Samenvatting Klinische psychologie (van der Molen) -> Psychopathologie
Hoofdstuk 1: Over klinische psychologie en ‘abnormaal’
gedrag
Klinische psychologie is de meest bekende binnen de subdisciplines. Er dient onderscheid te maken tussen
basisdisciplines en toepassingsgerichte disciplines. Er zijn vijf basisdisciplines:
1. Psychologische functieleer
2. Ontwikkelingspsychologie
3. De gedragsleer (sociale psychologie)
4. Persoonlijkheidspsychologie
5. Methodenleer
Tot de toepassingsgerichte disciplines behoren de klinische psychologie (combinatie GZP), de arbeids- en
organisatiepsychologie en de onderwijspsychologie (tabel 1.1). De grootste groep die men tegen kan komen in
de praktijk zijn de klinische psychologen. Klinisch kan een verkeerde indruk wekken, omdat je zou kunnen
denken aan een psycholoog die werkzaam is in een kliniek. Klinische psychologen zijn aan te treffen in alle
sectoren van de gezondheidszorg, een grote groep is werkzaam in de generalistische basis-ggz.
1.1 Het terrein van de klinische psychologie
Klinische psychologie wordt als volgt gedefinieerd : “Het gebied van de psychologie die zich bezighoudt met
afwijkend, slecht-aangepast en abnormaal menselijk gedrag. Onder de grote paraplu van klinische praktijken
vallen diagnose classificatie, behandeling, preventie en onderzoek”. Het terrein van de klinische psychologie
wordt nog steeds gevormd door psychische stoornissen. Het vakgebied houdt zich bezig met gedrag die afwijkt
van de norm, deze afwijkingen zijn moeilijk voor de omgeving of voor de persoon zelf. Prestaties op
intellectueel gebied behoren toe tot persoonlijkheidspsychologen. Zij bestuderen de verschillen tussen
mensen op het gebied van capaciteiten en eigenschappen in het algemeen. Afwijken van de norm kan
betrekking hebben op verschillende aspecten van het menselijk functioneren.
Als eerst kan het gaan om een individu. Er kan sprake zijn van afwijkend gedrag, afwijkende gedachten en van
afwijkende belevingen. Deze afwijkingen kunnen afzonderlijk van elkaar optreden, maar vaak is er een
combinatie van deze gebieden. Dit is niet gek want gedrag, gevoel en gedachten hangen vaak samen.
In de tweede plaats kunnen mensen ook afwijken van de norm in de relaties met andere mensen. De
afwijkingen binnen sociale relaties kunnen invloed hebben op het gedrag, de gedachten en belevingen binnen
het individu. Goed om te melden is dat abnormale gedragingen, gevoelens en gedachten alleen kunnen
worden verklaard tegen de achtergrond van normale processen. Hierbij zien we ook het belang van
basisdisciplines van de psychologie: kennis van de ‘normale’ psychische functies (warnemen, denken en
geheugen), van de ‘normale’ ontwikkeling van de sociale psychologie en de persoonlijkheidspsychologie is
nodig om afwijkingen van de norm vast te stellen en begrijpen. Vaak is de onderscheid tussen normaal en
abnormaal onduidelijk. Want wanneer is gedrag pathologisch en wanneer kan het worden opgevat als een
variatie op ‘normaal’ gedrag.
1.2 Aspecten van ‘abnormaal’ gedrag
Er zijn zeven factoren die bepalen of gedrag als abnormaal of pathologisch opgevat kan worden. Hoe meer van
deze factoren aanwezig zijn en hoe duidelijker zij op de voorgrond treden, hoe eensgezinder mensen zullen
zijn in hun beoordeling van normaal of abnormaal gedrag. Slechts zelfden zullen alle zeven factoren bij iemand
,aanwezig zijn. Om de stempel abnormaal te krijgen, moet één van deze zeven factoren zich voordoen.
Abnormale gedragingen zijn niet een voorbode voor een psychische stoornis.
Persoonlijk lijden
Bij veel psychische stoornissen lijdt de persoon onder zijn problemen. Persoonlijk lijden is geen voorwaarde
om te spreken van pathologie. Mensen maken gedurende hun leven gebeurtenissen mee die voor een korte of
lange tijd leed kunnen veroorzaken. Andersom, een psychische stoornis hoeft niet noodzakelijk gepaard te
gaan met persoonlijk lijden.
