Wetenschapsfilosofie voor MAW (425025)
Hoorcolleges, oefenvragen werkcolleges & proeftentamen.
Tilburg University
Inhoud
Hoorcollege 1: Introductie ...................................................................................................................... 2
Hoorcollege 2: Wetenschappelijke Revolutie ......................................................................................... 3
Hoorcollege 3: Confirmationisme ........................................................................................................... 5
Hoorcollege 4: Falsificationisme ............................................................................................................. 7
Hoorcollege 5: Relativisme ...................................................................................................................... 9
Hoorcollege 6: Sociologische benaderingen ......................................................................................... 11
Hoorcollege 7: Naturalisme ................................................................................................................... 13
Hoorcollege 8: Filosofie van de sociale wetenschappen....................................................................... 13
Hoorcollege 9: Behaviorisme ................................................................................................................ 17
Hoorcollege 10: Interpretivisme ........................................................................................................... 20
Hoorcollege 11: Functionalisme ............................................................................................................ 23
+ Daarna oefenvragen per college, een proetentamen en een samenvatting van de hele cursus.
Overzicht cursus
HC 1 Introductie
HC 2 t/m 7 Inleiding algemene wetenschapsfilosofie
HC 8 t/m 12 Inleiding filosofie van de sociale wetenschappen
Samenhang colleges
Deel 1: Introductie HC 1: Introductie filosofie.
HC 2: Introductie wetenschapsfilosofie.
Deel 2: Is wetenschap HC 3: Nee, want wetenschap is gebaseerd op observaties.
ook maar een mening? HC 4: Nee, want theorieën zijn falsifieerbaar.
HC 5: Ja, wetenschap is ook maar een mening.
HC 6: Nee, vanwege de sociale structuur van wetenschap.
HC 7: Nee, maar er is geen antwoord op de vraag waarom niet.
Deel 3: Wat is het HC 9: Er is geen verschil.
verschil tussen sociale en HC 10: Sociale wetenschappen hebben een ander doel: interpretatie.
natuurwetenschappen? HC 11: Sociale wetenschappen bestuderen de wereld op een ander
niveau.
Literatuur
HC 1 t/m 7 Theory and Reality – Peter Godfrey Smith
HC 8 t/m 11 Philosophy of Social Science – Alexander Rosenberg
Tentaminering
Individueel essay 30%
Tentamen met open 70%
vragen
,Hoorcollege 1: Introductie (Deel 1)
Literatuur: Theory and Reality 1.1-1.4
Wat is filosofie?
Bij andere disciplines is het duidelijker wat er bestudeerd wordt dan bij de filosofie.
E.g. Psychologen bestuderen de geest, sociologen bestuderen relaties.
Filosofen proberen antwoorden te vinden op vragen over het universum en de plaats van de mens
hierin. Deze hebben ze veel bijgedragen aan de ontwikkeling van andere academische gebieden.
Voorbeelden van filosofische vragen zijn:
Vraag Deelgebied
Wat is kennis? Epistemologie
Wat betekent het om te zeggen dat iets ‘waar’ is? Metafysica
Bestaat er zoiets als vrije wil? Filosofie van de geest
Wat is de beste manier om in het leven te staan? Ethiek
Is schoonheid een kwestie van smaak? Esthetiek
- Epistemologie: Bestudeert kennis, bewijs en rationaliteit.
E.g. Hoe kan observatie een wetenschappelijke theorie bewijzen?
- Metafysica: Bestudeert de werkelijkheid, en wat hier achter schuilt.
Wat is wetenschapsfilosofie?
Vragen die een wetenschapsfilosoof stelt:
Vraag Voorbeeld
Wat is wetenschap? Wanneer is iets wetenschappelijk?
Wat is de beste wetenschappelijke Waarom gaan we weer in lockdown?
methode? Waarom denken biologen dat de evolutietheorie klopt?
Wat is het verschil tussen wetenschap Is er bewijs voor de werking van astrologie en
en pseudowetenschap? homeopathie?
https://www.youtube.com/watch?v=Nm1swyQV-Yo
Ook binnen de wetenschap is er een strijd tussen wat wel en wat geen wetenschap genoemd mag
worden. Uit replicatiestudies bleek dat er vroeger veel fouten zijn gemaakt in de sociale wetenschap.
Hieruit ontstaat de vraag of de (sociale) wetenschap wel herhaalbaar en voorspelbaar móet zijn.
E.g. Een politicoloog kan niet zo makkelijk voorspellen wanneer er ergens een revolutie zal uitbreken.
Binnen de filosofie is er dus veel discussie over hoe filosofen te werk zouden moeten gaan. Moet je
objectief zijn, of juist niet? Het is belangrijk om hierin een onderscheid te maken tussen descriptieve
en normatieve theorieën:
- Descriptieve theorie: Beschrijft een situatie, zonder een waardeoordeel te vellen.
- Normatieve theorie: Velt een waardeoordeel, beschrijft hoe iets zou moeten zijn.
Waarom is wetenschapsfilosofie belangrijk?
Wetenschapsfilosofische vragen zijn belangrijk voor studenten omdat we in een door de wetenschap
gedomineerde samenleving wonen, we een wetenschappelijke opleiding volgen (kritische houding)
en we in een roerige tijd leven (E.g. Klimaatverandering, vaccinatiebeleid).
,Hoorcollege 2: Wetenschappelijke Revolutie
Literatuur: Theory and Reality 1.5 en 3.1-3.2
De wetenschappelijke revolutie (1550-1700)
Vóór de wetenschappelijke revolutie had men een totaal ander wereldbeeld . Men dacht alles te
weten wat er te weten viel.
E.g. God zou de aarde hebben geschapen als middelpunt van het heelal (Astrologie).
