Hoofdstuk 1
1.2 Beleving
In heteroseksuele relaties blijkt verschil in de bijdragen en verwachtingen van de man en de vrouw:
vrouwen zitten meer aan de kant van caritas & philia, mannen meer aan de kant van cupiditas en
eros.
Oorzaken spraakverwarring op het gebied van seksualiteit & intimiteit:
● Seksualiteit, erotiek en intimiteit worden verschillend gedefinieerd
● Ieder mens heeft een eigen, persoonlijke beleving
● Ieder mens heeft een eigen uitingsvorm van seksuele gevoelens
● Velen hebben uitgesproken morele opvattingen en krachtige persoonlijke emoties bij
● gevoelens en uitingsvormen van anderen, die afwijken van hun eigen gevoelens/uiting
Ieder heeft zijn eigen connotatie (=emotionele bijbetekenis) bij de gebruikte begrippen.
Beleving die vrouwen en mannen kunnen hebben is verschillend omdat de verwachtingen
verschillend zijn. Vrouwen lijken intimiteit te zien als voorwaarde voor seks, terwijl voor mannen
intimiteit en seks vaak hetzelfde zijn. Op individueel vlak kunnen de verwachtingen en de connotatie
dus verschillen.
Van Naerssen (1989) geeft een schema van emoties die kunnen spelen bij een seksueel
interactieproces. Met dit model is te zien dat er veel seksueel en intiem gedrag voorafgaat aan de
geslachtsdaad. Ook hoe frequent seksuele en intimiteitsemoties elkaar afwisselen in de vijf seksuele
fases.
Fase Presentatie Positieve emoties Negatieve emoties
1. Taxatie Het maken van een inschatting, start vaak met Interesse, aandacht, Onverschilligheid, ambivalentie, afkeer,
het gegeven wie je überhaupt aantrekkelijk nieuwsgierigheid, benadering, verwijdering
vindt, m.b.t. seksueel script ambivalentie
2. Presentatie De ander laten merken hoe we over willen Zichzelf presenteren in de vorm van Zichzelf presenteren in de vorm van
van het zelf komen trots, schoonheid, kracht, vitaliteit, arrogantie, introversie, lichamelijke
begeerte, zelfwaardering afstotelijkheid, zwakte, lusteloosheid
3. Bereidheid Uitwisseling van allerlei al dan niet duidelijke Vertrouwen, sympathie, empathie, Wantrouwen, afkeer, onbegrip,
signalen over de bereidheid tot seksueel vreugde droefheid
contact
4. Uitvoering Realisatie van daadwerkelijk seksueel contact Overgave, lust genot, extase, Afstand, onlust, depressie,
saamhorigheid, verlies controle eenzaamheid, controle
5. Evaluatie Afstand nemen van de seksualiteit en Welbevinden, verbondenheid, Onbehagen, afstand, verlangen naar
evalueren welk vervolg we willen na het verlangen naar herhaling scheiding
seksueel contact
Taxatieschema van Van Naerssen
1.3 Genderidentiteit
Transgender-personen en interseksuelen tonen aan dat de mensheid niet in twee exclusieve
geslachten (genderdichotomie) is verdeeld, maar in een continuüm.
Dit heeft te maken met drie begrippen*:
1. Geslacht, dit verwijst naar biologische kenmerken
2. Sekse, hiermee wordt de sociale rol aangegeven
3. Gender, de ervaren identiteit
De genderidentiteit (het gevoel dat je een man of vrouw bent) ontstaat al in het eerste levensjaar en is
een levenslang proces dat kan veranderen in de loop van het leven. In hoeverre iemand dit uit heet
de genderexpressie. Deze is concreet waar te nemen en meer publiekelijk dan de genderidentiteit. De
seksuele gerichtheid, op welk geslacht iemand valt, staat hier los van.
