Samenvatting Samenleving MCS
Hoofdstuk 1
Sociologie = het systematisch onderzoek van de menselijke samenleving
Drie kernvragen waarbij stilgestaan wordt bij sociologie:
1. Hoe is sociale orde mogelijk?
2. Hoe is sociale (on)gelijkheid mogelijk?
3. Hoe ziet de samenleving er nu uit en hoe ontwikkelt de maatschappij zich?
4 positieve effecten van sociologie:
1. We kunnen nagaan wat er wel en niet klopt
2. Geeft ons beter inzicht in de mogelijkheden en hindernissen
3. Geeft mogelijkheid om actieve rol te spelen in de samenleving
4. Helpt ons leven in wereld met diversiteit
Antwoord geven door: sociologisch perspectief (laat zien hoeveel invloed de samenleving op
het leven van de individu heeft) =
Persoonlijke problemen tot maatschappelijke vraagstukken transformeren
Bijv. corona, burn-out, eenzaamheid onder jongeren
Inzicht in maatschappelijke veranderingen die plaatsvinden en de gevolgen voor het
individu
Bijv. carrière mogelijkheden en verwachtingen van vrouwen, druk om efficiënt te
studeren en gevolgen prestatiedruk
We moeten het ‘maatschappelijke’ idee loslaten dat we alles zelf in de hand hebben, we
alles zelf kunnen oplossen en we autonome authentieke wezens zijn
DIT is wat er van ons wordt verwacht in onze cultuur
Mondiaal perspectief = het plaatsen van de eigen samenleving in de globale context
Bijv. klimaat
Bijv. dictators (manier van regeren)
Bijv. familie
De 3 categorieën hoe we de economische ontwikkeling kunnen indelen:
1) Hoge-inkomenslanden: landen met de hoogste algemene levensstandaard
2) Middeninkomenslanden: landen met een levensstandaard, die we als we de wereld
in zijn geheel bekijken, gemiddeld kunnen noemen
3) Lage-inkomenslanden: landen met een lage levensstandaard, waarvan de meeste
inwoners arm zijn
Als sociaal werker: individuele problemen zien in de maatschappelijke context, voorbeelden:
1. Sociale ongelijkheid in een stad
2. Verwarde mensen op straat
3. Zelfdoding in Noord-Brabant
4. Stigmatisering van tbs’ers
5. Geschiedenis van mensen met een migratie-achtergrond
1
,Redenen waarom we de situatie in rijke westerse landen vergelijken met de situatie in
andere landen:
1. Het leven dat we leiden wordt gevormd door het land waarin we leven
2. Contacten tussen samenlevingen zijn toegenomen
3. Sociale problemen zijn erger in andere gebieden
4. Globaal denken zorgt voor meer inzicht in onszelf
Positivisme = inzicht verwerven op basis van wetenschappelijk onderzoek
Moderniteit = een samenleving die het resultaat is van industrialisering, verwijst naar relatie
tussen heden en verleden (het proces: modernisering)
Industrialisering = nieuwe energiebronnen rond 1800: o.a. stoommachines waardoor ander
transport (treinen) en nieuwe werkplaats (fabrieken)
Individualisering = proces van verdwijnen van tradities heeft tot gevolg dat mensen hun
eigen leven als een oneindige reeks van keuze kunnen maken
Algemene gevolgen modernisering:
Van gemeinschaft (gemeenschap) naar gesellschaft (maatschappij) (Ferdinand Tonniës)
1. Kleine hechte groepjes grote anonieme groepen
Verminderen: wij-gevoel, een levensdoel en conservatief
Sociale problemen
Bijv. vervuiling, kleine ruimtes, armoede en diefstal
2. Toename sociale diversiteit. Diverse steden en uiteenlopende beroepen (minder
overeenkomsten)
3. Vergroten persoonlijke keuzemogelijkheden. Individuele vrijheid i.p.v. Gods wil,
geesten of lot. Zie individualisering
4. Meer tijdsbewustzijn en toekomstgericht. O.a. de klok, minder traditioneel en meer
wetenschap
Drie wijze oude mannen:
1. Emile Durkheim: arbeidsverdeling
Alle burgers worden zeer afhankelijk van elkaar door specialisatie van de arbeid
Bijv. arts of social worker (diverse soorten)
o Positief: afhankelijkheid --> rekening houden met elkaar --> meer sociale
cohesie
Bijv. supermarkt, sport, baantjes
o Negatief: gevaar van anomie: gebrek aan morele richtlijnen door te grote
verschillen en egocentrisch gedrag door nadruk op individu
Bijv. social worker als verbinder in de wijk
2. Max Weber: rationalisering
Toename gebruik van het verstand/de rede --> meer handelen o.b.v
wetenschappelijk onderzoek
Bijv. weersvoorspellingen op behandelen van patiënten
o Gevaar: ijzeren kooi, protocollen, systemen --> verlies aan niet-efficiënte,
religieuze tradities --> zorgt voor vervreemding (controle, wegvallen van
zekerheden en verlies van je identiteit)
Bijv. sociaal werk ook minder vanuit religieuze waarden
3. Karl Marx: kapitalisme
2
, Nieuwe economie. De machtige landeigenaren (landheren) verliezen macht door
industriële revolutie. Nieuwe manier geld verdienen: ondernemers en
fabriekseigenaren nemen de macht over voor winstmaximalisatie.
o Maatschappij is een klassenstrijd:
Dominante klasse (bourgeoisie)
Doel: zo efficiënt mogelijk geld verdienen
Onderdanige klasse (proletariaat)
Gevolg: uitbuiting en revolutie (socialisme)
o Vergelijkbaar met: links (socialisme) – rechts (kapitalisme)
Hoofdstuk 3
Macro: cultuur belangrijk begrip in sociologie
Cultuur = de wijzen van denken en handelen, symbolen en materiële objecten die de
levenswijze vormen van een groep
Immateriële cultuur: door de leden van een samenleving ontwikkelde ideeën
Materiële cultuur: materiële objecten gecreëerd door de leden van een samenleving
Cultuuroverdracht = proces waarmee een generatie een cultuur doorgeeft aan de volgende
of aan andere mensen (cultuur die overgebracht wordt)
Cultuurschok = een gevoel van desoriëntatie als we met een ons onbekende levenswijze
geconfronteerd worden
1. Symbolen: verschijnsels dat betekenis krijgt in een cultuur
Bijv. diploma krijgt hele andere betekenis in een andere cultuur (land)
Bijv. indianen hebben andere betekenis in Brabant dan boven de rivieren
2. Taal: een systeem van symbolen (klanken) om te kunnen communiceren
Bijv. Friese, Limburg, Brabant
Online communities?
Vakjargon tov cliënten
Sapir-Whorfthese = dat mensen in de wereld zien en begrijpen door het culturele
perspectief van de taal
3. Waarden: gedeelde ideeën (standaarden) over wat goed en juist is en als richtlijn
dient in de samenleving
Zeer belangrijk:
- Mannen/vrouwen worden gelijk behandeld (gelijkwaardigheid)
- Individuen moeten het recht hebben talenten te ontwikkelen
Minder belangrijk:
- Gehoorzaam zijn aan een echte leider (gehoorzaamheid)
- Zorg ervoor dat je je groep niet beschaamd (collectivisme)
4. Normen: gedragsregels en verwachtingen (concreet)
1. Traditionele gebruiken: normen om traditie in stand te houden
2. Morus: ongeschreven regels, waarneembaar en morele betekenis
Bijv. respecteren leider, roddelen, pesten, solidair zijn, etc.
3. Wet- en regelgeving
3