Letterlijke uitwerking Werkcolleges Financieel familie – en erfrecht
Inhoud
Werkcollege 1 ............................................................................................................................... 2
Werkcollege 2 ..............................................................................................................................16
Werkcollege 3 ..............................................................................................................................49
Werkcollege 4 ..............................................................................................................................65
Werkcollege 5 & 6 ........................................................................................................................91
Werkcollege 7 ............................................................................................................................ 107
1
,Werkcollege 1
Toepassing en verdieping stof hoorcolleges 1 en 2 Inleiding; rechten en verplichtingen
van echtgenoten Relatievermogensrecht: samenwoners
Korte inhoudsbeschrijving
U heeft twee hoorcolleges gehad. In het eerste hoorcollege is het gegaan over de rechten en
verplichtingen van echtgenoten en het tweede hoorcollege betrof de informele relatie; de
samenwoners. Dit werkcollege dient tot toepassing en verdieping van de opgedane kennis.
In een apart document in Canvas treft u de casusopdrachten aan. Deze opdrachten dient u
voorafgaand aan het werkcollege voor te bereiden. In het werkcollege zullen de
casusopdrachten behandeld worden. Verder dient het werkcollege ertoe om aanvullende
vragen die bestaan plenair met elkaar te bespreken, zodat zodoende nadere verdieping van
de stof plaatsvindt.
De inhoud, vaart en diepgang van het werkcollege is afhankelijk van de mate waarin u bent
voorbereid. Heeft u de opdrachten niet voorbereid, dan zal de beschikbare tijd volledig
moeten worden besteed aan het ter plaatse in de werkgroep maken van de casusopdrachten
en zal voor verdieping weinig plaats meer zijn. Indien u de opdrachten wel heeft voorbereid,
dan zullen de casusopdrachten in een aanmerkelijk hoger tempo kunnen worden behandeld
en blijft er meer tijd over voor verdere verdieping van de stof. Afgezien van het bovenstaande
vormt het maken van de casusopdrachten een goede toets van de vraag of u de stof
voldoende beheerst.
Onderwerpen/leerdoelen
Na het bestuderen van de stof en het voorbereid volgen van dit college kunt u:
• Casusposities met betrekking tot de in hoorcollege 1 en 2 besproken onderwerpen (rechten
en verplichtingen echtgenoten en relatievermogensrecht: samenwoners) oplossen. Voor de
onderwerpen/leerdoelen van de onderscheidene onderwerpen wordt verwezen naar de
‘inleiding’ bij de hoorcolleges.
2
,Uitwerking werkcollege 1 casusopdrachten
Het gaat over de eerste twee thema’s inleiding in het relatievermogensrecht en de
samenwoners en volgende week gaan we nader inzoomen op draagplichtverdeling van de
kosten van de huishouding en de vergoedingsrechten en dat doen we aan de hand van
PowerPoints. Het is handig als jullie een rekenmachine bij hebben. Er wordt vaak gerekend
in dit vak. Juristen vinden dit vaak niet het leukste, maar ik beloof jullie dit kunnen jullie, het is
vaak plussen en delen door. Als er vragen zijn hoor ik dat graag. Als er bijvoorbeeld een
antwoord niet kan worden behandeld dan zal de antwoordindicatie op Canvas komen.
