Onderzoeksmethodologie
Hoorcollege 1
Boek lezen, summery laatste bladzijden van het hoofdstuk lezen om mee te beginnen.
Hypothese is een stelling wat nog niet bewezen is.
Meta analyse: je doet niet meer zelf onderzoek, maar je gooit al het onderzoek van anderen op 1
hoop en daar maak je een analyse van.
Hypothese: proportie van mannen in de zaal is minder dan 50 procent bijvoorbeeld.
Causale verbanden: multimedia gebruik bij adolescenten leidt tot concentratieproblemen.
Theorie: je hebt dan weer een hele theorie van multimedia gebruik van kinderen, de rol van
ouders, van de school etc. en dat wordt dan een samenraapsel van de hypotheses.
Wij, de mens, kan helemaal niet goed logisch redeneren wat tot inconsistenties en bias leidt. Bias
kan je omschrijven als denkfout maar ook bijvoorbeeld als een vooroordeel. Een verkeerde
inschatting.
DG; is de man die het schrijft, De groot.
Grootste verschil is dat je je bewust bent van de fouten die je maakt en de vooroordelen die je
hebt. Verkeerde indrukken sluit je uit.
Empirisch onderzoek, je gaat altijd op zoek naar gegevens.
Sleutelrol is voorspellen. Dat is belangrijk.
Selectie van problemen komen tot stand door:
- Algemeenheid
1
,Operationalisme: abstracte termen (intelligentie, spontaniteit) kunnen worden gemeten.
Constructen zijn abstracte termen. Samenhang observaties en construct dus hoe meet ik nou de
intelligentie.
Positivisme heeft meer met de wetenschap te maken en de getallen.
Constructivisme houdt zich bezig met de mens. Wat mensen denken, met mensen in gesprek etc.
Methodologie: hoe je het onderzoek uitvoert.
Op basis van de resultaten zelf, nadenken over de wereld. Dat is logica.
Descriptief betekent dat je bijvoorbeeld ook onderzoek kan doen naar onderzoeksmethodologie
zelf.
Spaarzaamheid (parsimony) → een kleinere theorie die even goed voorspeld of verklaard als
een uitgebreide theorie is net zo goed. Het komt op hetzelfde neer.
Replicatie. Repliceren is belangrijk omdat je dan toevals uit kunt sluiten. Je moet het vaker testen
om de zekerheid te krijgen.
Wetenschapper blijft mens dus hij kan altijd vals spelen. Als onderzoeker wordt je beoordeeld op
het aantal publicaties dat je hebt en dit moet verandert worden.
Hoorcollege 1
Verwerven kan kennis
- Beschrijven, ordenen, registreren, begrijpen, verklaren.
- Voorspellen, beheersen/beïnvloeden.
Bekende manieren van kennisvergaring
Twee kapstokken
- Vergelijking Sociale en Gedragswetenschappen met twee bekende ‘ways of knowing’.
- Natuurwetenschappen: vergelijkbare logica, maar actieve rol onderzoeksobject.
- Informele observatie: vergelijkbaar doel, begrijpen van menselijk gedrag.
Vergelijking Natuurwetenschappen
- Vergelijkbare logica, maar actieve rol onderzoeksobject.
2
, - Menselijke deelnemers: nadenken over sociale en ethische waarden.
Positivisme
- Wetenschapsfilosofische stroming.
- ‘Alle kennis dient empirisch gefundeerd te zijn’.
- ‘De scoiale wereld kan net als natuurlijke wereld bestudeerd worden’.
- Nadruk op voorspellen en ingrijpen (itt in tegendeel tot beschrijven).
- Volgde op: Metafysica (niet toetsbaar aan werkelijkheid).
Constructivisme
- Wetenschapsfilosofische stroming.
- Perspectief deelnemer centraal.
- Theorievorming tijdens data verzamelen.
- ‘Streven naar causale wetten misleidend’.
- ‘Nadruk Voorspellen en controle beperkt wetenschap’.
- Andere kritiek op positivisme:
- determinisme, miskent vrije wil en alternatieve realiteit. Elk proefpersoon heeft weer
andere ervaringen. (Er zijn meerdere constructen in de realiteit)
- reductionisme, simplificeert de werkelijkheid te veel (een probleem simpel maken,
bemakkelijken).er zijn veel meer kijken op de werkelijkheid dan alleen het idee van de
onderzoeker.
- egocentrisch, onderzoeker gaat uit van zichzelf.
- ontmenselijkt (dehumanizing)
- overduidelijk en onnauwkeurig (onderzoeker laat bijvoorbeeld teveel zijn
verwachtingen spreken en een mens werkt naar zijn verwachtingen toe). Het is
overduidelijk wat hij wilt en daardoor is het onnauwkeurig.
Gangbare wetenschapsopvatting neemt kritiek serieus
- Erkennen waarden van onderzoeker.
- Respecteren van deelnemers.
- Nadruk op situationele factoren.
- Diverse perspectieven,
- Toepasbaarheid in echte wereld en
- Effect van onderzoeker.
- Mixed methods: complementaire methoden. Het gaat namelijk om de kracht van
meerdere methoden samen en hoe ze gebruikt worden en niet dat er een bepaald soort ‘de
beste’ is. Ze zijn complementair, ze vullen elkaar aan.
Waarden in sociaalwetenschappelijk onderzoek
3
, - Belangrijker dan bij natuurwetenschappen.
- Verschillende perspectieven.
- Bestaat objectieve wetenschap?
- Onderzoekers hebben waarden en perspectieven.
- Interpretatie, verwachtingen, keuze van onderwerp.
- Waardediscussie lastig wetenschappelijk te beslechten.
- Perspectief zit in de weg: evaluatie bewijs hangt ervan af.
Publieke aandacht voor onderzoek
- Onderzoek naar mensen trekt aandacht.
- Bepaalde onderwerpen trekken meer aandacht (onderzoek → homo’s bijvoorbeeld)
- Framing van vraagstelling bepaalt mede aandacht.
- Implicaties voor maatschappij, personen en groepen.
- Onderzoekers vereenzelvigd met onderzoeksresultaten (covariation principle →
Covariation principle (don’t shoot de messenger, als jij onderzoek doet dan heb jij het
ook gedaan, de resultaten gecreëerd dus door jou komt dit etc.) als de uitkomsten zwaar
negatief zijn, dan ben jij het probleem.).
- Voorzichtigheid is dus geboden.
Negatieve aandacht voor onderzoek, aantal voorbeelden
- Rind et al. (1998): effecten seksueel misbruik.
- Loftus’s onderzoek naar false memories en getuigenverklaringen.
- In nederland hetze tegen criminoloog Wouter Buikhuisen (1978).
- Gevolgen voor personen en onderzoeksgebieden (subsidies).
Sociale wetenschappen met omstreden
- Publiek heeft veel ervaring met onderwerp.
- Putten uit eigen (beperkte) ervaring.
- Methoden ogen gewoontjes (vragen stellen, observeren).
- Onderwerp vaak persoonlijk en politiek gevoelig.
Overeenkomsten Informele Observatie
Kapstok 2.
- Vermoedens en hypothesen andermans gedrag.
- We willen gedrag verklaren en bepalen of verklaring juist is.
4