Inhoud
Week 1 ...........................................................................................................................................2
Week 2 ...........................................................................................................................................7
Week 3 ......................................................................................................................................... 14
Week 4 ......................................................................................................................................... 24
Week 5 ......................................................................................................................................... 34
Week 6 ......................................................................................................................................... 42
Week 7 ......................................................................................................................................... 47
,Week 1
Sociologie werd voorgesteld als een discipline die een beredeneerde, wetenschappelijke analyse van
het sociale leven zou opleveren. Auguste Comte is de eerste die begon met sociologie en daarvoor de
Verlichting gebruikte.
Auguste Comte (1798-1857) = meetbaar gedrag.
Gebruikte voor het eerst het woord sociologie.
• Zintuigelijke waarneming (empirie) is enige toetssteen of uitspraak over sociaal feit juist is
(positivisme). (Zintuigelijke waarneming en gecontroleerde experimenten: dus aan de empirie).
• Geen verschil natuurwetenschappen en menswetenschapen: meten.
• Ontdekken objectieve wetmatigheden in sociaal gedrag.
• Sociologisch perspectief resultaat geleidelijke vooruitgang in kennis (de Verlichting).
• Sociologische kennis vormt basis voor effectief beleid.
• Eerste keer dat sociologie als term wordt gebruikt.
• Externe perspectief van waarnemer: oog voor gevolgen van handelen.
• Emile Durkhem past deze benadering toe.
Positivisme is datgene wat je kan zien, wat voor onze waarneming toegankelijk is. In natuurkunde is
positivisme het sterkst ontwikkelt. Je gaat de zwaartekracht meten etc. Het meten van de natuur etc.
moeten we ook doen bij de mensen. We moeten gaan meten. Zo worden er objectieve
wetmatigheden ontdekt in sociaal gedrag. Als je die wetmatigheden kent kan je die weer toepassen
in beleid, sociologische kennis vormt de basis voor effectief beleid. Social engineering, kennis over
gedrag van mensen en groepen gebruikt in beleid en management.
Positivist: Het idee dat de sociologie als wetenschap in staat is om dezelfde wetenschappelijke
onderzoeksmethode en verklaring te gebruiken die in de natuurwetenschappen wordt gebruikt,
alleen gericht op waarneembare gegevens en de samenleving te bestuderen met dezelfde
objectiviteit die wordt gebruikt om fysieke/ biologische verschijnselen te bestuderen.
Empiricism: het gebruik van bewijs of gegevens in het beschrijven en analyseren van de samenleving.
Harriet Martineau (1802-1876)
De eerste vrouwelijke sociologe, keek naar het verschil tussen natuurwetenschappen en
menswetenschappen.
• How to observe morals and manners. Observeren menselijk gedrag vraagt empathie. De natuur
heeft geen intenties, er is een verschil tussen mensen en natuur. Mensen kunnen een verklaring
geven, reden, bedoeling. Wat zit er achter die handeling.
• Interpretive understanding: Verstehen; taak van de socioloog om de verschillende motivaties die
ten grondslag liggen aan zinvolle actie te begrijpen; omdat de sociologie de door mensen
geleefde ervaring bestudeert (in tegenstelling tot fysieke verschijnselen), hebben sociologen een
methodologie nodig die hen in staat stelt om empathisch menselijk-sociaal gedrag te begrijpen.
• Je moet met empathie kijken naar de levens ervaringen van de persoon die je aan het
bestuderen bent en op die manier zijn interpretatie van het leven begrijpen.
• Het ging niet alleen over gedrag, maar ook over bedoelingen en intenties. Was het gedrag
verschrikkelijk, maar was de intentie en bedoelingen anders. Zo kan je in het strafrecht de straf
verminderen of juist verzwaren. Wel of geen opzet.
• Interne perspectief van handelende persoon.
• Max weber past deze traditie toe.
,Op welke schaal moeten we ‘the agency’ zoeken?
Agency: Individuen, groepen en andere collectiviteiten die autonomie uitoefenen in het licht van
sociale instellingen, sociale structuren en culturele verwachtingen. (Handelt)
Aggregatieniveau: op welk manier ga je er naar kijken.