De (dis)functionaliteit van het gedrag
De mate waarin gedrag het dagelijks functioneren ondermijnt, bepaalt de beoordeling van (ab)normaliteit. Het
gaat erom dat iemand in staat is beroepsmatig te functioneren en bevredigende relaties met anderen te
onderhouden. Sommige gedragingen zijn disfunctioneel: belemmert individuele functioneren en verhinderen
dat iemand zijn doelen bereikt, de gedragingen kunnen ook disfunctioneel zijn als zij het welbevinden en
functioneren van anderen verstoord. Alleen niet elk gedrag dat het functioneren van anderen ontregelt, is
echter een symptoom van een psychische stoornis.
Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
Als mensen geen logica zien in een ander dan zijn ze geneigd om dit te zien als abnormaal. Bijvoorbeeld de
gedachtegang van iemand die een psychose doormaakt zal vaak bestempelt worden als abnormaal, ditzelfde
geldt voor iemand met boulimia (heel veel eten en weer uitbraken).
Onvoorspelbaarheid en controleverlies
Mensen hebben de behoefte hun omgeving en eigen leven zoveel mogelijk te beheersen, dit lukt alleen als het
gedrag van anderen voorspelbaar is. In een onvoorspelbare situatie voelt men zich kwetsbaar en bedreigd. Het
bedreigde gevoel kan ontstaan als het onvoorspelbare gedrag van een ander het gevolg lijkt van
controleverlies, de stempel abnormaal krijgen hangt af van de omgeving waar dit plaatsvindt. Er zijn twee
typen situaties waarin gedrag vaak als controleverlies of verlies aan zelfbeheersing zal worden geïnterpreteerd.
Als eerste zijn dat situaties waarin de regels die gewoonlijk het gedrag van iemand sturen niet meer werkzaam
zijn, het gedrag is ontremd.
In de tweede plaats zijn er situaties waarin de toeschouwer de oorzaak, de aanleiding van het gedrag dat hij
waarneemt, niet kent en op dat moment ook niet kan achterhalen.
Onvoorspelbaarheid en controleverlies zijn niet voldoende redenen om abnormaal gedrag te stellen en te
spreken van een psychische stoornis.
Opvallend en onconventioneel gedrag
Bij het beoordelen van handelen van anderen, kiezen mensen vaak hun eigen gedrag als maatstaf, gedrag dat
van die hen afwijkt wordt eerder abnormaal gevonden, dit geldt vooraf als het gedrag opvallend is. Of het
gedrag opvalt hangt af hoe vaak het gedrag voorkomt. Opvallend en onconventioneel gedrag mag dan
afwijkend zijn, maar het hoeft niet beoordeeld te worden als gestoord. Opvallend gedrag dat wenselijk wordt
geacht en alleen in statische zin afwijkt, zal niet snel als pathologisch beoordeeld worden.
Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt
Als iemand bepaalt gedrag vertoont waarmee de ongeschreven regels in een bepaalde cultuur wordt
overgeschreden, kan dat bij anderen een gevoel van ongemak teweegbrengen. Dit leidt ertoe dat die mensen
geneigd zijn dat gedrag abnormaal te vinden. Het gaat hier om impliciete sociale verwachtingen, men wordt er
pas van bewust als iemand ze onderscheidt. Het ongemakkelijke gevoel dat kan ontstaan door overtredingen
van impliciete regels van ‘gepast’ gedrag vergroot de kans dat de toeschouwer deze gedragingen abnormaal
vindt.
Het overtreden van morele normen
Men beoordeelt niet alleen of het gedrag van een ander gangbaar is in een specifieke situatie, maar vormen
ook een moreel oordeel over dat gedrag. Dit doen zij op basis van hun opvattingen hoe iemand zich moet
gedragen, slechte gedragingen worden door deze mensen gezien als abnormaal. Het oordeel abnormaal wordt
vaker gebruikt als het gedrag van een andere niet overeenkomt met iemands eigen gedrag. In de American
Psychiatric Association (APA) wordt er bij de definitie van de psychische stoornis de nadruk gelegd op de
,nadelige gevolgen. Psychische stoornissen worden gedefinieerd door clusters van disfunctionele gedragingen
die samengaan met psychisch lijden of met verslechtering van functioneren. In de DSM wordt gesteld dat
mensen niet geclassificeerd worden, maar dat het wordt beschreven als stoornissen die mensen hebben. Er
zijn drie uitsluitende omstandigheden geformuleerd om te voorkomen dat de definitie van mentale
stoornissen een instrument zouden worden voor sociale repressie:
Allereerst sluit de definitie de te verwachten en cultureel aanvaarde reacties uit van de mentale stoornissen.
