Eigen samenvatting Media en Publiek
Hoofdstuk 1: Machtige Media
Media is almachtig. Het is niet alleen een theorie
Het zender-ontvangermodel: Massamedia bereiken met hun
boodschap zo goed als iedereen. Direct verband tussen de
boodschap van de zender en de invloed daarvan op de ontvanger
Kenmerken van de ‘almacht van de mediatheorie’
1. De massamedia bereikt iedereen
2. Het beïnvloedingsproces is eenrichtingsverkeer van de zender
naar de ontvanger
3. Er is een direct verband tussen de inhoud van de boodschap en
invloed op de ontvanger
4. De ontvanger is in staat en bereid alle boodschappen op te
nemen
5. De ontvanger neemt de inhoud van de boodschap passief en
kritiekloos over
6. De invloed van media wordt niet betwijfeld
7. Er zit geen filter tussen zender en ontvanger
8. De massamens is meer ontvankelijk voor de invloed van de
media dan de elite
Naamgeving binnen de ‘almacht van de mediatheorie’
1. Stimulus-responsmodellen
2. Injectienaaldtheorie
3. Transportband
4. Lont op het kruitvat
5. Bullet theory
Modellen voorzien ons van een gesimplificeerd raamwerk van (een
deel van) de werkelijkheid.
4 functies van modellen:
1. Organiseren
2. Inzichtelijk maken
3. Voorspellen
4. Meten
Het communicatiemodel van Laswell beschrijft het
communicatieproces verbaal. ‘Who says what, in which channel, to
whom, with what effect?’
Het mathematische model van Shannon en Weaver beschrijft de
menselijke communicatie door onderscheidt te maken tussen
informatie en betekenis.
De rol van propaganda: De haat van bevolking tegenover de
vijand aan te wakkeren.
Concept propaganda: Gedoeld om de verspreiding van
communicatieboodschappen die tot doel hebben het publiek in de
door zender gewenste richting te beïnvloeden.
, Institute for Propaganda Analysis: Identificeerde 7
propagandatechnieken en verspreidde de beschrijving ervan in de
VS door middel van persberichten en pamfletten
1. Name Calling: Aanduiden van een idee, persoon, bedrijf of
product met een woord met negatieve connotatie
2. Glittering Generality: Aanduiden van een idee, persoon,
bedrijf of product met een woord met positieve connotatie
3. Tranfer: Idee, persoon, bedrijf of product acceptabeler wordt
door associatie met de deugdzame of gerespecteerde
eigenschappen, prestige of autoriteit van een ander object.
4. Testimonial: Is een soort stemverklaring of getuigenis van
goede of slechte mensen waardoor het idee in een positief of
negatief daglicht wordt geplaatst
5. Plain Folks: Het idee wordt gerepresenteerd door het gewone
volk. Als een grote groep mensen dat idee juist vinden, moet het
wel juist zijn.
6. Bandwagon: Mensen sluiten zich aan bij een nieuwe trend.
Onderscheid tussen Plain Folks is dat hier niet gesuggereerd
wordt dat wat iedereen doet ook daadwerkelijk goed is
7. Card Stacking: Selectieve presentatie van argumenten,
waardoor een idee, persoon, bedrijf of product in een positief of
negatief daglicht wordt gezet
7 reclamewerkingsmodellen:
1. Sales-responsmodel: Argumenten moeten interesse voor een
product opwekken. Nadruk gelegd op de gunstige prijs -
waardeverhouding en aanbiedingen
2. Persuasionmodel: Nieuwe of nog onbekende productvoordelen
over te brengen door middel van reclame
3. Emotionsmodel: Associatie tussen merk en specifieke
gevoelens uitroepen
4. Symbolismmodel: Symbolische betekenissen te ontwikkelen
zodat consumenten door gebruik van het merk/ product
betekenissen over zichzelf kunnen communiceren
5. Relationshipmodel: Ontwikkelen van persoonlijke
betrokkenheid door product of merk aan te laten sluiten bij een
persoonlijke waarde, belange of interesse
6. Awarenessmodel: Bekendheid van merk/ product te vergroten
7. Likeabilitymodel: Beoogt positieve waardering voor de reclame
te bereiken, waardoor vervolgens ook het product/ merk positief
gewaardeerd zal worden
Hoorspel War of the Worlds: Waarom de schrikreactie (30
Okt. 1938)
1. Realistische aard van het hoorspel
2. Het vertrouwen in de medium radio
3. Het niet horen van de aankondiging van het hoorspel
4. Geen aandacht besteden aan de aankondiging/ niet opletten
, 5. De wijze waarop mensen de feiten probeerde te verifiëren waren
onjuist (Uit de ramen kijken naar andere paniekerige mensen) of
de verificatie wordt onjuist uitgelegd (Hoorde van de politie dat
mensen hadden gebeld over de invasie
Payne-fund studies van Motion Picture Research Council:
Onderzoek over de invloed van amusementsfilms op jongeren >
slechte invloed (Kritiek omdat de onderzoekers al vooroordelen
hadden, methodologische zwakheden)
In jaren 60 nam de penetratie van tv in de VS enorm toe.
Invloed van de media blijft voortleven in de maatschappij. Het keert
ook weer terug in de wetenschappelijke theorieën, alleen is dit niet
aan te duiden door onderzoek
Hoofdstuk 2: Beperkte Media-effecten:
Beperkte karakter van de media-effecten:
1. Beperkt qua aard: Selectiviteitsprocessen bij blootstelling,
waarnemen en onthouden
2. Beperkt qua grootte: De mediaboodschap heeft wel invloed op
de ontvanger, maar niet zo veel als gehoopt
3. Beperkt qua bereik: Je kan met een boodschap niet iedereen
bereiken
4. Beperkt qua situatie: Niet bij elke confrontatie met een
mediaboodschap kunnen optreden. Herhaling aan dezelfde
boodschap kan het effect van de boodschap versterken
5. Beperkt qua object: Waarop media-effecten verwacht worden:
gedrag, opvatting, kennis, gevoelens, stemming of emotie. Effect
op verschillende.
6. Beperkt qua subject: Bij sommige media-gebruikers wel effect
en bij sommige niet
7. Beperkt qua tijdspanne: Effecten op korte duur of lange duur.
En wanneer de boodschap aankomt > direct of na een tijdje.
Mediabereik: Een boodschap bereikt niet iedereen en daarmee is
het effect van de boodschap gelimiteerd.
Fysiek bereik/ opportunity to see: Mensen hebben de mogelijk
de inhoud van de boodschap tot zich te nemen (folders, internet
enz.) > De boodschap tot zich nemen met minimale of maximale
aandacht
Publieksvariabelen: Selectiviteitsprocessen, attitude (positief/
negatief) tegenover het medium, gebruik medium.
Mediavariabelen: Mediumtype (tv, krant, internet), prominentie
(belang dat de media aan de boodschap hecht), herhaling
Consistentietheorie: Verzamelnaam voor verschillende theorieën
die als overeenkomst hebben dat de uitgangspunten zijn dat
mensen naar evenwicht en consistentie