Begrip, persoon, voorbeeld, voordeel, nadeel
Meekeren, E. van (2017). Professionele zelfonthulling. Onderdeel van de professionele rol. In: Participatie en
Herstel. p 3-9
Professionele zelfonthulling = een (zorg)professional geeft persoonlijke informatie prijs aan de cliënt. Het gaat
om persoonlijke gevoelens, gedachten, indrukken, ervaringen, zienswijzen en waarden van de professional.
In de zorg hecht men steeds meer belang aan gelijkwaardigheid en openheid in de behandelrelatie.
Zelfonthullingen zijn bij voorkeur beknopt en functioneel voor de behandeling van de cliënt.
Zelfonthulling kan een positieve bijdrage leveren aan de relatie, het kan de cliënt ondersteunen en is een uiting
van empathie. Het heeft vooral een modellerende functie, omdat het de cliënt aanmoedigt om ook vrijelijk
over zichzelf te praten en daarbij nieuwe, alternatieve gezichtspunten in te nemen (Colijn e.a., 2009).
Heldere kaders van zelfonthulling:
1. Professionele zelfonthulling moet in dienst staan van de cliënt, van het proces
2. Na een zelfonthulling dient de focus weer terug te gaan naar de cliënt
3. Het moet niet gaan over thema’s die de cliënt niet zelf heeft verwerkt, die voor hem (nog) zo gevoelig
liggen dat een goede differentiatie tussen het belang van hem en de cliënt in het gedrang komt
4. Zelfonthullingen zijn bij voorkeur beknopt en functioneel voor de behandeling van de cliënt,
geformuleerd in taal die aansluit bij de cliënt en qua timing het momentum van zelfexploratie van de
cliënt een impuls geven. Is deze zelfonthulling in het belang van de cliënt, hoe kan het hem helpen om
verder te komen?
Colijn, e.a. (red.) (2009). Leerboek Psychotherapie. Utrecht: De Tijdstroom
Wilken, J.P. & Hollander, D. den. (2019). Handboek steunend relationeel handelen. Werken aan herstel en
kwaliteit van leven. Amsterdam: SWP. H1 Uitgangspunten. De basis van Steunend Relationeel Handelen. P
27 - 53
Kwaliteit van leven: het gevoel van welbevinden en tevredenheid, waargenomen door mensen in hun actuele
omstandigheden (Lehman, 1983).
Materiele kwaliteit = de kwaliteit van huisvesting, werkomstandigheden, inkomensvoorzieningen, veilig
voedsel, schone lucht en de kwaliteit van de natuur
Sociale kwaliteit = de mate van waarin mensen in staat zijn te participeren in sociale relaties die hun welzijn,
capaciteiten en individueel potentieel vergroten (Verharen, 2017). Individuele behoeften en sociale relaties
komen samen.
- Sociale niches = omgevingen waar je je veilig voelt en waar je gewoon mag zijn wie je bent
(zelfhulpgroepen, herstelcentra). Omgeving waar een prettige sociale sfeer is (buurthuis waar koffie
klaar staat en iedereen welkom is), heeft positieve invloed op de bezoekers
Samenlevingsgerichte zorg is gericht op de sociale kwaliteit van de samenleving.
Om KVL te bewaren of herstellen, zijn veerkracht en adaptatievermogen belangrijk. Dit is de vitaliteit die
mensen van nature hebben om te reageren op veranderingen die zich voordoen en zich hieraan aan te passen.
- Ook wel positieve gezondheid genoemd: het vermogen van mensen om met fysieke, emotionele en
sociale levensuitdagingen om te gaan en zoveel mogelijk eigen regie te voeren (Huber e.a., 2011;
2013). Het vermogen je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van sociale, fysieke en
emotionele uitdagingen van het leven (Huber e.a., 2011).
