Week 2: Islamitisch Marokko
C.R. Pennell, Morocco. From empire to independence (Oxford 2003), hoofdstuk 2, p.19-37.
In de laatste decennia van de zevende eeuw drongen moslimlegers Noordwest-Afrika binnen. Noord-
Afrika lag aan de periferie en het gebied dat op een dag Marokko zou worden, was slechts een
buitenpost van de periferie. In de beginjaren van het islamitische rijk was het een afgelegen gebied,
overspoeld door grote politieke gebeurtenissen in het oosten die hun koers nauwelijks beïnvloedden.
De islam begon aan de westkant van het Arabische schiereiland. De samenleving was georganiseerd
langs stamlijnen, waarbij verwantschap en afkomst de identiteit van mannen en vrouwen bepaalden.
Mekka was een neutraal terrein (vanwege het heiligdom Ka'ba) waar handel kon worden bedreven,
immuun voor de overvallen en stammenoorlogen van de omliggende woestijnen. De stad werd
geregeerd door een oligarchie van kooplieden en religieuze en stamleiders en prominenten onder
hen waren leden van de stam van de Quraysh.
Mohammad bin Abu Talib kwam uit de Banu Hashim-clan van de Quraysh. Rond 610 begon hij te
spreken van een nieuwe religieuze openbaring. Het kwam van één enkele God, aan wie alle mensen
zich zouden moeten onderwerpen. "Islam" betekent "onderwerping" in het Arabisch, en degenen die
zich onderwerpen zijn moslims. Dit was geen geheel nieuw idee in Mekka, aangezien er joden en
christenen op het schiereiland waren en er een lokaal begrip van monotheïsme bestond. Toch had de
heersende oligarchie in Mekka weinig geduld met een boodschap die dreigde af te rekenen met de
talrijke goden die hun welvaart hielpen schragen. Mohammed vond veel vroege aanhangers onder
de minst welvarende leden van de Mekkaanse samenleving. In 622 dwong de vervolging door de
heersende groep in Mekka Mohammed en de meeste van zijn volgelingen te vluchten naar de
nabijgelegen oase van Yathrib, die omgedoopt werd tot Medina. Deze migratie (hijra in het Arabisch)
veranderde de islam van een religieuze boodschap in een politieke beweging. Het was het startpunt
van een nieuwe islamitische kalender en het beslissende moment in een nieuwe staat. Als politiek
leider en als profeet leidde Mohammed een heilige oorlog (jihad) tegen de polytheïsten van Mekka,
Christenen en joden werden vrijgesteld van elke verplichting om zich tot de islam te bekeren.
Uiteindelijk nam hij Mekka in. Toen de profeet in 632 stierf, beheerste de nieuwe religieuze staat het
grootste deel van het Arabische schiereiland door middel van een politieke instelling die gebaseerd
was op geloof in plaats van tribalisme of afstamming. De boodschap van de islam behandelde
gelovigen als gelijken en moedigde hen aan om samen te werken. Van moslims werd verwacht dat ze
de regels/boodschap van de islam zouden volgen en de islam zouden helpen om zijn heerschappij
over de wereld te verspreiden. Omdat de Profeet de laatste was in een rij die zich via Jezus tot
Abraham uitstrekte, wilde hij Jeruzalem veroveren en hij was al begonnen zich hierop voor te
bereiden voordat hij stierf.
De Profeet had geen opvolger aangewezen en had geen mannelijke erfgenaam. Het leiderschap van
de gemeenschap was verdeeld onder zijn vroege metgezellen, degenen die zich bij hem hadden
aangesloten in de hijra, zijn aanhangers in Medina en de Mekkaanse oligarchen die zich tot de islam
hadden bekeerd nadat de profeet de stad had ingenomen. De keuze viel op een vroege metgezel,
Abu Bakr. Abu Bakr stond bekend als de kalief (khalifa), de opvolger of plaatsvervanger van de
profeet, wiens taak het was om de politieke leider van de gemeenschap te zijn: hij was zelf geen
religieuze leider. Hij leidde de gemeenschap twee jaar (632–34) en zijn opvolger, Umar (634–44),
werd op dezelfde manier aangesteld. Tijdens de heerschappijen van deze twee mannen verlegden de
grenzen van de islam zich snel. Het was Abu Bakr die Jeruzalem bezette. Een groot deel van de kracht
achter deze zeer snelle expansie was politiek en economisch: er was geen vereiste voor christenen en
joden om zich tot de islam te bekeren. Ze werden overgelaten om hun eigen zaken te regelen, op
voorwaarde dat ze de islamitische autoriteit erkenden. Dat kan een van de redenen zijn geweest
,waarom er relatief weinig weerstand was.