• Micro = individu
• Meso = groepsniveau
• Macro = gehele samenleving
Centrale vraagstellingen/ Klassieke grondleggers
Klassieke grondleggers zijn Karl Marx, Emile Durkheim en Max Weber.
Status stratificatie: Karl Marx keek naar de eigendom, inkomen en vermogen. Pierre Bourdieu keek
ook naar hoe iemand zich kleedde, de stijl, welke normen hij hanteerde. Die keek vanuit economie
en cultuur.
Cohesie: Verbinding met elkaar, elkaar identificeren met een groep. Wie vallen binnen de boot, wie
horen erbij en wie vallen buiten de boot.
Hoe verloopt de modernisering, de moderne tijd heet ook wel rationalisering.
Karl Marx focust op economische ongelijkheid en uitbuiting van arbeiders. De rijken worden rijker en
de armen blijven arm of worden zelfs nog armer.
- “welfare to work” society
Marx had het ideaal van het communisme (loon naar behoefte).
, Max Weber focuste zich ook op het moderne kapitalisme, maar hij oriënteerde zich op de
verschillende motivaties die sociale actoren laten gedragen zoals ze doen.
- VS: Arm zijn is eigen verantwoordelijkheid
Weber had het ideaal van de modernisering (grotere individuele vrijheid)
Emile Durkheim kijkt naar sociale orde en cohesie. Het gaat hem om wat de samenleving
samenhoudt.
- Marx: exploitation
- Durkheim: interdependence
Durkheim en Parsons hadden het ideaal van een samenleving die weliswaar ingrijpend veranderde
maar die er toch in zou slagen iedereen binnen boord te houden (sociale cohesie).
De auteur stelt de begrippen centraal waarmee de betreffende socioloog zijn vraagstelling
formuleert:
Bij Karl Marx zal het gaan om wie eigent zich de meerwaarde (surplus value) toe. Dat is een centraal
begrip in de vraagstelling van Marx maar ook in de verklaring die hij geeft voor de ongelijkheid die hij
onderzoekt.
Bij Durkheim is het buiten de groep vallen, de normen van de groep niet langer aanhangen het
centrale thema. Het centrale begrip is dan anomie: je zou het kunnen vertalen als deviantie. Volgens
Durkheim vergroot een sterke mate van buiten de groep vallen de kans op het doen van een
zelfmoordpoging.
Max Weber heeft zich met veel aspecten van de rationalisering beziggehouden. Een centraal begrip
is wert-rationales handelen (value-rational action).
Waarom is de sociologie in opkomst in de negentiende eeuw?
Daarvoor was er nog geen sociale structuur om te analyseren. Er waren alleen nog maar
monarchieën. De koning was de baas, sociale structuren moeten een sociaal ontstaan hebben. Het
moet een sociale creatie zijn en daardoor veranderd kunnen worden als er kritisch naar gekeken
wordt, dat was vroeger niet. Vroeger kon je als socioloog moeilijk kritisch kijken of de heerschappij
van de koning wel legitiem was. Als je dat deed werd je onderdrukt bijvoorbeeld.
Er is iets bijzonders veranderd in de object en subject.
Als eerste veranderde het object. Tussen de middeleeuwen en de negentiende eeuw was er weinig
technische vooruitgang. De zeilboten en windmolens uit de middeleeuwen werden nog steeds
gebruikt. Vanaf de industriële revolutie veranderde alles heel snel en veranderde het object dus ook.
Door de industriële revolutie is de sociologie gekomen.
Daarnaast veranderde het subject, de personen die het beoefenen.
• Samenleving (object) verandert
− Industriële revolutie, geldeconomie
− Trek van platteland naar stad: groei steden: verzakelijking
− Grotere mobiliteit: spoorwegen, stoomschepen, migratie
− Democratische omwentelingen in VS, Fr. De Franse revolutie en onafhankelijkheid van
Amerika zorgde ervoor dat de mensen niet meer dachten dat het normaal en goed was
dat ze onderdanig waren aan de geldende heerser, in die tijd waren was dat vaak de
koning en koningin. NL 1848, hervorming kiesrecht: rechten individu
• Denken (wetenschap, subject) veranderd
− Succes natuurwetenschap: technische toepassing: welvaartsverhogend, vooruitgang
− Verlichting: kritisch denken; empirie is basis