In steunend relationeel handelen (SRH) wordt het model van persoonlijke- en levensdomeinen gehanteerd:
Persoonlijke domeinen Levensdomeinen
Zorg voor zichzelf en anderen Wonen
Welzijn en gezondheid Werken
Veiligheid Leren
Sociale relaties Vrijetijdsbesteding
,Psychologisch welbevinden bestaat uit zes domeinen (Ryff, 1989; Ryff & Keyes, 1995; Ryff & Singer, 1998; Ryff,
2014; Bohlmeijer e.a., 2013):
1. Zinvolheid en doelgerichtheid: het hebben van plannen en doelen; gevoel van richting in het leven;
ervaring van zinvolheid in heden en verleden; erin geloven dat het leven ergens naartoe gaat;
2. Persoonlijke groei: gevoel van voortgaande ontwikkeling; leren van ervaringen;
3. Autonomie: zelfbepaling en onafhankelijkheid; zelfregie en eigen keuzes kunnen maken
4. Zelfacceptatie: positieve houding tov zichzelf; herkenning en acceptatie van verschillende kanten van
de eigen persoonlijkheid en levensgebieden, inclusief acceptatie van bepaalde kwetsbaarheden
5. Positieve relaties: warme, vertrouwensvolle relaties met anderen; zich bekommeren om het welzijn
van anderen; vermogen tot empathie, affectie en intimiteit; begrip voor het aspect ‘geven en nemen’
in menselijke relaties
6. Adequaat omgaan met de omgeving: gevoel van controle bij het omgaan met de eisen die de
omgeving stelt; gebruikmaken van de mogelijkheden die zich voordoen; omgevingen kiezen die passen
bij persoonlijke behoeften, waarden en voorkeuren
Kwalitatief goede sociale relaties hebben een positief effect op onze gezondheid, levensduur en psychologisch
welzijn (Peterson, 2006). Nauwe banden en veilige, ondersteunende relaties zijn het meest belangrijk voor ons
welzijn. Inhoudelijk gaat het om het samen ervaren van positieve emoties, praten en begrepen worden, het
gevoel van ondersteuning geven en krijgen, en het delen van activiteiten en ervaringen.
Er bestaat een sterk verband tussen de kwaliteit van sociale netwerken en het welbevinden en de gezondheid
van degenen die deel uitmaken van deze netwerken (Putnam, 2001). Sociaal kapitaal in een gemeenschap
vormt een belangrijke bron voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren (De Winter, 2017).
Positieve psychologie = een stroming die zich richt op psychologisch welbevinden en optimaal functioneren
(Bohlmeijer e.a., 2013). Het richt zich niet primair op disfunctioneren, maar meer op wat bijdraagt aan gezond
mentaal functioneren.
- Vormen van welbevinden (Bohlmeijer e.a., 2013):
1. Emotioneel welbevinden: subjectieve ervaring van welbevinden
2. Psychologisch welbevinden: effectief functioneren van de persoon (zelfrealisatie)
3. Sociaal welbevinden: effectief functioneren in de maatschappij
- Aspecten die mentaal vermogen versterken, belangrijke aspecten van mentaal herstelvermogen
(Walburg, 2010; Bolier, Haverman & Walburg, 2010):
o Richting en betekenis geven aan het eigen leven
o Optimistisch denken
o Eigen veerkracht versterken
o Grip op het eigen leven hebben
o Bewust leven en genieten
o Investeren in positieve relaties
o Gezond leven
Basisbehoeften die welzijn bevorderen (Deci & Ryan, 2002):
1. Behoefte aan verwantschap: het gevoel verbonden te zijn en in harmonie te zijn met anderen
2. Behoefte aan competentie: het gevoel competent te zijn, zelfvertrouwen te hebben en effectief te zijn
in wat men doet
3. Behoefte aan autonomie: volledig staan achter wat je doet en wilt ipv gevoel te hebben dat iemand
controle over je uitoefent of je ergens toe dwingt
Bevrediging van deze behoeften leidt tot psychologische groei, welzijn (levenstevredenheid en psychologische
gezondheid), het gevoel van vitaliteit (= het gevoel dat je echt leeft en voldoende energie hebt) en versterking
van de eigen identiteit
Objectieve gezondheid is geen goede voorspeller van subjectief welzijn. Mensen blijken vaak gelukkig te zijn
ondanks fysieke beperkingen, mits ze ermee hebben leren leven. Gezondheidsklachten kunnen wel vitaliteit
verminderen (Ryan & Frederick, 1997).
Veerkracht = het vermogen om welzijn te handhaven of terug te kijken in tijden van tegenslag (Ryff, 2014). Dit
komt tot uiting in het vermogen om flexibel te zijn en je op een positieve wijze aan te kunnen passen, zelfs als
je te maken krijgt met stress, psychische klachten, ziekte of handicaps.
