Hfst 23.
De systemische benadering past bij de inclusive theorie. Een mens is niet alleen en maken deel uit
van een bepaald systeem in werk of in prive context. Zoals: relatie, gezin, vrienden, organisatie en
team. Systeem denken is weten dat iets of iemand onderdeel uitmaakt van een groter geheel het
leren ‘zien’ van de onderliggende structuren achter de gebeurtenissen die op het eerste gezicht op
zichzelf staan en onafhankelijk van elkaar voorkomen. In coaching hebben we te maken met
onzichtbare dynamieken die gericht zijn op rust en balans in het systeem het handhaven van een
vertrouwde situatie.
Collega’s en gezin hebben vaak belang bij dat het gedrag van de client hetzelfde blijft herkenbaar,
vertrouwd en soms voorspelbaar. Voor de client is het lastig om de gedragsverandering door te
voeren. Innerlijk voelt de client onbehagen en ontevredenheid bang voor verandering.
In systemisch werken wordt er gezocht naar de rol van het individu binnen het systeem.
Coach zoekt naar terugkerende gedrags en/of interactiepatronen. En patroon is iets vaak voorkomt.
Bv: 1ste keer ruzie met ene baas, of voor de 2 de keer ruzie krijgen en 3de keer lijkt op een patroon.
De client wordt bewust van zijn eigen en coach gaan in gesprek client wordt bewust van zijn eigen rol
in het geheel en wordt gezocht naar gedragsalternatieven of veranderingen in systeem waar hij deel
van uitmaakt. Het opstellen van een client in ruimte, represtanten of symbolen wordt een opstelling
of ook wel constellatie. Systemisch coachen = begeleider is in staat om het grotere geheel erbij te
betrekken bv: genogram paragraaf 23.5.
23.1
Met ‘systematisch’ bedoelen we de invloed van het grotere geheel (het systeem) op het individu op
het functioneren en welbevinden van het individu. Systematisch coachen is een begeleidende
werkvorm waarbij represtanten of symbolen voor familieleden of organisaties dor de client worden
opgesteld in een ruimte, op een bepaalde plaats, met het gezicht in een bepaalde richting vanuit de
situatie zoals die nu is. Hierdoor worden dynamieken, patronen, spanningen pijnpunten zichtbaar en
voelbaar. In paragraaf 23.11 staat de zienswijze en methode van Franz Ruppert beschreven.
Het gaat over ervaren wat is, wat er mis is, wat eruit balans is, waar de onbewust spanning zit.
23.2
Patronen die helder zijn dient de taak die de client wordt zichtbaar en herkenbaar. Verdieping zien
en voelen, ervaren wat er ten diepste speelt en de taak van de client.
Fenomenologische houding je neemt als coach waar wat zich voordoet en daarmee kunt werken.
Fenomenologische houding je neemt als coach waar wat zich voordoet en daarmee kunt werken.
Fenomenologisch= verschijnselen (fenomenen) laten spreken (logos = woord). Aandacht hebben
voor wat er is, de werkelijkheid van hier en nu, mooier of lelijker te maken dan hij is.
Fenomenologische wijze accepteert het weten zonder te kennen de wijsheid van onzekerheid. De
coach vergt een open en ontvankelijke houding laat zijn oordeel los. Dit ervaren betekent dat je als
coach zicht krijgt op en gevoel krijgt voor de dynamieken in het systeem van de client.
Een dynamiek hangt nauw samen met de onderlinge relaties in het systeem. Client wordt bewust te
worden van de achtergrond en oorzaak van de ineffectief gedrag en gebrek aan wel bevinden.
23.3
Lotsverbondenheid is het sterkste tussen ouders en kinderen, broers, zussen en partners. Binnen
systemen gelden enkele ‘wetten’ of basisprincipes.
1
, Er zijn 3 lagen van ordeningen:
a. De algemene (grote) ordening: de komos, het universum, hemel en aarde, vroeger-nu-straks,
dag en nacht, leven dood. Deze ordeningen geldt voor ons allemaal.
b. Verticale ordeningen, verticale lijn: voorouders, ouders, kinderen, kleinkinderen. In
organisaties: oprichter, leider, teamlid.
c. Horizontale ordeningen, horizontale lijn: broers en zussen, partner, ex- partners, collega’s.
Iedereen heeft een plek, niemand mag worden uitgesloten. De natuurlijke orde en de dynamieken in
het systeem, zichtbaar en voelbaar in de opstelling, zij van grote invloed op de overtuigingen, de
waarden en de identiteit van de persoon en daarmee zeer bepalend voor de manier waarop iemand
zich gedraagt (Bateson).
Bij de ordening hoort ook balans ingeven, of ontvangen. Een familiesysteem wordt bij elkaar
gehouden d.m.v. balans. Dit gebeurt onuit gesproken ieder voelt wanneer de balans is verstoord.
Geven en nemen moet en in balans zijn binnen een systeem, wil het gedijen.
Als ik geef, dan neem ik in het geven. Als ik aanneem, dan geef ik in het aannemen.
Afbakenen is het vaststellen van grenzen en van verantwoordelijkheid. De ouder is de leider in het
systeem, kind is lid. Als de taken wisselen verliest zij positie als kind heeft consequenties voor zijn
plek. Bv:
Toen haar vader stierf nam zij de zorg over voor haar 3 broertjes omdat haar vader een drukke baan
had. Ze kon niet echt oudste zus zijn voor hen.
Als ene kin op de plek van de ouder gaat staan Bv: papa vindt mij liever dan jou. Dan verliest kind en
moeder van plek.
Dit leidt tot rolverwarring. Kind kan geen reëel kijk meer op de verhoudingen in het systeem. Kind
blijft zorgen voor de anderen en weinig voor zichzelf.
Bv:
Mijn vader was zeer belezen man met een brede interesse. Hij was nu 89 jaar en volkomen dement.
Hij zat in ene verzorgingshuis voor zich uit te staren. Ik bezocht hem regelmatig en kocht ijsjes voor
hem, die hij met smaak en veel geknoei opat; ik veegde zijn mond elke keer schoon. Ik kon de
verleiding om over hen te gaan moederen weerstaan door steeds in mezelf te herhalen: ik koop een
ijsje voor je en maak je mond schoon. Je bent en blijft mijn vader, ik ben en blijf jouw dochter. Op deze
manier bewaarde ik de orde, de rust evenals mijn liefde en respect voor hem.
23.4
Verstrikkingen zijn ervaringen als het balans uit het systeem is. Belangrijke verstrikkingen zijn:
- Parentificatie:
Het kind wordt ouder van de ouder, bv: als ouder ziek wordt (zorgen). Je krijgt grote
verantwoordelijkheid.
- Triangulatie:
Betekent driehoeksvorming. Je krijgt te maken met coalities, onuitgesproken afspraken,
driehoeksverhoudingen tussen kind en ouders. Als ouders naar de kind plek gaan omdat zij
‘vriendjes’ willen zijn met hun kind, verliest kind zijn ouders.
- Bemiddeling:
Kind gaat tussen de ouders staan meestal om vrede te bewaren.
- Identificatie:
Een van de leden van het systeem vereenzelvigt zich onbewust met een (overleden) ander lid van het
systeem.
- Symbiotische verstrikking