1. De student kan de kenmerken van een staat weergeven;
Een grondgebied (territorium)
Waar een gemeenschap van mensen woont
Waarover een organisatie het hoogste gezag uitoefent
Erkenning van de staat door andere staten
2. De student kan bronnen van staatsrecht benoemen;
Statuur van het koninkrijk der Nederlanden
De grondwet van koninkrijk
(organieke) wetten
Reglementen
Gewoonterecht
Verdragen
jurisprudentie
3. De student kan beschrijven wat de Grondwet is en wat er in geregeld wordt;
De grondwet regelt de inrichting en het functioneren van de Nederlandse staat en de staatsorganen
en de verdeling van de staatsmacht. Zo stelt art. 42 lid 1 GW dat de regering wordt gevormd door de
koning en de ministers. De grondwet vult het statuut aan voor wat betreft zaken die het gehele
koninkrijk betreffen. De grondwet is de hoogste wet in Nederland. De grondwet is in 1815 tot stand
gekomen.
4. De student kan de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden beschrijven;
Trias politica oftewel de triasleer. De drie functies van de overheid: wetgeving, bestuur en
rechtspraak, zouden uitgevoerd moeten worden door drie afzonderlijke organen die zich elk met één
van deze taken bezighoudt. De wetgeving moet in handen zijn van de volksvertegenwoordiging,
overheidsorganen moeten deze wetten uitvoeren en de rechter moet erop toezien dat de wet goed
wordt toegepast.
5. De student kan de vier pijlers van de rechtsstaat benoemen.
Legaliteitsbeginsel
o De overheid mag slechts optreden op grond van algemene regels die democratisch
tot stand zijn gekomen.
Onafhankelijke rechtspraak
o Een onafhankelijke rechter biedt burgers bescherming tegen overheidsoptreden dat
willekeurig is of op een andere manier in strijd is met het recht.
Spreiding van de overheidsmacht
Eerbiediging van de grondrechten
,Leerdoelen week 2 en 3.
1. De student kan in hoofdlijnen de ontwikkeling van grondrechten en mensenrechten weergeven;
Burgers zijn onderworpen aan het gezag van de overheid die hen veiligheid, bescherming en zorg
biedt. Daardoor leveren zij in feite een deel van hun eigen vrijheid in. In de middeleeuwen (vijfde tot
vijftiende eeuw) was dit zichtbaar in de absolute gehoorzaamheid van de burgers aan hun landheren
en aan de kerk, die tevens een overheersende positie innam in Europese samenleving. Later werd
het gehoorzame gedrag afgedwongen door de absolute heerschappij van koningen en andere
vorsten. Als reactie hierop ontstond aan het eind van de zeventiende eeuw in West-Europa het idee
dat mensen van nature gelijk zijn en daarom een aantal fundamentele rechten bezitten die ieder
ander, dus ook de overheid, moet respecteren. Volgens de Engelse filosoof John Locke (1632-1704)
heeft iedereen bijvoorbeeld het recht op leven, vrijheid en eigendom. (‘life, Liberty and property’).
De vrijheid van houdt immers op waar die van een ander begint. Het gaat echter om de essentie dat
ieder mens een bepaalde rechten heeft die horen bij het mens-zijn. Deze mensenrechten worden
grondrechten genoemd. Deze zijn onvervreemdbaar, dat wil zeggen dat ze niet aan een ander
kunnen worden overgedragen. Geïnspireerd door de Bill of Rights (1776) uit Amerika, met daarin
onvervreemdbare rechten als ‘life, Liberty and the pursuit of happiness’. En in Frankrijk de
Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen (1789).
In Nederland zijn vanaf 1814 steeds meer grondrechten op verschillende plaatsen in de Grondwet
vastgelegd. De grondwet is na het statuut de hoogste wet in Nederland.
2. De student kan uitleggen wat er onder klassieke en sociale grondrechten wordt verstaan en wat
het verschil is tussen beiden.
Klassieke grondrechten: waarborgen in zekere zin de vrijheden van burger die de overheid (zo veel
mogelijk) moeten respecteren, waardoor voor de burger een staatsvrije sfeer wordt gewaarborgd.
Dergelijke grondrechten zijn waarborg normen en worden ook wel vrijheidsrechten genoemd. Denk
hierbij aan recht op gelijk behandeling, kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy enz.