, Pijlers van mens-zijn waarop de kwaliteit van bestaan rust (Brown & Brown, 2004):
- Being: wie je bent, met fysieke, psychologische en spirituele componenten. Eigenheid, kunnen zijn wie
je bent, jezelf geen geweld aan te doen door anders te willen zijn of anders te doen.
- Belonging: gaat om de aansluiting tussen jezelf en de omgeving. Het gaat om de basisbehoefte van
mensen om zich welkom te voelen, bij anderen te horen en een vanzelfsprekende eigen plek in te
nemen.
- Becoming: activiteiten van mensen om hun persoonlijke aspiraties, wensen en doelen vorm te geven.
Verbonden aan sociaal en maatschappelijk welzijn
Kwaliteit van leven bestaat uit vijf dimensies:
1. Lichamelijk welzijn: fysieke gezondheid
2. Materieel welzijn: voorzien in basisbehoeften (inkomen, dak boven je hoofd, kleding, eten, drinken)
3. Psychologisch en emotioneel welzijn: mentale gezondheid, gerelateerd aan being en becoming
o Geloven dat je leven zin en betekenis heeft; een positieve houding tov jezelf en je leven;
hoopvolle verwachtingen
o Leven in overeenstemming met je persoonlijke overtuigingen
o Gebruik maken van je persoonlijke talenten en groeimogelijkheden
o Goed kunnen omgaan met waar je vanuit je omgeving mee te maken krijgt (veerkracht,
adaptievermogen)
o Omgaan met emoties en jezelf emotioneel in balans houden
o Positieve relaties met belangrijke anderen (warme, bevredigende (vertrouwens)relaties)
o Zelfkennis en -acceptatie, inclusief de acceptatie van persoonlijke beperkingen
4. Sociaal welzijn: kwaliteit van je sociale relaties en van de sociale rollen die je vervult. Zingeving die je
ontleent aan sociale relaties, nauw verbonden met positieve relaties met andere belangrijke anderen
en de mogelijkheden je sociale kwaliteiten in te zetten
5. Maatschappelijk welzijn: functioneren in de samenleving (deelname aan arbeid) en andere vormen
van burgerparticipatie.
Iedereen is anders en heeft andere dingen nodig: maatwerk moet de standaard zijn (Wilken, 2018). Goede
professionele zorg is ‘zorg die door de ontvanger van zorg ervaren wordt als weldadig en helpend’ (Wilken,
2010), zorg die goed doet maar ook helpt. Steeds opnieuw is voor de professional de uitdaging om maatwerk te
leveren en ‘de beste praktijk’ te leveren (MacIntyre, 1985). Goede zorg is daarbij onvermijdelijk relationeel
ingerichte en afgestemde zorg (Baart, 2018). Goede zorg is pas goede zorg wanneer deze door de ander als
helpend wordt ervaren. Aandacht moet ervaren worden, net als het positieve van relaties. Als professional is
het belangrijk om persoonlijke percepties en ervaringen van de cliënt als bron te gebruiken, en om mensen te
ondersteunen bij het gebruik van hun persoonlijke ervaringen voor hun eigen ontwikkeling.
Fasen van een zorgpraktijk (Tronto, 1993):
1. Caring about: signaleren van de behoefte aan zorg. Onderkennen van een vraag of behoeften aan
zorg. Waarnemen van een zorgbehoefte: om de ander geven; zien wat er aan de hand en nodig is.
2. Taking care of: de zorg organiseren zodat lijden wordt verlicht en behoeften worden beantwoord.
Zorgen dat er passende acties worden ondernomen.
3. Care-giving: direct zorgen. Uitvoeren van zorg en ondersteuning.
4. Care-receiving: zorg ontvangen. Zorg is geen eenrichtingsverkeer, maar een gezamenlijke
onderneming van geven en ontvangen.
o In SRH geherdefinieerd als zorgresponsiviteit: voortdurende interactie tussen gever en
nemer. Aansluiten bij, zorgen dat je ziet hoe de ander jou en de zorg ervaart en adequaat
reageren
De wil om het perspectief van de ander te begrijpen: oprechte belangstelling en
nieuwsgierigheid
Jezelf proberen te verplaatsen in de schoenen van de ander, proberen door zijn of
haar ogen te kijken
Aansluiten
Inzet van alle zintuigen
Continue aandachtigheid en waakzaamheid