HOOFDSTUK 1 ALMACHT VAN DE MEDIA
Klassiek communicatiemodel (hieronder tekenen)
Almacht van de media theorie Algemene noemer van alle theorieën die de media een grote
macht toeschrijven.
Kenmerken van de ‘almacht van de media-theorie’
1. De massamedia bereiken iedereen
2. Het beïnvloedingsproces is eenrichtingsveer van de zender naar de ontvanger
3. Er is een direct verband tussen inhoud van de boodschap en invloed op de ontvanger
4. De ontvanger is in staat en beried alle boodschappen op te nemen
5. De ontvanger neem de inhoud van de boodschap passief en kritiekloos over
6. De (veelal slechte) invloed van de media wordt niet betwijfeld
7. Er zit geen ‘filter’ tussen zender en ontvanger
8. De ‘massamens’ is meer ontvankelijk voor de invloed van de media dan de elite
Stimulus-responstheorie Het gedrag van mensen (respons) is het directe gevolg van
datgene waarmee de mens wordt geconfronteerd (stimulus)
Metaforen of naamgeving binnen de ‘almacht van de media theorie’
1. Stimulus-reponsmodellen (S-R)
2. Injectienaaldtheorie
3. Transportband
4. Lont in het kruitvat
5. Bullet theory
è Bij al deze theorieën werd geen rekening gehouden dat een boodschap de ontvanger ook
vertekend kan bereiken of dat verschillende mensen de boodschap verschillend kunnen
interpreteren è Typisch almacht denken
Naast deze metaforen en naamgevingen zijn binnen de communicatiewetenschap 2 modellen
van belang met betrekking tot de almacht van de media theorie:
1. Model van Lasswell
2. Model van Shannon en Weaver
Model Voorziet ons voor een gesimplificeerd raamwerk van (een deel van) de werkelijkheid
è Essentie van een model is kernmerken of verschijnselen van de werkelijkheid en de relaties
hiertussen vormen
Functies van modellen
1. Het Organiseren van de werkelijkheid
2. Het Inzichtelijk maken van de werkelijkheid
3. Het kunnen doen van voorspellingen
4. Het kunnen meten van de werkelijkheid
,Het verbale model van Lasswell (1948)
Who says what, in which channel, to whom, with what effect?
Who Zender
Says what Boodschap
In which channel Kanaal/ medium
To whom Ontvanger
With what effect Effect
è Dit model houdt geen rekening met dingen die de boodschap kunnen verdraaien
Het model van Shannon en Weaver (1949) (hieronder tekenen)
è Eerste mensen die in hun model/omschrijving rekening houden met
dat tijdens het proces dingen kunnen gebeuren (ruis) die de zender niet heeft bedoeld
waardoor de boodschap anders kan worden geïnterpreteerd dan de zender eigenlijk
bedoelde.
Propaganda De verspreiding van communicatieboodschappen die tot doel hebben het publiek in
de door de zender gewenste richting te beïnvloeden
In 1937 werd het Institute for Propaganda Analysis (IPA) opgericht
è Oprichters en medewerkers waren bezorgd over de opkomst van het nationaalsocialisme in
Duitsland en over mogelijke effecten van nazipropaganda op de bevolking van de Verenigde
Staten.
