Samenvatting muziek
Hoofdstuk 1 Muziek op de basisschool blz. 10 t/m 23
Hoofdstuk 7 Klank blz. 194 t/m 197
Hoofdstuk 8 Vorm blz. 202 t/m 218
Hoofdstuk 9 Betekenis blz. 222 t/m 238
TULE en dan bij kerndoel 54 en 55 toelichting en verantwoording (bij 54
muziek)
Hoofdstuk 1: muziek op de basisschool: blz. 10 t/m 23:
Je idee van muziek wordt bepaald door je ervaringen. De één kan noten lezen en
een instrument bespelen en de ander denkt aan de concerten die hij heeft bezocht
met zijn vrienden en vriendinnen. Hoe dan ook: eigenlijk houdt iedereen wel van
muziek. Het is goed om telkens na te denken over je eigen beginsituatie. Als je weet
waar je zelf staat, is het gemakkelijker te achterhalen wat je nog moet leren om de
vaardigheden te verwerven die je nodig hebt om het vak muziek te kunnen geven.
In de periode dat kinderen op de basisschool zitten, ontwikkelen ze zich op allerlei
gebieden. Ook op muzikaal gebied: een kleuter zingt andere liedjes dan een kind uit
groep 8, hij luistert naar andere muziek, danst op andere muziek en reageert anders
op muziek. Kinderen die op de basisschool goed muziekonderwijs krijgen en zich
muzikaal goed kunnen ontwikkelen, functioneren later muzikaal veel beter. Dit houdt
in dat ze gevoeliger zijn voor muzikale impulsen, goed bewegen op muziek en thuis
of in een koor zingen. Ook zijn ze vaak instaat om actief deel te nemen aan de
muzikale cultuur.
Er zijn echter meer redenen om muziek een goede plaats te geven in het onderwijs:
- Muziek stimuleert bepaalde hersenfuncties: functies die je vaak nodig hebt in
het dagelijks leven.
- Muziek biedt uitdagingen aan de hersenen. Alleen taal en rekenen zijn
mogelijk niet genoeg om de cognitieve functies van de hersenen voldoende te
prikkelen en ontwikkelen.
- Door muziek kun je een kind zich zo breed mogelijk laten ontwikkelen en
verrijken.
In de hersenen worden de meeste verbindingen aangemaakt in de vroege
ontwikkeling. De hersenen zijn rond het vijfentwintigste levensjaar volledig
ontwikkeld. De hersengebieden die zich als laatste ontwikkelen, zijn de frontale
gebieden. Het is van belang om de hersenen in de ontwikkeling zo sterk mogelijk te
stimuleren en uit te dagen om zo een maximale ontwikkelen van de hersenen te
bereiken. Na je vijfentwintigste kun je nog altijd wel veranderingen realiseren in de
hersenen, het is namelijk nooit te laat om te leren, maar de meeste nieuwe
verbindingen worden tijdens de vroege ontwikkeling van de hersenen gelegd.
In het muziekonderwijs onderscheiden we alle muzikale activiteiten in vijf domeinen:
1. Zingen: soms zijn kinderen enthousiast bij het zingen, soms ongeïnspireerd.
Veel hangt af van de keuze van de liedjes en de kwaliteit van de leraar. In veel
culturen bestaat nauwelijks een liedrepertoire voor kinderen. Kinderen zingen
dan dezelfde liedjes als volwassen. In Nederland kennen we wel speciale
kinderliedjes en maken we zelfs onderscheid in liedjes voor kleuters en liedjes
voor wat oudere kinderen.
, 2. Luisteren: kinderen kunnen al geluiden horen vanaf het moment dat zij in de
baarmoeder zitten. Bij muziek gaat het bij ‘luisteren’ vooral om het ontwikkelen
van het muzikaal gehoor en het muzikaal geheugen. Daarmee kun je o.a.
diverse soorten en stijlen muziek herkennen.
Bij muzikaal gehoor gaat het om het leren ervaren, beleven en benoemen van
muzikale kenmerken en structuren, zoals hoog-laag, hard-zacht.
Om de structuur in de muziek te herkennen, moet je beschikken over een
muzikaal geheugen. Dankzij je muzikale geheugen kun je melodieën, ritmen,
akkoorden en zelfs hele muziekstukken herkennen en onthouden. Als je dit
vermogen op jonge leeftijd echter niet gebruikt en ontwikkelt, ben je het snel
kwijt (use it or lose it)
3. Muziek maken: al experimenterend leren kinderen de mogelijkheden van
materialen en instrumenten kennen. Ze leren om te gaan met verschillende
klankeigenschappen, zoals hoog-laag en hard-zacht. De ervaringen die
kinderen opdoen bij het experimenteren met dit soort klankbronnen en
instrumenten, komt in hogere groepen weer van pas bij het spelen van
instrumentale stukken, ritmebegeleiding en het verklanken van
verhalen/afbeeldingen
4. Muziek lezen en noteren: het notenschrift is in de middeleeuwen ontwikkeld.
Zonder dit schrift had de muziek van vandaag er heel anders uitgezien. Om
die reden alleen al is het belangrijk dat kinderen kennismaken met het
notenschrift. Maar het gaat om meer dan oppervlakkig kennismaken: de
kinderen leren het schrift meelezen tijdens het luisteren en ze leren ook met
het notenschrift ‘spelen’. Op de basisschool kennen we het traditionele
notenschrift en de grafische notatie. Met behulp van eenvoudige, grafische
symbolen (bv stippen en strepen) lezen, ontwerpen en spelen de kinderen hun
eigen muziek. Door kinderen zelf muziek te laten maken (=componeren), leren
ze spelen met geluiden en klanken. Ze zijn dan weliswaar geen componisten
maar ze leren wel omgaan met klankeigenschappen zoals hard-zacht, kort-
lang, hoog-laag en snel-langzaam. Creatief denken wordt op deze manier
gestimuleerd!
5. Bewegen op muziek: op de basisschool kunnen we niet om de
omgevingsbehoefte van kinderen heen. Sterker nog: we stimuleren dit om hun
ontwikkeling te bevorderen. Bewegen pas je ook toe bij het luisteren naar
muziek, bijvoorbeeld bij het bewegen op de maat of bij het herkennen van
verschillen in de muziek (bv. Tempoverschillen).
Muziek hoor je overal om ons heen. Het doet ook iets met je: je voelt je er lekker bij,
het ontspant je, het maakt je beleving intenser, etc. Muziek kan je blij of juist
verdrietig maken. De meeste mensen houden van muziek en geven aan dat muziek
belangrijk is in hun leven. Hierin bestaan echter veel verschillen. Wat de een herrie
vindt, kan de ander prachtig vinden. Bij muziekles geven op de basisschool is het
belangrijk dat je weet waar muziek over gaat. Je moet inzicht hebben in de
verschillende aspecten van muziek. Muziek kunnen we bekijken vanuit drie
verschillende invalshoeken:
1. Klank: muziek is een klinkend fenomeen. Klanken zijn op het gehoor te
onderscheiden: muziek kan hard, zacht, hoog, laag, snel of langzaam klinken.
In vaktaal zeggen we dat muziek kan variëren in klankduur, klankhoogte,
klanksterkte en klankkleur.
Klankduur gaat over: maat, ritme, tempo en articulatie.