horen voor het grootste deel tot twee stromingen: de Arya Samay en de
Sanatan Dharm.
2.2 Wat geloven Hindoes?
Er zijn Hindoes die geloven dat de hoogste god een persoon is. God heeft voor hen een min of
meer menselijke gedaante: hij kan praten, denken en dingen doen. Andere Hindoes geloven niet
dat god persoonlijk is. Zij geloven in een goddelijk principe dat de oorsprong en het doel van al het
leven is. Dat principes, dat ‘Brahman’, genoemd wordt, kan volgens hen niet praten, denken of
dingen doen. Dat er zo veel verschillen zijn, heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat het
Hindoeïsme gericht is op de praktijk. Het leert mensen hoe ze in het leven kunnen staan, en op
plaats twee komen de theorieën.
In het Hindoeïsme is het algemeen geaccepteerd dat er een hogere werkelijkheid bestaat. Er is
meer dan alleen de wereld die we om ons heen zien. Een ander woord voor een hogere
werkelijkheid is, transcendente werkelijkheid. Naast het geloof in een persoonlijke of
onpersoonlijke hoogste werkelijkheid, geloven Hindoes ook in het bestaan van meerdere goden.
We noemen het Hindoeïsme een polytheïstische godsdienst. Er is meer dan één god.
Hoge werkelijkheid:
- Persoonlijk
- Onpersoonlijk
Het Hindoeïsme kent duizenden goden. Er zijn goden die wereldwijd voor Hindoes worden vereerd,
zoals de God Shiva bijvoorbeeld. Hoewel het Hindoeïsme veel goden kent, zijn Hindoes niet
polytheïstisch. Dat heeft twee oorzaken: in de eerste plaats gaan Hindoes er vanuit dat alle goden
terug zijn te voeren op één goddelijk principe, de Brahman. In de tweede plaats voelen veel
Hindoes zich met één god meer verbonden.
Veel Hindoes geloven in een goddelijk principe, dat Brahman genoemd wordt, daarbij wordt vaak
gedacht, dat de wereld ontstaan is vanuit het Brahman. Ook mensen zijn volgens deze opvatting
ontstaan vanuit het goddelijke. In ieder mens is een diepe kern bewaard gebleven die rechtstreeks
voortkomt uit het goddelijke.
De diepste kern van een mens wordt Atman genoemd. Een bekende stelling is de uitspraak:
‘Atman = Brahman’. Daarmee wordt bedoeld dat de diepste kern van het mens zijn, gelijk is met
de hogere werkelijkheid. Het Atman betekent niet hetzelfde als je ziel. Het is nog kleiner dan je
ziel. De ziel is voor Hindoes gebonden aan een persoonlijkheid, aan een bepaald mens. Voor het
Atman geldt dit niet.
Een heel belangrijke gedachte in het Hindoeïsme is het geloof in reïncarnatie. Dit betekent
letterlijk: wedergeboorte, op nieuw geboren worden. Hindoes geloven dat mensen na de dood
opnieuw geboren worden. Na de dood komt de mens terug op de aarde. Dit kan zijn in een beter
leven of in een lagere positie. Je kunt ook terug komen als dier of steen. Alle daden die een mens
in zijn leven kan verrichten, vatten Hindoes samen met de term Karma. Karma is het geheel van
wat je in je leven zegt, gedaan en gedacht heb. Heb je een goed Karma, kom je in een hogere
positie terug. Heb je een slecht karma, kom je in een lagere positie terug. Bij de wedergeboorte
word je een nieuw persoon, dus je kunt niet herinneren wat je in je vorige leven was.
Atman: Brahman
Diepste kern: goddelijke werkelijkheid
Of iemands karma wel of niet goed is, hangt af van hoe goed hij zich gehouden heeft aan de
religieuze plichten. Deze plichten worden dharma genoemd. De religieuze plichten van mensen
hangen samen met de kaste waarin ze leven en de positie die ze bekleden in de samenleving. Wie
zijn leven richt op dharma, bouwt goed karma op en komt in een hogere kaste terug. Het hoogste
doel binnen het Hindoeïsme is de verlossing, de moksha. De verlossing betekent dat de diepste
kern van de mens niet opnieuw geboren hoeft te worden, niet opnieuw in de gevangenis van het
lichaam hoeft te zitten. Het Atman wordt weer verenigd met het Brahman. De enige manier om
verlost te worden, is dat je in je leven helemaal geen karma opbouwt. Je komt dan niet meer terug
in een volgend leven, maar wordt verlost. Een manier om dat te doen is de karma-yoga: dat
2
,betekent dat je alles doet wat je moet doet, maar het belangeloos doet, zonder interesse in de
gevolgen ervan. Op die manier kun je voorkomen dat je nog karma voelt.
Karma: alle daden die een mens verricht
Moksha: verlossing: de diepste kern van de mens hoeft niet opnieuw geboren te worden.