CASUS 1
Mireille en Jaap zijn in 1980 gehuwd onder huwelijkse voorwaarden met uitsluiting van
iedere gemeenschap (“koude uitsluiting”). In de huwelijkse voorwaarden hebben ze
het volgende ‘nihilbeding’ opgenomen: “De kosten der huishouding en van het
onderhoud en de opvoeding der kinderen die uit het huwelijk der aanstaande
echtgenoten mochten geboren worden, zijn ten laste van de vrouw, behoudens
vrijwillige bijdragen van de man.” Mireille en Jaap hadden sinds 1980 een echtelijke
woning in gemeenschappelijke eigendom. Mireille heeft steeds de hypothecaire rente
en aflossing betaald. Uiteindelijk heeft zij daarmee de hypotheek in 2010 geheel
afgelost. Dan gaat het mis: Jaap wordt verliefd op een ander en in 2012 vindt de
echtscheiding tussen Jaap en Mireille plaats. De woning wordt aan Jaap toebedeeld,
met verdeling van de (over)waarde. Mireille voelt zich bedrogen: al die jaren heeft zij
de (zware) woonlasten voor Jaap betaald en nu is hij er niet alleen met een andere
vrouw, maar ook nog met het huis vandoor. Daarom verzoekt zij in de
echtscheidingsprocedure dat Jaap wordt veroordeeld tot betaling van € 60.000. Dit is
de helft van het bedrag van € 120.000, dat Mireille in totaal aan (maandelijkse) rente en
aflossingen heeft betaald. Jaap verweert zich met het betoog dat de door Mireille
betaalde rente en aflossingsbedragen op de hypotheek onder de kosten van de
huishouding vallen. Aangezien in de huwelijkse voorwaarden is bepaald dat Mireille
deze kosten geheel voor haar rekening neemt, bestaat er voor Jaap (en voor de
gemeenschap) geen verplichting tot terugbetaling.
a) Heeft dit verweer kans van slagen?
Het verweer van Jaap heeft dit kans van slagen? Als we kijken op basis van dat nihilbeding
mening ik dat ik niets verschuldigd bent aan Mireille. Samenvattend wat de leerling zegt je
geeft aan de hoofdregel van art. 1:84 BW is de draagplicht regeling, het gemeen inkomen,
eigen inkomens, gemeen vermogen en eigen vermogen. Je geeft ook aan dat art.1:84 lid 3
toestaat dat daarvan kan worden afgeweken en dat in deze situatie van Mireille en Jaap het
geval is. Verder geef je aan dat er een verschil is tussen rente enerzijds en de aflossing
anderzijds en dat de rente wel onder de kosten van de huishouding vallen en de aflossing
niet. Je antwoord is inderdaad correct. Die aflossing vormt inderdaad geen kosten van de
huishouding. Kunnen jullie ook aangeven waarom niet? Met die aflossing is er eigenlijk
sprake van die vermogensopbouw. Er wordt wel een aflossing gedaan, maar per saldo
worden de echtgenoten er niet armer van, omdat er vermogens worden opgebouwd, omdat
de schuld afneemt. Er is dus eigenlijk geen kostenpost van de huishouding.
Ik heb met jullie in die kennisclips gehad over art. 1:84 BW die kosten van de huishouding.
Ook heb ik gesproken over art. 1:85 BW de gewone gang van die huishouding. Weten jullie
wat het verschil is daartussen? Art. 1:85 BW die uitgave die daar zijn, zijn veel enger. Daar is
minder snel sprake van dan bij art. 1:84 BW. Bij art. 1:85 gaat het over de gewone gang van
het huishouding. Dus om het huishouden, om het gezin dagelijks draaiende te kunnen
houden. Dat betekent als ik boodschappen ga doen bij de supermarkt dan valt het
daaronder. De kosten voor de gewone gang van de huishouding.
3
,Een auto bijvoorbeeld is geen kosten post in de gewone gang van de huishouding, maar het
is wel kosten in de huishouding in de zin van art. 1:84 BW. Dus wat onder de gewone gang
van de huishouding valt van art. 1:85 BW valt is sowieso een uitgave in de zin van art. 1:84
BW kosten van de huishouding, maar kosten van de huishouding van 1:84 is niet altijd een
1:85 BW uitgaven. Want de kosten van de huishouding hoeft niet altijd de gewone gang van
de huishouding te betrekken, de alledaagse gang. Dus 1:84 BW is breder.
b) Wat zou Jaap nog meer als verweer kunnen aanvoeren?
Als we teruggaan naar die Casus en we kijken naar Mireille en Jaap, wat zou Jaap eventueel
nog als verweer kunnen aanvoeren? Samenvattend wat de leerling zegt je zegt omdat ze in
koude uitsluiting zijn gehuwd is die woning eenvoudige gemeenschap en daarvoor geldt art.