E.g. Alles op aarde zou uit 4 elementen bestaan; vuur, aarde, lucht en water (Scheikunde).
E.g. De mens zou bestaan uit bloed, zwarte gal, gele gal en flegma (Geneeskunde).
E.g. De samenstelling van 4 elementen zou leiden tot verschillende karakters (Psychologie).
Deze gedachten zijn nooit bewezen of onderzocht. Hier komt rond 1550 verandering in. Er worden
voor het eerst experimenten gedaan, bijvoorbeeld op het menselijk lichaam. Het wereldbeeld is
volledig veranderd binnen 150 jaar, met name door een aantal belangrijke ontdekkingen.
E.g. De aarde draait om de zon (Copernicus) en de zwaartekrachttheorie (Newton).
Dit leidt tot een strijd tussen de kerk en de wetenschap. De kerk klaagde Galileo Galilei aan omdat hij
Copernicaanse uitspraken deed. Ook is dit de tijd dat het protestantisme opkomt (Luther & Calvijn).
➔ Veel oorlog en chaos
➔ Onzekerheid over kennis.
➔ Scepticisme.
De definitie van kennis
Om een goede definitie te vormen van iets, moet dit voldoen aan bepaalde voorwaarden. Dat mag
dan kennis heten. Individuele noodzakelijke voorwaarden vormen samen kennis.
- Noodzakelijke voorwaarde: als A niet de eigenschap S heeft, is het geen X.
- Voldoende voorwaarde: als A de eigenschap S heeft, is het sowieso X.
Volgens Plato kun je alleen kennis hebben als je geloof voldoet aan 3 individuele noodzakelijke
condities:
- Overtuiging: Je moet X geloven om X te kunnen kennen.
E.g. Geloven dat de trein om 16.00 vertrekt.
- Waarheid: X moet waar zijn om X te kunnen kennen.
E.g. De trein moet om 16.00 vertrekken.
- Rechtvaardiging: X moet gerechtvaardigd zijn om X te kunnen kennen.
De opkomst van het scepticisme
Het scepticisme gebruikt de definitie van kennis om aan te tonen dat we juist geen kennis hebben.
Volgens het scepticisme kunnen we overtuigingen hebben, en sommige overtuigingen kunnen
toevallig waar zijn, maar we kunnen nooit zéker weten dat ze waar zijn.
➔ Want: We hebben geen rechtvaardiging voor ons geloof.
Volgens Michel de Montaigne (bekende scepticus) hebben we geen rechtvaardiging omdat onze
observaties onbetrouwbaar zijn. We kunnen nooit zeker weten dat dat wat ze zien of horen klopt.
E.g. optische illusies.
, Twee historisch invloedrijke antwoorden op scepticisme: Rationalisme
Volgens de rationalist (e.g. René Descartes) zijn er dingen die we wél zeker kunnen weten. We
moeten gewoon heel goed nadenken over de rechtvaardiging (ratio).
‘I doubt therefore I think, I think therefore I am’.
Volgens het rationalisme kunnen we de waarheid beredeneren (e.g. wiskundige problemen).
Waarneming zou inderdaad onbetrouwbaar zijn, maar je kunt wel vertrouwen op heldere en
duidelijke ideeën. Daarna kun je met behulp van deductie alle andere kennis afleiden.
- Deductie: Als je weet dat de premissen van een argument waar zijn, weet je dat de conclusie
ook waar is (= Zekere kennis).
E.g. Alle mensen zijn sterfelijk → Socrates is een mens → Socrates is sterfelijk.
Twee historisch invloedrijke antwoorden op scepticisme: Empirisme
Volgens de empirist is ervaring (opgedaan via zintuiglijke waarneming) de enige bron van kennis.
‘Tabula rasa’: Er bestaat geen ingeboren kennis. Volgens Bacon (bekende empirist) is er niets in het
intellect dat zich niet eerst in de zintuigen bevond. Je gebruikt dus geen deductie maar inductie om
tot kennis te komen.
- Inductie: Als je zeker weet dat de premissen waar zijn, dan is het waarschijnlijker dat de
conclusie ook waar is (= Feilbare kennis)
E.g. Socrates is sterfelijk → Donald Trump is sterfelijk → Alle mensen zijn sterfelijk.
Vergelijking
Een vergelijking tussen scepticisme, rationalisme en empirisme:
Scepticisme Als je een stok in het water zet lijkt deze gebroken terwijl die dat niet is, je kunt je
ogen niet vertrouwen.
Rationalisme Het feit dat de scepticus de stok als voorbeeld geeft toont aan dat je dit soort
problemen met je verstand kunt oplossen.
Empirisme Je concludeert dat onze ogen ons bedriegen omdat je eerder hebt gezien dat de
stok níet gebroken is. Je bent dus constant afhankelijk van je eigen observatie. We
gebruiken onze zintuigen om na te gaan wanneer onze zintuigen niet te
vertrouwen zijn.
Conclusie
Empirisme is de opvatting die het beste bij de hedendaagse wetenschap werkt. Echter, er zijn twee
belangrijke problemen voor de empirist:
- Empirisme leidt tot scepticisme: Je hersenen interpreteren alles wat je ervaart. Je
ziet/hoort/voelt/proeft dus niets écht, maar je hersenen interpreteren dit zo.
E.g. We kunnen niet zeker weten dat als wij iets blauws zien, dit ook echt blauw is.
- Het inductieprobleem: We concluderen dat inductie betrouwbaar is op basis van inductie zelf
(‘het was de afgelopen 4 keer ook betrouwbaar’). Er is dus géén argument dat inductie
betrouwbaar is.
E.g. De betrouwbaarheid van Wikipedia wordt uitgelegd op een Wikipedia-pagina.