Ten tweede sluit deze definitie langdurig deviant gedrag uit dat voortvloeit uit het behoren tot een politieke,
religieuze of seksuele minderheid. Ten derde moet het afwijkende gedrag niet voortkomen uit een persoonlijk
conflict tussen een individu en de maatschappij.
Er wordt nog wel veel gediscussieerd over de omschrijving van de term psychische stoornis en de grenzen
tussen gewone en pathologische angsten. Het APA erkent ook dat er geen enkele definitie van het begrip
mentale stoornis af te bakenen is. Toch zijn er vele pogingen gedaan om de grenzen tussen normaal en
abnormaal scherp te krijgen.
1.3 Normaal en abnormaal: waar ligt de grens?
Er zijn verschillende modellen die de onderscheid maken tussen normaal en abnormaal gedrag. In dit
hoofdstuk worden drie modellen toegelicht: het statische model, het medische- of ziekte model en het leer- of
onderwijsmodel. Het statisch model heeft betrekking op de afgrenzingskwestie en de andere twee zijn wat
breder want de behandeling en de relatie tussen de therapeut en cliënt worden daarin besproken. Er is geen
model die een voorkeur heeft, het hangt af van wat het probleem of de stoornis is. Elk model heeft zijn voor-
en nadelen.
1.3.1 Het statisch model
In dit model zijn de menselijke eigenschappen normaal verdeeld. Er wordt alleen gesproken van abnormaal
gedrag als de scores op schalen extreem laag of hoog zijn, dit gebeurt op schalen waarbij de eigenschappen
betrouwbaar en valide worden gemeten en heeft het slechts een statische betekenis. Het model biedt
aanknopingspunten om de vraag naar abnormaal gedrag te beantwoorden, alleen dit model heeft een aantal
bezwaren.
Ten eerste is dit model er om de grens te leggen tussen normaal en abnormaal alleen het antwoord daarop is
willekeurig. Dit model is gebaseerd op een dimensionele benadering van de psychopathologie en de meeste
psychologische tests sluiten aan bij deze benadering. In de bijbehorende handleidingen wordt er geen strakke
lijn getrokken tussen normaal en abnormaal, maar krijgen verschillende scores betekenis van zeer laag tot zeer
hoog.
Ten tweede wordt er niet genoemd hoe ongewoon het gedrag moet zijn om het abnormaal te noemen. Het
model is niet toereikend omdat de desbetreffende eigenschap (bv. genderstoornis) absoluut niet normaal
verdeeld is. De ene stoornis kom minder voor dan de andere, ofwel de ene stoornis is in statistisch opzicht
abnormaler dan de andere.
Een derde bezwaar is dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen statische afwijkingen die gepaard gaat
met individueel lijden en afwijkingen waar het niet voor geldt. Vele gedragingen of eigenschappen zijn niet
pathologisch. Het geldt niet alleen voor extreem positieve hoge scores op schalen, maar ook op onschuldige
scores op onschuldige eigenschappen als lengte en spraakzaamheid. Hierdoor kan wel sociale angst of
isolement ontstaan. Dit is afhankelijk van de draagkracht van de persoon in kwestie en van de reacties van de
omgeving. Extreme scores hoeven niet pijnlijk te zijn voor het individu zelf.
1.3.2 Het medisch of ziektemodel
Psychologen en psychiaters nemen aan dat oorzaken van psychische stoornissen moeten worden gezocht in
onderliggende mechanismen, deze kunnen somatogeen en psychogeen zijn. Somatogeen houdt in dat er een
lichamelijke aandoening aan de psychische stoornis te grondslag ligt. Het begrip psychogeen houdt in dat de
stoornis ten grondslag ligt aan een psychologisch mechanisme. Psychische stoornissen zijn het gevolg van
psychogene oorzaken, in het bijzonder van onbewuste conflicten en afweer tegen angst. Volgens aanhangers
van dit model zijn psychische stoornissen vergelijkbaar met somatische ziektes en dus het best te verhelpen
om de onderliggende mechanismen te bestrijden, dit model is goed verdedigbaar. Het medisch model is heftig
, bekritiseerd zoals vanuit de antipsychiatrie. Authier en collega’s hebben het medisch model kritisch besproken
en in schema gebracht.