1:87 niet, dat vergoedingsrecht bestaat niet en dat het vergoedingsrecht zal op basis van het
algemene vermogensrecht gebaseerd moeten worden. Je zegt dan dat vergoedingsrecht
van Mireille plaats ik dan in vergoedingsrecht in het kader van 1:87 BW. Maar art. 1:87 is van
toepassing op alle huwelijksgoederenregimes. Onafhankelijk of partijen in gemeenschap van
goederen zijn gehuwd of het nu algeheel of in beperkte gemeenschap is, dat krijgen jullie in
college 3 wat het verschil is tussen voor 2018 en na 2018. Of dat er sprake is van huwelijkse
voorwaarden. Art. 1:87 BW is in beide gevallen van toepassing. Ook art. 1:87 BW geldt voor
Mireille en Jaap in geval als zij onder huwelijkse voorwaarden in koude uitsluiting zijn
gehuwd.
De vraag waarbij wat ik zocht is meer, de vraag is ook is er uiteindelijk die vordering van
Mireille baseert zij op de betaling van de kosten van de huishouding. Wat kan Jaap daar
tegen aanvoeren? Als je gaat kijken naar die grondslag de grondslag is niet art. 1:87 BW,
maar die grondslag ik heb die kosten van de huishouding voldaan. We hebben net gezien
alleen rente die aflossing dus niet het zou alleen over de rente gaan, want het loopt niet via
die aflossing. En wat voor verweer zou Jaap daartegen kunnen inbrengen? Tegen de kosten
van die huishouding? Tegen de rente die ze betaald heeft? Leerling geeft aan Jaap zou
kunnen zeggen het is een natuurlijke verbintenis. Waarom zou het in dit geval een natuurlijke
verbintenis zijn? De natuurlijke verbintenis is dat je voldoet aan een dringende morele
verplichting die je hebt.
Denk aan bijvoorbeeld ik heb in een oude zaak van mij meegemaakt dat was een echtpaar
die woonde in Italië en hij was in meer dan dertig jaar ouder dan zij was. Ze hadden vier
jongeren kinderen in de leeftijd tussen de vijf en de twaalf ongeveer. Het ging over een stuk
land en het ging over de vraag wie had nu dat eigendom van het land? Het stond op haar
naam en hij had het betaald. De vraag was moest zij nog wat betalen? Van wie was dat stuk
land nu? In dat geval heeft de rechter gezegd, in dit geval is er sprake van een natuurlijke
verbintenis, want wat was de gedachtegang. Dat de meneer dit stuk land op haar naam heeft
laten zetten en voor haar gekocht heeft vanuit verzorgingsgedachte. Hij wist dat hij eerder
kwam te overlijden. Mijn vrouw heeft vier kleine kinderen voor wie ze moet zorgen. Die
omstandigheden meenemende is er sprake van een natuurlijke verbintenis.
In dit geval zou je op basis van die casus niet kunnen invullen. Ik heb geen omstandigheden
om te kunnen aannemen dat daar sprake van is. Er is wel iets anders waarop Jaap zou
kunnen zeggen tegen Mireille je kan dat helemaal niet terugvorderen, want het gaat over dat
ze al sinds 1980 dat ze dat al betaald. Hier in dit geval zou Jaap zich kunnen beroepen op de
rechtsverwerking gezien de situatie dat er zoveel tijd verstreken is kan Mireille daar niet meer
rechtvaardigt aanspraak op maken. Dat is die uitspraak van Ridder / Te Voet van de Hoge
Raad 22 mei 1987. Waarin is gezegd over de kosten van de huishouding dat kun je niet tot in
lengte van dagen terugvorderen. In heeft de Hoge Raad gezegd wat betekend
dat nu in de praktijk? Dat betekent in de praktijk dat je moet uitgaan van het jaar van het
uiteengaan en het jaar voorafgaande jaar.
4
,Ga je in 2021 uit elkaar? Dan kun je eventueel je vordering baseren op het jaar 2021 en
2020. Alles wat daarvoor is valt als uitgangspunt onder die rechtsverwerking. Let wel het kan
dus zijn dat je in de huwelijkse voorwaarden een vervalbeding hebt dat korter is. Daarom kan
het ook zijn dat het nog korter is, als er geen vervalbeding is, zoals in deze casus aan de
hand is, dan zegt de Hoge Raad het uitgangspunt is maximaal één jaar daarvoor.