2.3 Structuur van de samenleving
In het kastenstelsel hoort iedereen bij een bepaalde groep mensen, een kaste. Bij een kaste
hoorde ook altijd een specifiek beroep. De kasten zijn hiërarchisch geordend, dat wil zeggen dat er
hogere en lagere kaste zijn. Elke kaste heeft zijn eigen rechten en plichten en wie deel uitmaakt
van een hogere kaste, staat over het algemeen meer in aanzien dan iemand die deel uitmaakt van
een lagere kaste. Ze hebben een religieuze betekenis. De kern van dit systeem wordt gevormd
door het begrip reinheid. Je moet denken aan letterlijke reinheid in de zin van schoon zijn, maar
vooral aan rituele reinheid. Het is de weg naar de verlossing. Na een reiniging is iemand rein. De
hogere kaste bestaan uit mensen die het meest rein zijn, de lagere kaste zijn het minst rein.
Eenmaal geboren in een bepaalde kaste, ben je je hele leven gebonden aan die positie. Maar als je
je in je leven aan de plichten houdt, bestaat de kans dat je je volgende leven in een hogere kaste
wordt geboren.
Het maatschappelijke systeem in India is grotendeels gebaseerd op het kastenstelsel. Voor
Hindoeïstische begrippen doet een slager onrein werk. Mensen uit hogere kasten kunnen geen
slager zijn. Voor mensen uit lagere kasten is dit werk minder erg. De onreinheid die mensen
hebben, kunnen ze overdragen op een ander. Iemand uit een hogere kaste zal nooit iets aannemen
of iemand aanraken van een lagere kaste. Een Hindoe die in aanraking komt met een onrein
iemand, wordt zelf ook onrein. Er moeten dan allerlei rituelen plaatsvinden voordat hij of zij weer
rein is.
Het Hindoeïsme is te verdelen in duizenden kasten. Deze zijn weer te verdelen in vier verschillende
groepen:
- Groep 1: de stand van de priesters, de Brahmanen. Dit is de hoogste stand.
- Groep 2: de stand van adel of de krijgers
- Groep 3: de stand van de kooplieden
- Groep 4: mensen die een veel minder sterke mate van reinheid hebben. Zij doen het werk
met de dood, vlees en vuil
De priesters, krijgers en kooplieden worden ook wel dvija’s genoemd, tweemaal geborenen. Alle
duizenden kasten zijn ergens in deze vier groepen te verdelen. Iedere Hindoe heeft dan ook door
zijn geboorte een bepaalde sociale en godsdienstige status. Daarnaast heb je ook mensen die niet
tot een bepaalde kast horen, kastelozen. In verband met hun onreinheid worden zij ook wel
onaanraakbaar of paria’s genoemd. Zij staan helemaal onder aan de ladder. Mahamta Gandhi heeft
zich sterk ingezet voor het lot van deze mensen, die hij de kinderen van God noemde.
In de loop van de geschiedenis is er veel kritiek geweest op het kastenstelsel. De kritiek richtte
zich vooral op de ongelijkheid. Voor veel mensen is het onacceptabel dat niet iedereen gelijk
geboren wordt. Binnen de bhakti, de liefdevolle overgave van God, wordt er vanuit gegaan dat
iedereen gelijk is. Gandhi keurde het kastenstelsel af. Er zijn ook stromingen waarin het
kastenstelsel nauwelijks werd gebruikt. De Arya Samaj is daarvan een voorbeeld, 15% van de
Nederlandse Hindoes rekent zich tot deze stroming.
2.4 Goden
Het hoogste goddelijke principe wordt Brahman genoemd. Dit manifesteert zich in vele goden,
waarvan Vishnu en Shiva het belangrijkste zijn.
Vishnu is een van de belangrijkste goden van het Hindoeïsme. Hij wordt gezien als een vriendelijke
god. In traditionele verhalen is hij getrouwd met Lakshmi, de godin voor voorspoed en zegen. Hij is
vooral bekend geworden door de gedaanten waarin hij op aarde is gekomen. Dit heten avatars. In
het Hindoeïsme worden 10 klassieke avatars van Vishnu genoemd. In de eerste kwam hij op aarde
als een vis. Hij waarschuwde toen Manu, de eerste mens, dat er een grote vloed zou komen. Hij
gaf Manu het advies om een boot te bouwen. Dit is een verhaal wat heel erg lijkt op de ark van
Noach uit het jodendom. Van de tien gedaanten, liggen er negen in het verleden. De belangrijkste
is de achtste, toen Vishnu in de gedaante van Krishna op aarde leefde. De tiende avatar moet nog
komen. Hindoes geloven dat Vishnu opnieuw zal komen als het slecht gaat met de wereld. De god
zal dan als de ruiter Kalkin komen om ervoor te zorgen dat er weer een gouden tijd aanbreekt.
3
, Ook Shiva is een belangrijke god. De verschillende stromingen hierin kun je herkennen aan de
strepen op hun voorhoofd. Volgelingen van Vishnu hebben vaak twee verticale strepen. Het teken
van Shiva is drie horizontale strepen op het voorhoofd. Shiva is de god die de wereld laat vergaan
en opnieuw laat ontstaan. De bekendste afbeelding is die waarin de god danst op één been, met
een soort vlammenkrans om hem heen.