In dit schema worden twee partijen onderscheiden: de therapeut en de patiënt. In het schema wordt de
therapeut gezien als deskundige en de cliënt als ziek op een of meerdere aspecten van het
functioneren. De therapeut spoort de oorzaak op en stelt de diagnose, op grond daarvan ontstaan een
therapieplan. De inbreng van de patiënt is hierin gering en geeft alleen informatie over zijn klachten. Bij het
algemene medisch model wordt er bij de behandeling van mensen met psychische problemen van therapie
gesproken.
Volgens Authier en collega’s kleeft er een semantische aard aan het gebruik van het medisch model. Bij vele
psychische stoornissen is nog niet eenduidig een onderliggend mechanisme aangetoond, zodat het
twijfelachtig is of het wel over een ziekte gaat. Voor het bepalen van de psychische stoornis worden er veel
psychosociale en ethische normen gebruikt, terwijl voor de behandeling medische termen worden gehanteerd.
Volgens Szaz gaat het bij de meeste stoornissen om afwijkingen van deze psychosociale of ethische normen en
niet om medische afwijkingen. Hij omschrijft de bepaling van de grens tussen geestelijke gezondheid in termen
van aantoonbare neurologische, fysiologische of biochemische afwijkingen.
Het tweede kritiekpunt is dat het gebruik van begrippen als ziekte en therapie stigmatiserend in de hand
werkt. Goffman en Scheff hebben beschreven hoe nadelig en stigmatiserend het is om bekend te staan als een
psychiatrische patiënt. Deze opvattingen zijn bekend geworden als labeling-theorie. Het beschrijft de
bestempeling als selffulfilling prophecy. Uit onderzoek van Rosenhan komt naar voren dat het moeilijk is om
van dat etiket af te komen (mensen laten opnemen met zogenaamde problematiek in een psychiatrisch
ziekenhuis zonder symptomen te vertonen, men kwam er pas na gemiddeld 19 dagen uit).
Tegenwoordig zoekt men sneller hulp na het ervaren van psychische problemen dan vroeger, het
hulpzoekgedrag verschilt wel per stoornis en sekseverschillen. Een vijfde van de bevolking van de bevolking
een psychische stoornis heeft. Hiervan heeft een derde een beroep gedaan op (ongeacht welke) hulpverlening.
De meeste mensen praten niet zo gemakkelijk over psychische problemen, men heeft de angst om
gestigmatiseerd te worden.
Medisch model: abnormaliteit/ziekte bij patiënt Diagnose gesteld door therapeut Therapie gekozen en
uitgevoerd door de therapeut; patiënt speelt passieve rol Genezing patiënt
1.3.3 Het leer- of onderwijsmodel
Dit model wordt gebruikt voor stoornissen waaraan geen duidelijke organische oorzaak aan ten grondslag ligt.
Stoornissen zijn ontstaan door verkeerd verlopende leerprocessen. Op basis daarvan hebben Authier en zijn
collega’s een alternatief voor het medisch model ontwikkeld.
Net als bij het medisch model bestaat het uit twee partijen: als leraar en leerling. De uitgangssituatie wordt
beschreven als persoonlijk probleem en niet als ziekte en er wordt gesproken van een leerdoel in plaats van
een diagnose. Om het doel te behalen wordt er wel diagnostiek gebruikt maar niet in termen van stoornissen
maar in de term van vaardigheidstekort. Het woord therapie van het medisch model is veranderd door
‘uitvoering onderwijsprogramma’. In dit programma reikt de leraar de leerling kennis en vaardigheden aan om
het tekort van de leerling te verminderen, als het lukt is het doel bereikt. Er bestaan drie hoofdredenen
waarom auteurs het onderwijsmodel boven het medisch model verkiezen:
De eerste is dat in alle fasen van het model nadelige bijbetekenissen worden vermeden, hierdoor is de kans op
stigmatisering geringer.
Ten tweede doet het onderwijsmodel meer recht aan tot eigen verantwoordelijkheid voor mensen met een
probleem. Het aanreiken van kennis en vaardigheden staat tegenover de uitvoering van therapie door de
therapeut. De leerling heeft ook meer actieve inbreng dat de patiënt in het medisch model, de kennis er
vaardigheden komen tot beschikking voor de leerling.
Ten derde doet het gebruik van onderwijsterminologie meer recht aan datgene wat ook plaatsvindt bij
psychologische hulpverlening, voor zover mensen als ‘aanspreekbaar’ betiteld kunnen worden.