Waarom is dat zo? Leerling geeft aan dat het bij wijze onmogelijk wordt en dat partijen in een
eindeloze discussie zullen belanden. Dat is inderdaad de reden. Als je die discussie aangaat
dan zit er geen eind meer aan en het wordt onmogelijk om voor partijen die vaak geen
administratie meer hebben over 1980 of dat soort jaren. Het wordt een oeverloze discussie.
Met de schoenendoos met bonnen komen er dan, maar van een deel van de uitgaven zijn
nog bonnen, deel weer niet en daar gaat de discussie dan over. De Hoge Raad heeft ook
gezegd ook voor de rechtszekerheid is het goed dat we dat afkaderen en daar een pal en
perk aan stellen.
Dit ging over de kosten van de huishouding. Volgende week ga ik met jullie nader inzoomen
over die draagkrachtregeling. En hoe dat dus uitpakt. Ik loop dat stap voor stap na en het
eind zullen we afsluiten met een casus die jullie kunnen oplossen. Die casus staat op
Canvas die hoeven jullie nog niet uit te werken, maar dat zullen we volgende week tezamen
gaan doen.
CASUS 2
Bram en Eva zijn op 16 mei 2009 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
Bram en Eva hebben twee kinderen, David en Sjoerd. David is nu 8 jaar en hij is erg
muzikaal. Sinds David 5 jaar is gaat David naar drumles. David heeft drie keer per
week drumles. Bram is binnenvaartschipper en is dus in verband met zijn werk vaak
van huis. Eva regelt altijd de financiën van het gezin, maar door wat onverwachte
andere uitgaven heeft zij de muziekschool al enige maanden niet betaald. Er is dus
een schuld aan de muziekschool ontstaan. De schuld bedraagt € 1.300.
a) Wie is/zijn aansprakelijk voor deze schuld?
Het is een schuld die in de gemeenschap valt. Daar komen we in hoorcollege 3 over te
spreken. Die schuld valt onder de 1:85 BW regeling het is een uitgaven in het kader van de
gewone gang van de huishouding. Het valt sowieso onder art. 1:84 BW, maar ook een
uitgaven in de gewone gang van de huishouding. Muzieklessen van het kind vallen daar
onder. In de zaak wordt gezegd dat door haar gelezen is dat trompetlessen van de
echtgenoot niet onder de gewone gang van de huishouding vallen. Dat klopt. Dat was een
vervolgvraag die ik aan jullie wilde stellen, van wat denk je over de muziekles voor een van
de ouders? Die valt inderdaad niet onder de gewone gang van de huishouding van art. 1:85
BW.
Let op het valt wel onder art. 1:84 BW onder de kosten van de huishouding en niet onder de
gewone gang van de huishouding. Het heeft ermee te maken dat die muzieklessen van de
gezamenlijke kinderen betreffen, maar het is echt maar een heel grijs gebied. Wanneer valt
iets onder de gewone gang van de huishouding en wanneer valt dat er niet onder? En dat is
ook een heel lastig te beantwoorden vraag, omdat dat heel casuïstiek is en dat zal ook heel
erg afhankelijk zijn van de tijdsgeest, cultuur en als je verder zou lezen in de literatuur en je
kijkt in het verleden dan zouden rijke gezinnen bijvoorbeeld de aanschaf van een
wasmachine wel wordt gezien als de gewone gang van de huishouding, terwijl dat bij de wat
minder bedeelde gezinnen niet werd gezien als een uitgave van de gewone gang van de
huishouding. Dat is echt een grijs gebied. Binnen de rechtspraak zie je dat het daar heel veel
over gaat. Wanneer valt nou wel iets onder de gewone gang van de huishouding en wanneer
niet. In een andere uitspraak was het inderdaad zo dat de muziekles van een van de ouders
er niet onder viel.
5
, Een leerling geeft aan dat hij had gelezen dat gewone wedstrijden ook onder de gewone
gang van het huishouden vielen, maar Europese wedstrijden dan weer niet. Ik heb dat ook
gelezen, maar het is het hele subjectieve aan art. 1:85 BW in de beoordeling wanneer valt er
nou iets onder de gewone gang van de huishouding. Waarom zouden de wekelijkse
voetbalwedstrijden abonnement kaarten er wel onder vallen en buitenlandse wedstrijden
niet. Dat blijft een heel grijs gebied.