De cohesie duurde maar even. De moord op de tweede kalief, Umar, bracht wanorde met zich mee.
De militaire expansie ging nog wel korte tijd door. Uthman, een kandidaat van de oligarchie van
Mekka, was de derde kalief. Uthman werd vermoord door een groep nieuwe bekeerlingen uit wraak
van de vroege metgezellen van de profeet die ooit door de oligarchie van Mekka werden vervolgd.
Deze groep schoof vervolgens de nieuwe kalief naar voren: Ali. De Mekkaanse elite sloeg terug en na
een onopgeloste slag bij Siffin stemde Ali in met arbitrage. Dit bevredigde niet al zijn aanhangers, die
eisten dat de kalief niet zou worden "gekozen" door de Mekkaanse elite, alsof ze de gemeenschap als
geheel vertegenwoordigden, maar zou worden beperkt tot Ali's nakomelingen. Ali's partij, de sjiieten,
werd een permanent brandpunt van afwijkende meningen van de ‘mainstream’ (de soennieten).
Nadat Ali was vermoord, ging de lijn van sjiitische imams of leiders die van hem afstamden door tot
de negende eeuw.
Er waren mensen die zeiden dat Ali niet het recht had in te stemmen met arbitrage en dat noch
afkomst, noch de keuze van de Mekkaanse elite de juiste manier was om de kalief te kiezen. Zij
eisten dat de leider van de gemeenschap alleen zou moeten worden gekozen vanwege zijn
vroomheid en oprechtheid. Ze verlieten de belangrijkste gemeenschap (en werden beschreven als
Kharijis, degenen die uitgaan) en vochten voor een samenleving gebaseerd op gelijkheid en
rechtvaardigheid. De argumenten hadden betrekking op hoe een samenleving volgens religieuze
principes moet worden georganiseerd. In wezen was het antwoord dat gedrag en religie moesten
worden gereguleerd door één enkel rechtssysteem, de shari'a die in eerste instantie rechtstreeks uit
de koran, het geopenbaarde woord van God, moest worden ontleend. Aangezien dit op zichzelf niet
alle mogelijke omstandigheden dekte, waren de andere belangrijke bronnen de instructies,
uitspraken en handelingen van de Profeet zelf (hadith). Hun betrouwbaarheid en de vraag hoe ze
moesten worden toegepast, samen met de betekenis van de koran zelf, waren delicatere kwesties.
Het werd al snel de functie van geleerde mannen, de ulama, wiens taak het was om de betekenis van
de religie en de wet te begrijpen en te onderwijzen.
Zowel de sjiieten als de kharijis veroorzaakten veel moeilijkheden voor Ali’s tegenstander Muawiya,
die uit de Banu Umayya kwam, dezelfde clan als de vermoorde kalief Uthman. De Omajjaden
veranderden het kalifaat nu in een dynastie. Het was geen stabiel regime en tegen het midden van
de achtste eeuw leidden geschillen over opvolging en de roofzucht van de Omajjaden-heerschappij
tot een opstand. Abu al-Abbas al-Saffah richtte een nieuw kalifaat op. De Abbasiden claimden
legitimiteit als leden van de familie van de profeet, hoewel de sjiieten beweerden dat ze van de
verkeerde afstamming waren. Genealogische afstamming van de profeet zou een krachtige
aanspraak op legitimiteit in de islamitische geschiedenis opleveren. Het zou niet de enige zijn: de
Kharijis bleven hun eis voor een kalifaat gebaseerd op gerechtigheid voortzetten. De Abbasiden
waren in staat om zowel sjiieten als Kharijis buiten beschouwing te laten en een rijk te vestigen
waarvan de uiteindelijke hoofdstad Bagdad was. Het bleek de langste Arabische dynastie te zijn en
overleefde in verschillende vormen tot 1258. Toch omvatte het niet de hele moslimwereld.
De problemen in het centrum van het islamitische rijk hadden de uitbreiding naar Noord-Afrika
vertraagd. Pas nadat Muawiya de Omajjaden-dynastie had gevestigd, begon de verovering van
Noordwest-Afrika. Kairouan (Tunesië) was de eerste nieuwe islamitische stad in Noordwest-Afrika en
had als eerste functie dat van militair kamp. In 704 werd Kairouan de hoofdstad van een nieuwe
provincie. Kairouan en Tunis werden vervangen door Carthago en de oude Romeinse provincie werd
herschapen; de moslims gaven het zelfs zijn oude naam Ifriqiya. Van Musa bin Nusayr, de eerste
gouverneur, werd verwacht dat hij de islamitische heerschappij zou uitbreiden. De Arabieren waren
niet alleen gekomen om zich te vestigen, maar ook als krijgers die buit zochten en een nieuwe
, goddelijke openbaring brachten. Deze openbaring vormde geen bedreiging voor de christenen of de
joden omdat hen niet werden gedwongen zich te bekeren. De Berberbewoners volgden meestal
polytheïstische religies en werden gedwongen zich te bekeren.
