Nationale Politiek I
H1 The Country, the Nation and the State
Nederland is qua oppervlakte een klein land, maar als je kijkt naar bijvoorbeeld bevolkingsdichtheid
en het BNP is Nederland relatief groot. Het land heeft de bevolking gevormd en de bevolking heeft
geholpen het land te vormen.
Struggle against the water
Vanaf ongeveer 100 v.C. waren er vier immigratiestromen: drie Germaanse vanuit het Noorden en
één Keltische vanuit het zuidoosten. Julius Caesar bracht de bevolking in contact met de landen in
het zuiden, toen hij het land bezette (tot de Rijn en de Maas). De Romeinen werden door de
Germanen verdreven, waarna de macht werd overgenomen door het Frankische Rijk. Er waren drie
grote overstromingen. Na de overstromingen in de 10 e/11e eeuw werden er maatregelen genomen.
O.l.v. de hoogheemraadschappen kwamen er dijken en er werd land drooggelegd. -> eerste
democratie, ‘the Dutch built Holland’.
Three boundaries
Er zijn drie barrières die Nederland scheidt van haar buurlanden:
1. Taal en religie: de rivieren en ‘the Roman highway’ vormden een grens tussen noord
(Germanen) en zuid (Romeinen) wat leidde tot Nederlandse taal en protestantisme in het
noorden en de Franse taal en Katholicisme in het zuiden.
2. Politiek: 1384-1579 Boergondische en Habsburgse overheersing. Karel V was de laatste
troonopvolger van de Nederlanden. In 1555 volgde zijn zoon Philips II hem op, maar het volk
kwam in opstand tegen de kettervervolgingen van protestanten (Calvinisme). 1566:
beeldenstorm -> Hertog van Alva -> centralisatie en tiende penning -> volk in opstand o.l.v.
Willem van Oranje. 1572: Watergeuzen nemen Den Briel in -> keerpunt in opstand. 1579:
Unie van Utrecht. 1584: Willem van Oranje vermoord.
De contrareformatie zorgde voor het terugkomen van het Katholicisme. Het verdrag van Westfalen
(1648) zorgde voor een scheiding tussen noord (Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden) en
zuid (Habsburgse macht). Bij het Congres van Wenen (1815) werden België en Nederland als
bufferstaat samengevoegd met Willem I als koning. In 1830 scheidde België zich weer af na de
Belgische opstand, in 1839 werd dit geaccepteerd.
National Identity and Political Culture
Calvijn was populair in de Nederlanden, omdat hij zei dat het toegestaan was in opstand te komen
tegen een slechte leider. Het Calvinisme vormde in Nederland de basis voor de revolutie die
uiteindelijk zou leiden tot een onafhankelijk Nederland. De Gouden Eeuw zorgde voor tradities van
openheid en tolerantie. Het einde van de Duitse bezetting wordt vaak gezien als hergeboorte van
Nederland. De oorlog creëerde grotere steun voor parlementaire democratie, acceptatie van een
grote rol van de staat en bepaalde groepen in de samenleving. In de jaren ’60 werd Nederland gezien
als een van de meest progressieve landen in de wereld.
Nederland is een ‘Nation of Joiners’. Tijdens de verzuiling was dit voornamelijk in de vorm van
politiek en religie, maar na de ontzuiling en secularisatie ging het vooral om sport en recreatie,
consumenten- en milieuorganisaties. Later kwam er ook grote interesse in actie- en protestgroepen.
De Nederlandse burger is iemand die niet constant bezig is met het politieke debat, maar die, terwijl
hij zich bezighoudt met zijn eigen zaken, het collectieve belang in de gaten houdt en bereid is in te
grijpen wanneer nodig: ‘monitorial citizen’.
Constitutional development
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden is voornamelijk gevormd door het buitenland. Het
leek een staat die wilde vermijden een staat te worden (Simon Schama). Volgens Maarten Prak
, maakte de Franse revolutie Europa ondemocratischer; door het ontstaan van staten verdween het
lokale zeggenschap (binnen gilden en verenigingen). O.l.v. Frankrijk en met name Napoleon (1795-
1813) werd Nederland weer een monarchie, enorm gecentraliseerd en kwam er een Franse
grondwet.
Nederland heeft vele grondwetswijzigingen gekend:
1798: tijdens de Bataafse revolutie werd de eerste grondwet van Nederland opgesteld. Deze
was zeer progressief (algemeen kiesrecht, referenda).
1814: onder leiding van Willem I werd met de grondwet het Koninkrijk der Nederlanden
gesticht. Deze grondwet vormt nu nog steeds de basis (Nederland = monarchie,
eenheidsstaat en heeft tweekamerstelsel).
1848: Willem I laat Thorbecke (liberaal, belangrijkste punt: ‘huis van thorbecke’, de verdeling
van de staat in drie lagen (Rijk, Provincies, Gemeenten), waardoor een gedecentraliseerde
eenheidsstaat ontstaat) een nieuwe grondwet schrijven, vanwege: uitgebroken revoluties in
Europa (Frankrijk, Duitsland) en chantage (dreiging met openbaring homoseksuele
activiteiten). In de grondwet wordt vastgelegd:
- Ministeriële verantwoordelijkheid: de koning is onschendbaar en de ministers zijn voor
alles verantwoordelijk + hebben informatieplicht
- Rechtstreeks gekozen Tweede Kamer via censuskiesrecht (Thorbecke zag in dat dit niet
volledig democratisch was, maar vond nu dat iemand die financieel niet onafhankelijk
was ook niet politiek onafhankelijk kon zijn)
- Districtenstelsel
- Indirect gekozen Eerste Kamer
- Parlementaire rechten van de Tweede Kamer
- Rechten: bijvoorbeeld het recht van kerkelijke organisatie, waardoor katholieken zelf hun
kerk mochten inrichten -> bisschoppen aangesteld -> protestanten boos -> petitie aan
koning tegen bisschoppen -> koning gaat hier erg in mee, toont medeleven -> Thorbecke
moet als minister (hoofd kabinet) verantwoordelijkheid nemen -> kan dit niet doen
(tegen grondwet) -> treedt af.
1917: de pacificatie van Gent. Er speelden drie grote kwesties: schoolstrijd, algemeen
kiesrecht en sociale kwestie. O.l.v Cort vd Linde, met de WO1 op de achtergrond, worden
twee kwesties opgelost en wordt vrede gesloten tussen links en rechts. Inhoud:
- Financiële gelijkstelling bijzonder en openbaar onderwijs
- Algemeen kiesrecht (1917 mannen, 1919 vrouwen)
- Evenredige vertegenwoordiging
1983: algehele grondwetswijziging (invoering sociale grondrechten)
Sinds de kwestie Luxemburg van 1868 (koning Willem III wil tijdens de oorlog tussen Frankrijk en
Pruisen Luxemburg aan Frankrijk geven -> parlement is tegen, want dit brengt neutraliteit van NL in
gevaar, maar koning vindt dat ze er niks over te zeggen hebben -> parlement ontbonden -> motie
afkeuring ontbinding) geldt dat de regering moet aftreden wanneer het vertrouwen weg is (niet het
hele parlement). Deze regel is ongeschreven zodat hij flexibel en breed toepasbaar blijft.