Hoofdstuk 1 Wat is facility management? (Basisboek
FM)
1.2 Facility management
- Facility management is een ondersteunende functie.
- Soms valt het wel onder de kernactiviteiten van een bedrijf recreatiebranche
- Verantwoordelijk voor de optimale omgeving.
- Intern (medewerkers in primaire proces) vs. Extern
- Intensiteit van de relatie tussen facilitaire medewerker, interne en externe klant verschilt
per branche
Kantoorhoudende organisatie
- FM contact met interne klant (bv tijdens schoonmaken)
- Weinig contact met extern (bezoeker)
- Primaire medewerker wel veel contact met externe klant
Zorgsector
- FM ook intensief contact met externe klant (bezoeker) receptie, gastheren,
schoonmakers
Horeca/ recreatie
- Nadruk op ontvangen en faciliteren van externe klanten
- Geen interne klanten
1.3 Het werkveld van de facility manager
- Werkveld FM moeilijk te beschrijven
- Vb. ziekenhuis medisch facilitair & algemeen facilitair
- Reikwijdte is in NEN-normen vastgelegd zorgt voor internationale standaardisatie,
voorkomen van begripsverwarring, NEN-EN 15221 (2748 & 2745)
- Iedere norm heeft zijn eigen doelstelling
NEN 2748
- Huisvesting gebouwen en gebouwgebonden installaties, renovaties, nieuwbouw en
onderhoud
- Diensten en middelen hard services = betreffen het gebouw, installaties, onderhoud
soft services = betreffen gebruikersgebonden diensten
- ICT Informatie- en communicatie technologie niet overal valt hetzelfde deel onder
FM wel kantoorautomatisering, telefonie
- Externe voorzieningen
- Facility management managen van de facilitaire dienst alles wat niet direct
gerelateerd is aan facilitaire diensten of producten HRM, inkoop, etc
Facility Management is het management van alle diensten die aan de werkomeving gerelateerd
zijn en die nodig zijn om mensen te ondersteunen bij hun streven naar toegevoegde waarde.
Diensten: middelenbeheer is ook onderdeel van een dienst, activiteit van leveren
Werkomgeving: ook ruimer opvatten (in de sector, buiten kantoor)
Mensen: focuspunt, streven naar optimale condities
,Ondersteunen: van primaire functies
Toegevoegde waarde: moet worden gezien als aanjager van succes
, - Aandacht geven aan:
Interne klant
Externe klant
Diensten
Fysieke werkomgeving
Virtuele werkomgeving
1.4 De ontwikkeling van facility management in Nederland
Integratie = combineren van de huishoudelijke, technische en interne diensten tot één
bedrijfsonderdeel er was geen grip erop
- 1989: oprichting NEFMA (Nederlandse Facility Management Associatie)
- 1981 – US – IFMA
- 1988: boek Facility management, het professioneel besturen van kantoorhuisvesting (Jan
Regterschot)
- ‘Facility management is het integraal managen (plannen en bewaken) en realiseren van
de huisvesting, de services en middelen, die moeten bijdrage aan een doeltreffende,
doelmatige, flexibele, en creatieve verwezenlijking van de doelen van een organisatie in
een veranderde omgeving.’ = omschrijving van Regterschot = oude omschrijving
- Ontwikkelingsstadium verschillen in uitleg FM komt hiervandaan
- 1995: fusie van 3 facilitaire vakverenigingen
Facility Management Nederland nieuw FMI, tijdschrift IFMA
FMZ voor FM in zorgsector
ISM servicemanagers
- Flexibilisering, gastvrijheid en beleving belangrijkste onderwerpen klanten worden
kritischer door gewenning aan hoger serviceniveau
- Klantgerichtheid moet een basishouding zijn en vanzelfsprekend
- Gebouw wordt meer een strategisch middel (bv. identiteit, trekken van mensen,
bewerkstelligen van cultuurverandering)
- De klant is belangrijk (voor interne FB = hele bedrijf klant), iedereen andere klantrelatie
- Klantgroepen afdelingen en functies onder verdelen in categorieën om de hiërarchie
en verscheidenheid van de klant te doorgronden
- Branches = naam voor alle bedrijven die werken in een bepaalde categorie
diensten/producten
Onderwerpen
1. Gebouw
2. Installaties
3. Uitbesteding
4. Facilitaire informatiesystemen grip willen hebben op hoeveelheden
5. Facilitaire inkoop
6. Kengetallen
7. Kwaliteit
8. Ergonomie arbeidssituatie
9. Marketing klanttevredenheid
10. Kantoorinnovatie
11. Beleving imago
12. Gastvrijheid 13. Toegevoegde waarde wat levert het op