Sociale grondrechten: vormen als het ware een opdracht voor de overheid om ervoor te zorgen dat
er sociale gerechtigheid heerst in de samenleving en dat iedere burger kan beschikken over
voldoende gezondheidszorg, onderwijs en inkomen zodat iedereen zich kan ontplooien. Omdat
burgers de benodigde actie van de overheid niet persoonlijk kunnen afdwingen en men daarom
twijfelde aan het juridische gewicht van deze instructienorm. Zijn de sociale grondrechten pas in
1983 in de grondwet opgenomen. Denk hierbij aan recht op rechtsbijstand, voldoende
werkgelegenheid, een gezond leefmilieu enz. worden wel waarborgnormen genoemd.
3. De student kan horizontale en verticale werking van grondrechten toepassen;
Horizontale werking: de kern van de horizontale werking van de grondrechten, is tussen burgers
onderling. Bestaat hieruit dat burgers elkaar grondrechten moeten respecteren, maar dat de mate
waarin een grondrecht doorwerkt kan verschillen.
Verticale werking: grondrechten hebben, zoals gezegd, in de eerste plaats hun werking in de relatie
tussen burger en overheid. We spreken dan van verticale werking. Bij de klassieke grondrechten
(waarborgnormen) gaat het om onthouding van bemoeienis door de overheid; bij sociale
grondrechten (instructienormen) moet de overheid juist actief ingrijpen.
Klassieke grondrechten zijn vrijheidsrechten waarop burgers zich direct kunnen beroepen,
tegenover de overheid en burgers. Dus zowel verticaal als horizontaal. Sociaal horizontaal kan niet.
, 4. De student kan uitleggen hoe grondrechten kunnen worden beperkt;
1. De mogelijkheid om grondrechten te beperken moet worden vastgelegd in de Grondwet of
een verdrag.
2. De beperking dient ter bescherming van een bepaald doel dat in de Grondwet of het verdrag
is aangegeven.
3. De beperking en/of de bevoegdheid om beperken, moet worden vastgelegd in een wet in
formele zin of in een lagere regeling die daarop is gebaseerd.
4. (soms); de beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.
Voorbeeld: art. 6 lid 2 GW stelt ten aanzien van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging:
‘De wet kan terzake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels
stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of
voorkoming van wanordelijkheden.
In het 2e lid is dus opgenomen dat het grondrecht in lid 1 mag worden beperkt.
Uiteindelijk moet de beperking van een grondrecht altijd terug te voeren zijn op de grondwet!
5. De student kan eventueel aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat de betekenis is van de
verschillende klassieke grondrechten;
Je moet kunnen uitleggen vrijheid van meningsuiting betekend etc.
De wet maakt onderscheid tussen directe- en indirecte discriminatie. In het eerste geval gaat het om
discriminatie die rechtstreeks is gericht tegen een persoon of groep personen.
Voorbeeld van directe discriminatie:
tijdens het sollicitatiegesprek laat Paul zich ontvallen dat hij homo is. De werkgever vertelt hem dat
dit op de werkvloer niet goed zal worden ontvangen, zodat hij hem niet in dienst kan nemen. Een
zodanige afwijzing is in strijd met art. 1 GW.
Als de discriminatie niet direct op een persoon of groep is gericht, maar wel tot gevolg heeft dat deze
nadeel kan ondervinden van het gemaakte onderscheid, dan is er sprake van indirecte discriminatie.
Voorbeeld van indirecte discriminatie:
In een bepaalde organisatie werken de meeste vrouwen in deeltijd. Als aan deeltijders ten opzichte
van voltijders een relatief lagere beloning wordt geboden, dan is er sprake van indirecte discriminatie.
Ook zogenoemde positieve discriminatie, waarbij aan een bepaalde groep personen een
voorkeursbehandeling wordt gegeven, is soms toegestaan. Voorwaarde is dat het doel dat daarmee
gediend noodzakelijk is en redelijke verhouding staat tot het nadeel dat anderen van de discriminatie
ondervinden.
6. De student kan beschrijven hoe het toezicht op de naleving van grondrechten plaatsvindt;
Het vastleggen van grondrechten in de grondwet en verdragen alleen is niet voldoende. Er moet ook
een systeem zijn dat toeziet op de naleving en dat regelt hoe burgers op die grondrechten een
beroep kunnen doen. Een geschil over grondrechten kan worden voorgelegd aan de nationale
rechter. Een beroep op de rechter buiten Nederland is pas mogelijk na een eindoordeel van de
Nederlandse rechters.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kimreijman1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.