Inleiding Pedagogische Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam, jaar 1
Methodologie: Kennis door veranderen, de empirische benadering in de
pedagogiek. Pedagogiek in beeld, Van IJzendoorn (pp. 5-14).
Empirisch-analytisch onderzoek: onderzoek dat gebaseerd is op de realiteit/eigen
waarnemingen.
De verzamelde gegevens kunnen kwantitatief of kwalitatief zijn.
Systematiek en navolgbaarheid moeten worden nagestreefd: Onderzoekers moeten het
onderzoek kunnen herhalen (repliceren).
Pedagogisch criterium: welbevinden en het belang van de optimale ontwikkeling van
kinderen
Pedagogiek is een integratieve, interdisciplinaire wetenschap (bio, psycho, sociale model):
er wordt gekeken naar het geheel en verschillende contexten zoals opvoeding thuis, de
economie, etc. (leefmilieus)
Pedagogiek is niet normatief: opvoedingswaarden propageren niet vanuit een specifieke
religieuze visie of levensvisie.
Een hypothese is uit een paar observaties afgeleid, de afleiding heet de inductie. (formulering
van hypothesen)
Deductie: voorspellingen en wat vooraf als aannemelijk werd veronderstelt.
Het verschil tussen pedagogische- en psychologische vraagstelling:
- Pedagogiek integreert pedagogisch relevante kennis uit andere disciplines vanuit een
pedagogisch perspectief en met het oog op de verbetering van de pedagogische
praktijk, in het belang van het kind.
- Pedagogiek is gericht op praktische toepassing van kennis.
Empirische cyclus (Patterson): hoe empirisch-analytisch onderzoek is gestructureerd en
welke stappen moeten worden gezet bij het verzamelen en analyseren van empirische
gegevens.
1
,Observatie: verzamelen en groeperen van empirisch feitenmateriaal
Inductie: van specifiek (observatie) naar algemeen (theorie/hypothese), de gevolgtrekking is
niet logisch maar waarschijnlijk.
Deductie: van algemeen (theorie/hypothese) naar specifiek de gevolgtrekking is logisch en
voortvloeit uit aannames.
Toetsing: toetsing van de hypothese, aan het al dan niet uitkomen van de voorspellingen in
nieuw empirisch materiaal.
Evaluatie: De uitkomsten van de toetsing in verband met de gestelde hypothese of theorie.
Empirische spiraal: ieder onderzoek levert materiaal op voor een aanscherping of
hernieuwde formulering van hypothesen voor verder onderzoek.
3 kernopgaven voor pedagogiek:
- Leren en ontwikkelen in verschillende contexten (empirisch)
- Diversiteit en ongelijkheid (empirisch)
- Normativiteit van opvoeding en onderwijs > waartoe leiden we kinderen op?
(normatief)
2
, Artikel: Opgroeien in een complexe werkelijkheid, Luijk, M. et al. (79-93)
In het praktische werkveld richten pedagogen zich op het bieden van advies en behandeling of
begeleiding bij problematische opvoedings- en onderwijssituaties, waarbij de nadruk ligt op
het kind of de volwassene in een afhankelijkheidsrelatie in interactie met verschillende
milieus: zijn of haar opvoeders, leeftijdsgenoten, leerkrachten, hulpverleners en sociale
media.
Model van Bronfenbrenner:
- Microsysteem: settingen waarin een kind zich begeeft (gezin, school, vrienden)
- Mesosysteem: interactie tussen verschillende opvoedingssituaties (afstemming tussen
ouders, leerkrachten)
- Exosysteem: structuren waarin het kind niet direct participeert, maar die wel de
directe omgeving beïnvloeden, zoals werk van ouders, internet, televisie)
- Macrosysteem: wetgeving, cultuur of geloof
- (chronosysteem: historische ontwikkelingen zoals scheiding, overlijden)
De pedagogiek is integratief (samenbrengen van invloeden van micro- tot macroniveau),
empirisch-normatief (waar doen opvoeders goed aan, gezien de wetenschappelijke
inzichten), en overwegend handelingsgericht (bieden van advies en hulp).
IJzendoorn, Langeveld en Gunning: accent ligt op toepassing van kennis in de
pedagogische praktijk.
3