IPA identificeerde 7 propagandatechnieken
1. Name calling Het aanduiden van een idee, persoon of bedrijf met een woord dat een
negatieve connotatie heeft
2. Glittering generality Het aanduiden van een idee, persoon of bedrijf met een woord dat een
positieve connotatie heeft
3. Transfer Sprake van als een idee, persoon of bedrijf een product acceptabeler wordt door
associatie met de deugdzame of gerespecteerde eigenschappen, prestige of autoriteit van
een ander object
4. Testimonial Soort stemverklaring of getuigenis van ‘goede’ en ‘slechte’ mensen waardoor het
idee in een goed, respectievelijk kwaad daglicht wordt geplaatst
5. Plain folks Wordt bedoeld dat een idee gepresenteerd wordt als ware het ‘van het volk’: de
opvatting van gewone mensen. Daarmee wordt gesuggereerd dat het idee of de opvatting
gewoon, normaal is
6. Bandwagon Gaat ervan uit dat mensen zich graag aansluiten bij een (nieuwe) trend. Er wordt
geïmpliceerd dat ‘iedereen het gaat doen, dn wel zou willen doen’
7. Card stacking Wordt gebruik gemaakt van een selectieve presentatie van argumenten,
waardoor een idee, persoon, bedrijf of product in positieve dan wel in negatieve zin wordt
afgeschilderd
, Reclamewerkingsmodellen (Franzen, 1994)
1. Sales-responsmodel Sterk informatief, waarbij argumenten interesse voor het product moeten
opwekken è Nadruk op gunstige prijs-waardeverhoudingen en aanbiedingen
2. Persuasionmodel Belangrijk of nog onbekende producten over te brengen door middel van
reclame
3. Emotionsmodel Streeft naar om associaties tussen merk (of product) en specifieke gevoelens
te roepen
4. Symbolismmodel Probeert symbolische betekenissen te ontwikkelen zodat consumenten
door gebruik van het merk betekenissen over zichzelf kunnen communiceren
5. Relationshipmodel Gaat om het ontwikkelen van persoonlijke betrokkenheid door product of
merk aan te laten sluiten bij persoonlijke waarden, belangen of interesses
6. Awarenessmodel Streeft ernaar de bekendheid van het merk/ product te vergroten
7. Likeabilitymode Betoogt een positieve waardering voor de reclame te bereiken, waardoor
vervolgens ook het product/ merk positief gewaardeerd zal worden
Verklaringen paniekreacties van het hoorspel: War of the Worlds
• De realistische aard van het hoorspel
• Het vertrouwen in de medium radio
• Het niet horen van de aankondiging van het hoorspel
• Geen aandacht besteden aan de aankondiging
• De wijze waarop men probeert de feiten te verifiëren is onjuist of de verificatie wordt verkeerd
uitgelegd
Methodologische problemen bij effctenonderzoek
Om een uitspraak over de effecten van de media te kunnen doen, moet minimaal twee variabelen
worden gemeten
1. De onafhankelijke variabele è Blootstelling aan de media
2. De afhankelijke variabele è Het daadwerkelijke effect
We spreken dan van een causale relatie: blootstelling aan de media veroorzaakt een effect
è Om die 2 variabelen te kunnen meten, moet een onderzoeker keuzes maken die door een
andere onderzoeker weer kunnen worden bekritiseerd
Het meten van de onafhankelijke variabele
§ Er vindt geen meting plaats maar men veronderstelt blootstelling aan de media
§ In een onderzoek wordt achteraf gevraagd of men een bepaalde mediaboodschap
gezien/gehoord heeft
o Achteraf èje kunt het zijn vergeten
o Persoon heeft het wel gezien maar wilt het niet vertellen om wat voor reden dan ook
o Hij heeft via een andere bron over de mediaboodschap gehoord maar hem niet zelf
gezien
§ Kijkmeter
o Mensen zien het als een spelletje
o Leereffecten treden op
§ Vragen met welke intensiteit mensen hebben gekeken/geluisterd è Is slechts een schatting
§ Er zijn zóveel mediaboodschappen die men kan kijken è Bij onderzoek met verschillende
mensen met verschillende interesses is dit niet onderzoekbaar è Iedereen let ergens anders
op
§ In het dagelijks leven kan de proefpersoon anders kijken naar mediaboodschappen en ook
anders reageren dan tijdens een onderzoek
Het meten van de afhankelijke variabelen
§ Effecten op kennis, mening, gevoelens en gedrag
§ Effecten op micro- of macroniveau
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper malouukon. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.