De moslims vonden het niet gemakkelijk om het Berberse verzet te breken. We weten weinig over
hoe ze dit uiteindelijk gedaan hebben, en ook niet veel over de Berbers zelf. Vroege moslimverslagen
spreken van twee grote Berbergroepen, de Branis en de Butr, die waren verdeeld in verschillende
grote confederaties. Deze confederaties leken eerder culturele regio's dan politieke eenheden te zijn
geweest. De Berbersamenleving was gebaseerd op de stam, die beweerde af te stammen van een
bepaalde voorouder en was onderverdeeld langs genealogische lijnen. De leiders van
Berberstammen hechtten zich als cliënten (mawali) van Arabische stammen, en later namen ze
individuele Arabieren op die onder hen kwamen om de islam te prediken. Zonen van stamhoofden
werden opgenomen in islamitische strijdkrachten en om die reden sloten veel Berbers zich vrijwillig
aan bij de moslims. Ze vormden de ruggengraat van het leger van Musa bin Nusayr terwijl het door
Noord-Afrika oprukte.
Toch was het geweld dat de meeste Berbers dwong om zich bij de moslimlegers aan te sluiten.
Omdat ze polytheïsten waren konden hun mannen, wanneer ze werden verslagen, worden ingelijfd
of als slaven naar het oosten worden teruggestuurd. De Berbers werden behandeld als niet-
religieuze en verslagen vijanden. Zelfs toen ze zich aan de islam onderwierpen werden ze belast alsof
ze niet-moslims waren, en hun vrouwen werden nog steeds naar oosterse harems gestuurd. Veel
Berbers hadden er een hekel aan dat hun Arabische heersers hen zo oneerlijk behandelden terwijl de
islam verkondigde dat alle gelovigen gelijk waren. Een islam die niet gebaseerd was op geboorte of
raciale afkomst maar op religieuze toewijding was aantrekkelijk voor de Berbers.
Het kharijisme was de eerste heterodoxe beweging die steun vond in de Maghreb. Een
belastingopstand in Tanger geleid door een Berber genaamd Maysara werd een Khariji-opstand.
Maysara verklaarde zichzelf kalief en hij versloeg een groot leger gestuurd vanuit Kairouan (Battle of
the Nobles). De Berbers waren niet in opstand gekomen tegen de islam, maar tegen de Arabieren.Ze
eisten dat hun status als moslim werd erkend. Zuivere en eenvoudige gelovigen zouden de religie
moeten herstellen, en de onderdrukten gebruikten de religie van hun onderdrukkers om hun
opstand te rechtvaardigen. Geleidelijk kreeg Kairouan de controle over Tlemcen en Tanger terug.
Maysara werd gedood, maar de opstand ging door onder een nieuwe leider. De Omajjaden konden
het niet stoppen. De Khariji-opstand in het westen ging in wezen over wie de leden van de
gemeenschap van gelovigen waren, maar de vraag in het oosten was eerder wie die gemeenschap
moest leiden.
De Arabische opmars in de Maghreb had de trans-Sahara handel op regelmatige basis geopend en
ergens tussen 734 en 750 probeerde een militaire expeditie het islamitische rijk uit te breiden naar
de andere kant van de woestijn. Vanuit Sijilmasa verspreidde de islam zich langs de Sous-vallei. Langs
de randen van de woestijn en langs de kust hielp een rij islamitische buitenposten om veel van de
mensen die om hen heen woonden, te bekeren naar de woestijn in het zuiden. De islam trof geen
grote delen van Centraal-Marokko en de Atlantische vlakten, gebieden van landbouw en grasland in
plaats van handel, en de religie van de Berbers die zich bekeerden was soms erg heterodox. Op de
Atlantische vlakten groeide een staat die zo heterodox was dat hij nauwelijks moslim kon worden
genoemd (Barghawata). Heterodoxe staten vertegenwoordigden eerder een Berbers dan een
Arabische uitdrukking van de islam. Religie verspreidde zich sneller dan taal, en hun staten waren
georganiseerd volgens islamitische principes: rebellie tegen de Arabieren maakte hen eerder moslim
dan minder.
Verder naar het noorden, in het gebied binnen de oude limes, bleek de orthodoxie sterker te zijn.