, 1.3.1 Transgender personen
Transgender personen ervaren een conflict in de genderidentiteit. Dit betekent dat zij het gevoel
hebben dat hun uiterlijke geslachtskenmerken niet overeenkomen met hoe zij zich diep van binnen
voelen. Bij de transitie besluiten transgenders tot medische ingrepen zodat anatomisch (operatief) en
ten dele fysiologisch (hormonaal gestuurd) een uiterlijke verandering wordt aangebracht in de
geslachtskenmerken. Transseksualiteit is wanneer iemand daadwerkelijk een (volledig) medische
transitie wilt ondergaan. Dit is echter geen voorwaarde om te spreken van genderisme.
Sommige kinderen vertonen cross-gendergedrag. Maar bij een heel klein deel mondt dit in de
puberteit uit in een genderdysforie. 1,1% van de mannen en 0,8% van de vrouwen voelen zich meer
van het andere geslacht dan waarmee ze geboren zijn. Een grotere groep transgenders wilt zich
liever niet dan wel laten behandelen.
Dankzij de nieuwe Transgenderwet 2014, kunnen transgenders hun registratie van geslacht
eenvoudiger veranderen doordat zij alleen nog maar een deskundigenverklaring nodig hebben.
Voorheen was er o.a. een geslachtsveranderende operatie nodig om dit te kunnen doen. Voor deze
verandering vonden er jaarlijks 100 wijzigingen in geslachtsregistratie plaats, daarna waren dat er 770
in een jaar.
Bij travestie vinden mensen het in mindere/meerdere mate opwindend om tijdelijk het uiterlijk van het
andere geslacht aan te nemen in kleding, houding en eventueel make-up. Dit staat ook los van
seksualiteit. Hierbij is sprake van een wisseling in de genderexpressie, niet de genderidentiteit.
1.3.2 Intersekse-conditie
Intersekse is een parapluterm voor mensen die volgens de medische professie bij geboorte afwijken
van wat algemeen gesproken als man of vrouw wordt gezien. Hierbij gaat het om verschillen in de
chromosomen, geslachtsklieren of de anatomie. Bij intersekse-conditie is niet zozeer de perceptie van
de eigen sekse het vraagstuk, interseksen voelen zich namelijk bijna altijd óf man óf vrouw.
1.4 Seksuele gerichtheid
Bij seksuele gerichtheid gaat het over het geslacht waar je seksueel op gericht bent in seksuele
verlangens. Deze kan worden onderverdeeld in drie hoofdgroepen:
1. Heteroseksualiteit
2. Homoseksualiteit
3. Biseksualiteit
Ook heteroseksuele mensen zijn niet geheel ongevoelig voor homoseksueel getinte contacten.
Tegenwoordig wordt een driedeling gemaakt waarin beleving, gedrag en zelfbenoeming wordt
onderscheiden van elkaar. Ongeveer 10% van de mannen en 16% van de vrouwen is noch consistent
hetero, noch consistent homo- of biseksueel. Er is een sterke groei zichtbaar in het aantal vrouwen
dat aangeeft zich ook aangetrokken te voelen tot het eigen geslacht*. Bij mannen blijft dit vrijwel
gelijk.
Kuyper verklaart de toename bij vrouwen in het feit dat vrouwelijke seksualiteit flexibeler is dan
mannelijke seksualiteit*. Bij mannen is dit meer gericht op conventies. Een minderheid noemt zich
panseksueel.
1.5 Aseksualiteit
Op kleine schaal (0,5%) komt het ook voor dat mensen geen enkele seksuele beleving hebben. Dan
spreekt men van aseksualiteit. Aseksuelen zijn wel in staat om verliefd te worden of om liefde te
voelen voor iemand anders. Aromantische aseksuelen kunnen dit niet. Dit is wel wat anders dan
frigiditeit, hierbij gaat het om iemand die wel seksuele gevoelens kan krijgen maar die geblokkeerd
raakt bij seksueel contact. Een term die hier wel bij in de buurt komt is non-libidoïsme. Dit betekent
het ontbreken van enig gevoel van seksuele lust.
* = zou naar gevraagd kunnen worden in de toets