Art. 1:85 BW is dus dat er beide echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk worden. Dat is een
groot verschil dat art. 1:84 BW de kosten van de huishouding als het daar onder valt
betekent het niet per definitie een extra aansprakelijkheid voor die andere echtgenoot. Wat
er wel onder verstaat wordt is het als het de gewone gang van de huishouding betreft. Bestel
ik bij de Albertheijn mijn boodschappen op afbetaling? En die boodschappen worden
bezorgd is mijn man automatisch hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld bij de Albertheijn,
omdat het onder 1:85 BW valt.
Maak een goed onderscheid tussen de aansprakelijkheid en de draagplicht. Bij 1:84 BW de
kosten van de huishouding is aansprakelijk de echtgenoot die de verbintenis aangaat. Als ik
naar de autodealer ga en ik koop daar een auto ben ik degene die de verbintenis aangaat en
ben ik als echtgenoot ook degene die aansprakelijk is die aansprakelijk is voor de
verplichtingen uit hoofde van die verbintenis. Mijn man wordt niet aansprakelijk. Hij wordt wel
draagplichtig voor die kosten, maar hij is niet aansprakelijk. Dat zijn twee aparte aspecten.
Dat is dus anders als die kosten / uitgaven onder art 1:85 BW vallen onder de gewone gang
van de huishouding, want dan krijgen we twee aansprakelijke partijen. Je wordt dus niet
direct partij bij de overeenkomst. Je kan bijvoorbeeld niet levering vorderen. Daar zit een
verschil in. Wat het wel betekent is dat de schuldeiser meer verhaalsmogelijkheden heeft, die
kan zich eventueel verhalen op de privégoederen van de echtgenoten die ook aansprakelijk
wordt.
Zou de andere echtgenoot die aansprakelijk wordt, dus zou de andere echtgenoot die
aansprakelijk wordt in dit geval Bram die dan ook aansprakelijk is geworden en Bram heeft
privégoederen dan kan er ook op die privégoederen verhaalt worden door de schuldeiser. Er
ontstaan meer verhaalsmogelijkheden.
b) Maakt het verschil als Bram en Eva niet in algehele gemeenschap van goederen zijn
gehuwd, maar onder het maken van huwelijkse voorwaarden, inhoudende koude
uitsluiting?
Nee dat maakt niet uit, want art. 1:85 BW geldt voor alle echtgenoten ongeacht welk
huwelijksgoederenregime van toepassing is. Dus het nou algehele gemeenschap van
goederen, beperkte gemeenschap van goederen, huwelijkse voorwaarden dat maakt niet uit.
Art. 1:85 BW dat blijft bestaan. Art. 1:85 BW staat in titel zes en dat is van toepassing op alle
echtgenoten. Dat is van toepassing op alle echtgenoten en als je dan doorgaat dan zie je dat
titel zeven echt specifiek gaat over de wettelijke gemeenschap van goederen, titel 8 over
huwelijkse voorwaarden en titel zes is echt van toepassing op alle echtgenoten. Dus het
maakt voor de toepasselijkheid van art. 1:85 BW geen verschil of ze in koude uitsluiting of
gemeenschap van goederen zijn gehuwd.
Er wordt gezegd bij art. 1:84 BW is bij koude uitsluiting geen gemeenschap en dan wordt er
naar de privéinkomens gekeken. Dat klopt. Daar zie je een verschil tussen huwelijkse
voorwaarden en inhoudende koude uitsluiting en de gemeenschap van goederen. Art. 1:84
BW gaat in beginsel als je kijkt naar de volgorde het gemene inkomen, die heeft het ook over
het gemene inkomen. Als je echt koude uitsluiting hebt en er ontstaat geen
huwelijksgemeenschap dan zal er ook van een gemeen inkomen en gemeen vermogen geen
sprake zijn. Dan heb je in dat geval alleen over de privévermogens, privéinkomens van de
echtgenoten.
6