Na Vishnu en Shiva is ook Brahma een belangrijke god. Er wordt gezegd dat hij een schepper god
is. In sommige stromingen worden deze drie goden als eenheid gezien, de Trimurti.
2.5 Hindoe-feesten
Mensen zijn zich bewust van de voortgang van het leven en van het feit dat het leven zich in de tijd
afspeelt. Binnen het Hindoeïsme zijn honderden feesten te noemen, maar voor heel veel feesten
geldt dat ze alleen in bepaalde gebieden worden gevierd. In Nepal wordt bijvoorbeeld het feest van
Shivaratri gevierd, ‘de grote nacht van Shiva’. In deze nacht waken mensen in de tempel. Twee
feesten die altijd worden gevierd zijn Holifeest en Divali. De feesten zijn niet op de zelfde datum,
omdat de worden vastgesteld in maanjaren en geen zonnejaren. Een maanjaar is 11 dagen korter
dan een zonnejaar. Dit wordt eens in de zoveel tijd gecompenseerd met een schrikkelmaand.
Het Holifeest duurt 10 dagen en eindigt wanneer het in de maand Phaguna volle maan is. Op onze
kalander is dit in maart. Er wordt gevierd dat de lente de winter overwint en dat het goede sterker
is als het kwade. De Krishna speelt een belangrijke rol. Vaak wordt er ook een pop verbrand. De
achtergrond van dat ritueel is de mythe over Holika, die dacht dat ze niet kon verbranden. Het
Holifeest staat bekend voor het overwinnen van het goede op het kwaad. Tijdens het Holifeest
bepoederen mensen elkaar met poederverf. Zo verdwijnen de verschillen in positie naar de
achtergrond. Tijdens het feest is iedereen gelijk.
Ook op het Divali feest geldt dat de ongelijkheid naar de achtergrond verdwijnt. Divali wordt
gevierd in de herfst en duurt meestal 5 dagen. Het is het feest van het licht, net als in veel
religieuze feesten uit andere tradities wordt ook hier het licht gezien als een symbool van het
goede. Het licht verjaagd de duisternis en maakt daarmee het leven goed. Ze geven het Divalifeest
vorm aan dit licht door het aansteken van diya’s. Dit zijn kleine lampjes van klei die neergezet
worden in huis om de duisternis te laten verdwijnen. Omdat het licht staat voor goede dingen,
speelt ook de godin Lakshmi een belangrijke rol. Het is de godin van de voorspoed en wordt in alle
huizen verwelkomd. Van te voren maken alle Hindoes hun huis schoon, om deze godin te
verwelkomen en omdat ze alleen bij schone huizen naar binnen gaat. Tijdens het feest bidden ze
om voorspoed in het nieuwe jaar. Door veel Hindoes worden ook de doden herdacht.
Andere feesten die door Nederlandse Hindoes gevierd worden zijn bijvoorbeeld Rahki-feest, waarin
familierelaties een belangrijke rol spelen. Het feest is op 5 juni. Dit is de datum waarop in 1873 het
schip ‘Lalla Rookh’ in Suriname aankwam met arbeiders uit India. In verschillende steden wordt dit
jaarlijks herdacht.
2.6 Plaatsen om te bidden
Hindoes geloven dat de goden zich kenbaar willen maken aan de mensen. Een manier waarop
mensen de nabijheid ervaren wordt gecreëerd in de tempel. Hindoes gaan ervan uit dat goden
letterlijk present kunnen zijn in de tempel. Niet dat ze er wonen, maar door het uitvoeren van
rituelen kunnen gelovigen de goden uitnodigen om aanwezig te zijn. Een tempel, ook wel mandir
genoemd, moet perfect gebouwd worden. De constructie heeft allerlei symbolische betekenissen
die de ruimte maken tot een bijzondere plaats. Enkele symbolische betekenissen: die van kosmos
in het klein, de reus van Purusha, de berg van Meru en de grot. De vorm van een tempel wordt
binnen het Hindoeïsme gezien als een afspiegeling van het universum. De plattegrond is vaak
gebaseerd op een mandala, een verzameling concentrische vierkanten. Het middelpunt staat voor
het centrum. Dit centrum van de tempel is het sanctum, de plaats waar de god zich manifesteert.
Daaromheen staan godenbeelden waarin de rest aanwezig is. In het Sanskriet wordt een tempel
Vimana genoemd, dat uitmeten betekend.
Vaak wordt de vorm van een tempel ook verbonden met de mythe van Purusha. Dit was een reus
die door de goden geofferd werd. Uit de reus ontstonden de wereld en de mensen. De architectuur
refereert aan de reus, om duidelijk te maken dat de tempel verbonden is met schepping en het
ontstaan van de wereld. Tempels zijn vaak hoge gebouwen die verwijzen naar de bergen. In het
bijzonder naar Meru, waar de goden wonen.
Het middelste gedeelte wordt ook wel gezien als een symbolische verwijzing naar een grot. In het
sanctum is het vaak donker en stil, net als een grot. Grotten zijn plaatsen waar mensen tot zichzelf
kunnen komen. Van de god Shiva wordt ook gezegd dat hij in een grot woont. Tempels kunnen niet
4